ECLI:NL:GHARL:2016:10594

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 december 2016
Publicatiedatum
3 januari 2017
Zaaknummer
200.182.858/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake curatele, onderbewindstelling en mentorschap van een betrokkene met geestelijke stoornis

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, waarbij de betrokkene onder curatele is gesteld. De betrokkene, een 22-jarige vrouw met een licht verstandelijke beperking en een geestelijke stoornis, is eerder onder bewind en mentorschap gesteld. De moeder van de betrokkene was benoemd als bewindvoerder en mentor. De moeder heeft verzocht om de omzetting van de onderbewindstelling en het mentorschap naar curatele, wat door de kantonrechter is toegewezen. De betrokkene is in hoger beroep gekomen en verzoekt de beschikking te vernietigen, met het argument dat de bestaande beschermingsmaatregelen voldoende zijn.

Tijdens de zitting van het hof is naar voren gekomen dat de betrokkene kwetsbaar is en dat er zorgen zijn over haar sociale contacten, met name met een oudere man met een drugsverleden. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene niet in staat is haar belangen behoorlijk waar te nemen en dat de bestaande maatregelen niet voldoende bescherming bieden. De moeder heeft bezwaar gemaakt tegen het verzoek van de betrokkene om haar als curator te ontslaan, maar het hof oordeelt dat de zorgen van de ouders over de betrokkene gerechtvaardigd zijn. Het hof bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter en compenseert de kosten van het hoger beroep, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.182.858/01
(zaaknummers rechtbank 4401713 MT VERZ 15-6935 en 4401759 MT VERZ 15-6936)
beschikking van 22 december 2016
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. H. de Kroon te Hilversum,
en
[verweerster] ,
wonende te [A] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de curator of de moeder,
advocaat: mr. S. Bharatsingh te Den Haag.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.[de vader] ,

wonende te [B] ,
verder te noemen: de vader,
2. [de zuster] ,
wonende te [A] ,
verder te noemen: de zuster.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, van 1 oktober 2015, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 23 december 2015;
- het verweerschrift met productie(s);
- een brief van mr. De Kroon van 9 februari 2016 met productie(s);
- een journaalbericht namens mr. Bharatsingh van 12 februari 2016 met productie(s);
- een journaalbericht namens mr. Bharatsingh van 19 mei 2016 met productie(s);
- een brief van mr. Bharatsingh van 28 juni 2016;
- een journaalbericht namens mr. Bharatsingh van 26 september 2016 met productie(s).
2.2
Ter zitting van 9 juni 2016 is de zaak aangehouden, omdat betrokkene vanwege gezondheidsredenen niet was verschenen. De mondelinge behandeling is voortgezet op
22 november 2016. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Ook zijn verschenen de vader en de zuster.

