Uitspraak
[verzoeker],
1.Het verloop van de procedure
2.De beoordeling van het verzoekDe ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek
De gronden van het wrakingsverzoek
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 december 2016 het verzoek tot wraking van mr. I. Tubben afgewezen. Het verzoeker, die in een faillissementsprocedure betrokken was, stelde dat hij onvoldoende gelegenheid had gekregen om zijn standpunt naar voren te brengen tijdens de mondelinge behandeling op 23 november 2016. Hij gaf aan dat zijn advocaat, mr. J.Ph. van der Veen, niet adequaat had gereageerd op vragen van de voorzitter, wat hem in paniek deed raken vanwege zijn handicap (ADD). De wrakingskamer oordeelde dat de aangevoerde feiten geen grond vormden voor wraking. De voorzitter had voldoende gelegenheid geboden voor het voeren van het woord en de behandeling had meer dan twee uur geduurd, wat boven het gebruikelijke half uur lag. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de voorzitter en dat de procedure op een eerlijke manier was verlopen. Het verzoek tot wraking van de andere raadsheren, mr. B.J.H. Hofstee en mr. M.A.L.M. Willems, werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het verzoek hiertegen was ingetrokken. De beslissing benadrukt het belang van een eerlijke behandeling van zaken, vooral voor personen met een beperking, en bevestigt dat de rechterlijke onpartijdigheid moet worden vermoed, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken.