Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 11 augustus 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2.Het geding in hoger beroep
hof die beschikking te vernietigen en als volgt te beslissen: de door de GI verzochte verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen alsnog af te wijzen.
mr. Dijkstra met bijlagen (reactie van de vader van 10 januari 2016 op de NIFP-rapportages).
3.De vaststaande feiten
ter griffie van de rechtbank op 19 juni 2015, heeft de GI de rechtbank verzocht de ondertoezichtstelling van zowel [de minderjarige1] als [de minderjarige2] te verlengen, met 12 maanden.
4.De motivering van de beslissing
de verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] voor de periode van
21 augustus 2015 tot 20 februari 2016.
De moeder heeft ter zitting van het hof nog naar voren gebracht dat zij op korte termijn
van de verrichte forensisch psychologische onderzoeken en dat zij het in het belang van de kinderen acht om deze af te wachten, zodat het hof de uitkomsten hiervan kan betrekken bij zijn oordeel.
twee weken de definitieve NIFP-rapportages te overleggen, waar de vader binnen twee weken op mocht reageren. Bij journaalbericht van 11 december 2015 zijn de NIFP-rapportages door de moeder overgelegd. De vader heeft hierop bij brief van 10 januari 2016 gereageerd en heeft hierbij het hof tevens verzocht om een bijzondere curator voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] aan te stellen.
Er is op dit moment geen enkel contact tussen hen beiden. De GI heeft de afgelopen
Thans richt de GI zich op de gevolgen van de strijd die de ouders met elkaar voeren voor de kinderen. Er bestaan op dit punt grote zorgen, zoals het heftige verzet van met name [de minderjarige1] tegen omgang met de vader, alsmede de afwijzing die beide kinderen zonder duidelijke aanleiding jegens hun vader laten blijken. Er vindt als gevolg hiervan sinds mei 2015 geen omgang meer plaats tussen de vader en de kinderen. De GI zal naar aanleiding van de uitkomsten van de verrichte forensisch psychologische onderzoeken bezien bij welke benadering, al dan niet met het inzetten van extra zorg en begeleiding, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]
onder de huidige omstandigheden het meest baat zullen hebben. De conclusies uit de NIFP-rapportages en de eventueel noodzakelijk geachte hulpverlening zullen met de kinderen besproken moeten worden. Nu de moeder eerder (telkens) geen medewerking heeft verleend aan het tot stand laten komen van gesprekken tussen de GI en de kinderen en in aanmerking genomen dat zij de ontwikkelingsbedreigingen niet onderkent, zal een en ander in het kader van de ondertoezichtstelling moeten gebeuren.
te kunnen dragen dat de bevindingen uit de NIFP-rapportages met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] kunnen worden besproken en dat de voor hen (eventueel) noodzakelijk geachte hulp en begeleiding kan worden opgestart. Naar het oordeel van het hof is voldoende komen vast te staan dat dit niet in een vrijwillig kader zal kunnen plaatsvinden. Het hof zal de beschikking waarvan beroep dan ook bekrachtigen.
5.De beslissing
mr. H.J. de Ruijter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 9 februari 2016 in bijzijn van de griffier.