Parketnummer: 21-006491-15
Uitspraak d.d. 22 december 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 10 november 2015 met parketnummer 05-740249-15 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1954] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Bij akte van 30 maart 2016 heeft de verdachte het hoger beroep partieel ingetrokken met betrekking tot feit 1.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder 2, 3 en 4 is ten laste gelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 13 december 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaren en onder de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht, een meldplicht en een contactverbod zoals opgelegd door de rechtbank. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] heeft de advocaat-generaal gevorderd dat deze gedeeltelijk zal worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. I.T.H.L. van de Bergh, naar voren is gebracht. De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 en 3 ten laste gelegde. Ten aanzien van een bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd reeds omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep- tenlastegelegd dat:
2.
Hij op meerdere tijdstippen althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 1 december 2014 tot en met 25 maart 2015 te Wijchen en/of te Nijmegen, althans in Nederland, (telkens), buiten echt ontuchtige handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, te weten het betasten van het lichaam en/of de borsten en/of het geven van een (tong)zoen op de mond en/of het steken van een of meer van verdachtes vinger(s) en/of zijn, verdachtes, vuist en/of zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of de mond, heeft gepleegd met [slachtoffer] , geboren [2002] , die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt;
3.
Hij op meerdere tijdstippen althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 1 december 2014 tot en met 25 maart 2015 te Wijchen en/of te Nijmegen, althans in Nederland, (telkens), ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [2002] , hierin bestaande dat hij het lichaam en/of de borsten van die [slachtoffer] heeft betast en/of die [slachtoffer] een (tong)zoen op de mond heeft gegeven en/of een of meer van verdachtes vinger(s) en/of zijn, verdachtes, vuist en/of zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of de mond van die [slachtoffer] heeft gestoken;
4.
hij op of omstreeks 15 april 2015 te Ede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend
- die [slachtoffer] opgezocht en/of benaderd en/of
- die [slachtoffer] een brief gegeven en/of
- die [slachtoffer] toegevoegd dat zij die brief, onder andere inhoudende “Of je schrijft een brief waarin je alles verteld dat je alles gelogen hebt en [verdachte] jou nooit met een vinger heeft aangeraakt, jij zelf via het AMK het huis uit wilde en [verdachte] en [betrokkene] uit elkaar wilde hebben en daarom al die leugens verzon” en/of “Als je binnen 1 week niet aan deze eisen voldoet dan is het voorbij met jou leven, want dan krijg je een 22 milimeter kogel door je botte hersens, meer ben jij niet waard naar wat jij allemaal veroorzaakt hebt en let op wanneer jij of je ouders de politie inschakelen dan hoef jij niet meer te wachten dan is het met jou gelijk gebeurd” moest lezen en/of
- die [slachtoffer] toegevoegd: “Kijk, hier heb ik een pistool en die kan je door je hoofd krijgen als je zo doorgaat” en/of “Ik kom de volgende keer terug” althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- een mes althans een dergelijk voorwerp, aan/tussen de broekriem/band laten zien aan die [slachtoffer] .
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkwamen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 en 3 ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer] onbetrouwbaar zijn en niet voor het bewijs gebezigd mogen worden. Verdachte heeft bekend dat hij seksueel getinte berichten aan [slachtoffer] heeft verstuurd, maar hij heeft haar met geen vinger aangeraakt.
Het hof overweegt het volgende.
Betrouwbaarheid van [slachtoffer]
Evenals de rechtbank en de advocaat-generaal, en anders dan van de zijde van de verdachte is betoogd, acht het hof de verklaringen van aangeefster [slachtoffer] , voor zover tot bewijs gebezigd, geloofwaardig en betrouwbaar.
Daarbij neemt het hof in aanmerking dat haar verklaringen concreet en gedetailleerd zijn en dat het daarin beschreven misbruik (veelal) tot specifieke dagen en plaatsen is te herleiden. Die verklaringen vinden op onderdelen steun in de overige bewijsmiddelen, zoals hierna zal worden overwogen, en maken op het hof een authentieke indruk. Het hof heeft geen aanwijzingen dat [slachtoffer] de door haar omschreven seksuele handelingen heeft verzonnen of overdreven. In de eerste twee studioverhoren, op 23 april en op 13 mei 2015, heeft zij direct gedetailleerd verklaard over ontuchtige handelingen die verdachte bij haar deed, te weten dat verdachte meerdere malen met zijn vingers in haar vagina is geweest. Dat het de eerste keer haar veel pijn heeft gedaan en dat zij toen ook heeft gebloed. De verdachte heeft ook haar lichaam betast en haar borsten vastgepakt en daarin geknepen. Dit gebeurde telkens als zij bij haar oma en verdachte bleef logeren in Wijchen, van 9 tot en met 11 januari 2015 en van 6 tot en met 8 februari 2015. Het binnendringen in haar vagina is ook eenmalig gebeurd in de auto van verdachte, dit was ook in Wijchen.
