ECLI:NL:GHARL:2016:10596

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 december 2016
Publicatiedatum
3 januari 2017
Zaaknummer
200.191.223/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van curator en benoeming opvolgend curator in ondercuratelestelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek tot ontslag van de curator van betrokkene, die onder curatele is gesteld. De moeder van betrokkene, verzoekster in hoger beroep, heeft het verzoek ingediend om de curator te ontslaan en haar broer tot opvolgend curator te benoemen. De kantonrechter had eerder, op 9 februari 2016, dit verzoek afgewezen, omdat er geen gewichtige redenen waren voor het ontslag van de curator. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de moeder en de curator zijn verschenen. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er spanningen zijn tussen de broer van betrokkene en de curator, wat de communicatie bemoeilijkt. Het hof heeft vastgesteld dat de omstandigheden sinds de eerdere beschikking zijn gewijzigd, maar dat dit niet leidt tot de conclusie dat de curator niet goed functioneert. De moeder heeft ter zitting ook aangegeven dat zij bereid is om samen te werken aan een omgangsregeling voor betrokkene. Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat de grieven van de moeder falen en heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd. De beslissing is genomen met inachtneming van het belang van betrokkene, waarbij goede communicatie tussen alle betrokkenen essentieel is.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.191.223/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 4239822 VC VERZ 15-98 CB 26139)
beschikking van 22 december 2016
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.S. Bauer te Leeuwarden,
en
[verweerder],
gevestigd te [B] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de curator.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.[de betrokkene] ,

wonende te [C] ,
verder te noemen: betrokkene,
2.
[de vader],
wonende te [D] ,
verder te noemen: de vader,
3.
[de broer],
wonende te [A] ,
verder te noemen: de broer.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Noord-Nederland, sector kanton, locatie Leeuwarden) van 9 februari 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 6 mei 2016;
- het verweerschrift van de curator met productie(s);
- een brief van mr. Bauer van 6 juni 2016 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Bauer van 10 juni 2016 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Bauer van 19 juli 2016 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Bauer van 7 november 2016 met productie(s).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 22 november 2016 plaatsgevonden. De moeder is verschenen, bijgestaan door haar advocaat en haar persoonlijk begeleider, de heer [E] van [F] . De curator is ook verschenen. Tevens is de broer verschenen. Het hof heeft de heer [G] , politiechef, toegestaan als informant in de zittingszaal aanwezig te zijn.
2.3
Op 13 december 2016 heeft mr. A.W. Beversluis, raadsheer-commissaris, in bijzijn van mr. D.M. Welbergen, griffier, betrokkene bezocht op zijn woonadres bij [H] te [C] waar hij met een rechterlijke machtiging is opgenomen. Hoewel zij elkaar persoonlijk hebben gezien, is het de raadsheer-commissaris niet mogelijk gebleken om met betrokkene te communiceren.