3.De vaststaande feiten

3.1
Betrokkene is geboren [in] 1994. Verzoekster in eerste aanleg is de moeder van betrokkene.
3.2
Bij beschikking van de kantonrechter van 25 juli 2012 zijn de goederen van betrokkene onder bewind gesteld en is ten behoeve van betrokkene een mentorschap ingesteld. De moeder is daarbij als bewindvoerder en mentor benoemd.
3.3
De moeder heeft op 27 augustus 2015 bij de kantonrechter een verzoek tot ondercuratelestelling in plaats van bewind en mentorschap ingediend.
3.4
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter betrokkene onder curatele gesteld wegens een geestelijke stoornis en de moeder tot curator benoemd.
3.5
Bij beschikking van de kantonrechter van 28 december 2015 is het verzoek van betrokkene tot ontslag van de moeder als curator en benoeming van een nieuwe curator afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1
In geschil is de omzetting van de onderbewindstelling en het mentorschap van
betrokkene in de ondercuratelestelling van betrokkene. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking tot die omzetting beslist.
4.2
Betrokkene is met (naar het hof begrijpt) drie grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 1 oktober 2015. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. Betrokkene verzoekt 1) de beschikking waarvan beroep te vernietigen, 2) te bepalen dat de bestaande beschermingsmaatregelen afdoende zijn, aangezien deze de belangen van betrokkene voldoende behartigen en 3) de moeder te veroordelen in de kosten van deze procedure, een en ander voor zover de wet het toelaat uitvoerbaar bij voorraad.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Nu mr. Baharatsing ter zitting van 9 juni 2016 heeft verklaard zijn verweer in hoger
beroep met betrekking tot de ontvankelijkheid in appel niet meer te handhaven, behoeft dit punt gelet op artikel 1:381 lid 6 Burgerlijk Wetboek (BW) geen bespreking meer.
5.2
Ingevolge artikel 1:378 lid 1 sub a van het BW kan een meerderjarige door de kantonrechter onder curatele worden gesteld, wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. gewoonte van drank- of drugsmisbruik,
en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.
Op grond van 1:383 lid 2 en lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de curator de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
5.3
Betrokkene is een 22-jarige jonge vrouw met een licht verstandelijke beperking (TIQ 72). Zij is bekend met het syndroom van Dandy Walker (waterhoofd). Uit de stukken, waaronder een Psychologisch onderzoek van 16 november 2015 van Pedagogische en Psychologische Adviespraktijk GO, een Orthopedagogisch verslag van 5 april 2016, aangevuld op 12 mei 2016, van Pedagogiek & Zo en een verslag van 16 september 2016 van een Psychodiagnostisch onderzoek door ORTHOadvies, alsmede de behandeling ter terechtzitting is naar voren gekomen dat betrokkene op sociaal-emotioneel gebied jong en kwetsbaar is. Zij is weinig weerbaar, makkelijk beïnvloedbaar en onvoldoende assertief. Haar begrip blijft achter bij haar presentatie. Daardoor bestaat een groot risico op overschatting en overvraging, zowel door anderen als zichzelf. Betrokkene is (te) goed van vertrouwen en ziet geen verschil tussen goede en kwade bedoelingen van mensen. Daarnaast vertoont betrokkene gedragsproblemen en kampt zij met psychiatrische klachten. Betrokkene heeft enkele dagen voor de zitting van 9 juni 2016 een poging tot suïcide gedaan. Destijds was zelfs sprake van een mogelijk gedwongen opname van betrokkene door tussenkomst van het Openbaar Ministerie. Zover heeft het gelukkig niet hoeven komen. Betrokkene heeft bij voortduring bescherming van volwassenen nodig in het dagelijks leven. Zij zal zich nimmer zelfstandig kunnen redden in de maatschappij. Het hof begrijpt de frustratie die dat bij betrokkene teweegbrengt.
5.4
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat voldoende is gebleken dat betrokkene duurzaam niet in staat is haar belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van haar lichamelijke of geestelijke toestand.
5.5
Tegen die achtergrond deelt het hof de zorgen van de ouders van betrokkene over haar relatie met een 25 jaar oudere man met een drugsverleden. Ter zitting is gebleken dat betrokkene, ondanks haar verhuizing naar een andere plaats en overige beperkende maatregelen, nog steeds contact met hem heeft. Daarom is het bewerkstelligen en voortduren van de handelingsonbekwaamheid van betrokkene via de maatregel van curatele nodig. Alleen op die manier kan aan betrokkene - ter bescherming van haarzelf - het contact met bepaalde personen worden verboden. Voldoende behartiging van de belangen van betrokkene kan dan ook niet met de minder verstrekkende voorzieningen van onderbewindstelling en mentorschap worden bewerkstelligd.
5.6
Voor het geval de curatele zou worden bekrachtigd heeft mr. De Kroon ter zitting aanvullend verzocht de moeder als curator te ontslaan en een andere curator te benoemen. Van de kant van de moeder is bezwaar gemaakt tegen dit verzoek wegens strijd met de goede procesorde. Gebleken is dat betrokkene nog maar kort geleden een zelfde verzoek tot ontslag van de moeder als curator aan de kantonrechter heeft voorgelegd. Hoewel betrokkene van de daarop afwijzende beschikking van 28 december 2015 geen appel heeft ingesteld, kan het aanvullende (subsidiaire) verzoek van betrokkene, gelet op het debat van partijen in die recente procedure, thans voor de moeder geen hele grote verrassing zijn. Van strijd met de goede procesorde is naar het oordeel van het hof dan ook geen sprake. Namens betrokkene zijn ter zitting echter geen andere relevante stellingen aangevoerd dan zij reeds in die eerdere procedure heeft aangevoerd en die door de kantonrechter op 28 december 2015 gemotiveerd en op goede gronden zijn verworpen. Het hof onderschrijft dat oordeel van de kantonrechter en neemt de motivering daarvan - na eigen onderzoek - over.
5.7
Bovendien zal verandering van de curator niet de oplossing zijn voor de door betrokkene ervaren onvrede. Betrokkene woont sinds februari 2016 in het [C] te [D] . Zij voelt zich daar niet echt thuis. Het liefst zou zij terug willen naar haar vorige woonplek van [E] in [A] . Zij kreeg daar meer vrijheid. Dat betrokkene zich afzet tegen de grenzen die worden gesteld in haar huidige woonvorm acht het hof begrijpelijk. Dat past bij de ontwikkelingsfase waarin zij zich thans bevindt. Deze kenmerkt zich door het streven naar autonomie. Daar hoort ook het losmaken van de ouders bij. Betrokkene verlangt logischerwijs naar een zo normaal mogelijk bestaan als jongvolwassene en is er aan toe om meer op eigen benen te staan. Het hof is daarom van oordeel dat de oplossing van de actuele problematiek rondom betrokkene eerder gezocht moet worden in een goed (ronde tafel)gesprek tussen alle betrokkenen. Bij een dergelijk gesprek dient in het bijzonder aandacht te zijn voor de (relationele) ontwikkeling van betrokkene en haar invoelbare behoefte aan vrijheid. Ter zitting heeft de moeder aangegeven er zeker voor open te staan om desnoods via deskundigen te onderzoeken wat de juiste woonplek is voor betrokkene.

5.De slotsom

5.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen en beslissen als volgt.
5.2
Gelet op de omstandigheid dat partijen in familierechtelijke rechtsbetrekking tot elkaar staan en het geschil hieruit voortvloeit, zullen de kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd zoals hierna vermeld. In hetgeen mr. De Kroon daartoe heeft aangevoerd ziet het hof geen aanleiding om anders te beslissen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, van 1 oktober 2015;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, A.W. Beversluis en J.G. Idsardi, bijgestaan door mr. D.M. Welbergen als griffier, en is op 22 december 2016 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.