3.De vaststaande feiten

3.1
Betrokkene is geboren [in] 1983. Appellante is de moeder van betrokkene.
3.2
Bij beschikking van 15 augustus 2002 heeft de kantonrechter een bewind ingesteld over de gelden en goederen van betrokkene. Op verzoek van de moeder is betrokkene vervolgens op 11 augustus 2011 door de kantonrechter onder curatele gesteld. Daarbij is de heer [I] benoemd tot curator. Deze is bij beschikking van 27 juni 2014 vervangen door de huidige curator.
3.3
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 17 juni 2015, heeft de broer van betrokkene verzocht de curator te ontslaan en hem (naar de kantonrechter heeft begrepen:), tot curator te benoemen voor betrokkene. De moeder heeft als belanghebbende in eerste aanleg - kort en zakelijk weergegeven - aangegeven dat zij het verzoek van de broer ondersteunt.
3.4
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter dit verzoek afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1
In geschil is het ontslag van de curator en de benoeming van de broer tot opvolgend curator. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking beslist dat geen sprake is van gewichtige redenen die noodzaken tot het ontslag van de curator.
4.2
De moeder is met (zo begrijpt het hof) drie grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 9 februari 2016. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De moeder verzoekt het hof om de beschikking van 9 februari 2016 te vernietigen en opnieuw recht doende bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad het verzoek tot ontslag van de curator en benoeming van de broer tot curator toe te wijzen, kosten rechtens.
4.3
De moeder heeft haar verzoek ter zitting aangevuld in die zin dat zij subsidiair heeft verzocht zelf als opvolgend curator te worden benoemd.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ter beoordeling staat allereerst of sprake is van gewichtige redenen als bedoeld in artikel 1:385 lid 1 onder d BW die tot het ontslag van de curator zouden moeten leiden.
5.2
Het hof leest in de grieven van de moeder en de daarop namens haar gegeven toelichting geen andere relevante stellingen dan zij en de broer reeds in eerste aanleg hebben aangevoerd en die door de kantonrechter gemotiveerd en op goede gronden zijn verworpen. Het hof onderschrijft het oordeel van de kantonrechter dat geen sprake is van genoemde gewichtige redenen en neemt de motivering daarvan – na eigen onderzoek – over. In aanvulling daarop overweegt het hof als volgt.
5.3
Na de beschikking waarvan beroep zijn de omstandigheden gewijzigd. Betrokkene is in september jongstleden overgeplaatst van [J] naar een meer permanente woonplek van [H] . De moeder is, anders dan voorheen bij [J] het geval was, tevreden over de nieuwe afdeling van betrokkene en haar eerste ervaringen met de daar werkzame zorgverleners zijn positief.
5.4
De curator heeft sinds de bestreden beschikking, zo blijkt uit een aan hem gerichte brief van 10 maart 2016 van [H] , in ieder geval toestemming gegeven voor onderzoek van onder meer betrokkenes bloed. Reeds eerder tijdens het in functie zijn van de(ze) curator heeft betrokkene een tandheelkundige behandeling bij de kaakchirurg ondergaan en is betrokkene naar de uroloog geweest. Aldus blijkt niet dat betrokkene sinds de aanstelling van de curator medische zorg onthouden wordt zoals de moeder stelt. Verder had de curator reeds voor 18 juli 2016, de datum van zijn verweerschrift in appel, kennisgemaakt met het toekomstige afdelingshoofd en de toekomstige orthopedagoog van betrokkene. Ook had de curator toen al het nieuwe appartement bekeken dat betrokkene per september jongstleden heeft betrokken. Een en ander getuigt geenszins van desinteresse van de curator in betrokkenes wel en wee zoals de moeder aanvoert. Van disfunctioneren van de curator is naar het oordeel van het hof dan ook onvoldoende gebleken.
5.5
Ter zitting is het hof uit eigen waarneming gebleken dat de broer, zoals reeds eerder door de curator was aangegeven, een zogezegd kort lontje heeft. Zoals te doen gebruikelijk werden ter zitting eerst de verzoekster en de verweerder in de gelegenheid gesteld om een mondelinge toelichting te geven en zijn vervolgens eerst aan hen vragen gesteld. Terwijl de curator aan het woord was, liep de frustratie en boosheid bij de broer zo hoog op, hetgeen voor het hof ook uiterlijk waarneembaar was, dat hij de zittingszaal wenste te verlaten. Nadat de voorzitter hem had medegedeeld dat het hem vrijstond om te gaan, maar dat de behandeling ter zitting zou worden voortgezet, is de broer in eerste instantie toch in de zittingszaal gebleven. Het hof heeft de zitting vervolgens voor korte tijd geschorst om de gemoederen wat tot bedaren te brengen. Tijdens deze schorsing heeft de parketpolitie op verzoek van het hof plaatsgenomen in de hal van het gerechtsgebouw. Na hervatting van de zitting bleek de broer te zijn vertrokken. De behandeling is zonder hem voortgezet. Deze gang van zaken bevestigt naar het oordeel van het hof het standpunt van de curator dat de moeizame communicatie met de broer en de moeder met name veroorzaakt wordt door de beledigende en dreigende houding van de broer jegens hem. Ook de heer [G] voornoemd, sinds de opname van betrokkene in 2011 betrokken bij de familie, heeft uit eigen ervaring aangegeven dat het moeilijk communiceren is met de moeder en de broer en dat je gauw met hen, helemaal met de broer, in conflict raakt. Zij kunnen zich beledigend uitlaten, aldus [G] . Ook de eerste curator heeft zich daardoor kennelijk genoodzaakt gezien zijn ontslag aan te vragen.
5.6
Mede gelet op genoemde recente ontwikkelingen ziet het hof in het benoemen van een andere (professionele) curator, louter en alleen ter bevordering van een betere samenwerkingsrelatie met de familie, geen toegevoegde waarde. Dat zou dan al de derde opvolgend curator worden in vijf jaar tijd. Gezien de opstelling van de broer en, zij het in mindere mate, van de moeder ter zitting in combinatie met het reeds eerder bedreigende gedrag van de broer richting de curator en ook jegens de voormalige zorginstelling [J] , vreest het hof ingeval van een nieuwe curator met name voor een herhaling van zetten en dus nieuwe conflicten. De oplossing van deze kwestie moet eerder gezocht worden in het verbeteren van de huidige verstandhoudingen. Alles en iedereen, de familie, de curator en het nieuwe behandelend team van betrokkene, zal zich daar in het belang van betrokkene ten volle voor dienen in te zetten. Juist in zaken van ondercuratelestelling waarbij het gaat om handelingsonbekwame zeer kwetsbare personen is een goede communicatie van groot belang. Als het de mensen om betrokkene heen lukt om tot een constructieve samenwerkingsrelatie te komen, dan zal betrokkene daar wel bij varen. In dit verband stemt het hoopvol dat de moeder content is met de nieuwe woonplek en zorgverleners van betrokkene en dat de curator en de moeder, hoewel laatstgenoemde ietwat schoorvoetend, zich ter zitting (nog steeds) bereid hebben verklaard om samen te werken aan - waar voor betrokkene mogelijk - het gefaseerd opbouwen van een omgangsregeling, waarbij betrokkene zo mogelijk bij de moeder thuis kan komen. De door de curator daarbij genoemde kanttekening dat hij alleen maar kan meewerken aan (uitbreiding van de) omgang als de orthopedagoog van [H] dat verantwoord vindt, acht het hof een terechte kanttekening en vormt een noodzakelijke basisvoorwaarde in deze. Het tempo en de voortgang van de omgangsregeling zal primair bepaald worden door het welzijn van betrokkene, waarbij het professionele oordeel van de betrokken zorgverleners leidend is. Zeker gezien de van kracht zijnde rechterlijke machtiging is de invloed van de curator op de frequentie en intensiteit van de omgang van betrokkene met zijn familie maar zeer beperkt. De moeder en de broer dienen zich daarvan bewust te zijn.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Noord-Nederland, sector kanton, locatie Leeuwarden) van 9 februari 2016;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, A.W. Beversluis en M.P. den Hollander, bijgestaan door mr. D.M. Welbergen als griffier, en is op 22 december 2016 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.