Gedurende de procedure in hoger beroep is aangeefster [slachtoffer] , op verzoek van de verdediging, opnieuw gehoord. Op 1 september 2016 werd [slachtoffer] gelet op haar jonge leeftijd nogmaals in de verhoorstudio door een gespecialiseerde politieverhoorder gehoord. In dit studioverhoor heeft zij een nadere invulling gegeven van hetgeen is voorgevallen tussen haar en de verdachte en heeft zij verdergaand over het seksueel binnendringen door de verdachte, het ‘pijpen’ en ‘neuken’, verklaard. Op de vraag waarom [slachtoffer] daar niet eerder over heeft verklaard antwoordt ze: (tijd 15.10.02; G= getuige [slachtoffer] ; V= verhoorder):
“
G: Ik was zelf heel errug bang… Tot… daar (trekt met mond) niks aan gedaan werd.
V: en wat maakte jou dan zo bang dat je dacht dat daar niks aan gedaan zou worden?
G: Dat de eerste keer al bijna alles, niks had verteld
V: En wat maakte het dan de eerste keer dat je het NIET vertelde…
(…)
G: … Ja, de eerste keer was heel nieuw voor mij, ik was nooit verhoord en ik ben nog nooit, ik was ook nog nooit bij de politie geweest
V: Hmhmm
G: …. En ik was best wel heel erg zenuwachtig. En als ik zenuwachtig ben, dan komen er andere stukjes uit en dan blijven er ook een hoop stukjes hangen die ik niet WIL. Jaaa… ik wou het wel zeggen maar ik KON het gewoon niet want… bij mijn hoofd zei dat ik het niet mocht zeggen.
V: Jouw hoofd zei dat je het niet mocht zeggen.
G: Ja mijn hoofd dacht, laat het daar maar bij en zeg maar niet wat er nog meer is gebeurd.”
In de omstandigheid dat [slachtoffer] niet reeds vanaf het begin in haar eerste verklaring heeft gesproken over verdergaande penetratie door de verdachte en de orale bevrediging, ziet het hof evenmin reden tot twijfel aan de betrouwbaarheid van haar hierover afgelegde verklaringen. Het hof acht het begrijpelijk en invoelbaar dat [slachtoffer] mede gelet op haar jonge leeftijd, de omstandigheid dat zij voor het eerst een verhoor door de politie onderging en het betreffende onderwerp (seksualiteit), kennelijk vanuit een terughoudendheid uit angst en door zenuwen, niet reeds in die eerste studioverhoren over het meest vergaande misbruik heeft gesproken. Dat er bij nauwkeurige vergelijking van de verklaringen verschillen zijn te constateren, zoals door de raadsman is betoogd, doet naar het oordeel van het hof, gegeven de overeenstemming in de kern van de verklaringen, aan de betrouwbaarheid van de verklaringen niet af. [slachtoffer] verklaringen geven naar het oordeel van het hof in hun geheel bezien een consistent beeld van het seksueel misbruik dat tussen haar en verdachte heeft plaatsgevonden.
Steunbewijs
Daarnaast is het hof van oordeel dat er voldoende steunbewijs voor de verklaringen van [slachtoffer] voorhanden is.
De verklaringen van [slachtoffer] zijn, zoals hiervoor overwogen, concreet en gedetailleerd, waardoor het daarin beschreven misbruik (veelal) tot specifieke dagen en plaatsen is te herleiden. Uit verklaringen van getuigen en van de verdachte zelf blijkt dat de verdachte met deze dagen en plaatsen, en daarmee de gelegenheid tot het door [slachtoffer] beschreven seksueel misbruik, in verband kan worden gebracht.
Het hof is voorts van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] over het seksueel binnendringen, het pijpen en het betasten van haar borsten en vagina, steun vinden in de Facebook conversaties en de vele Skype gesprekken (chats) tussen haar en verdachte. Deze chatberichten, welke verdachte bekend heeft te hebben gevoerd met [slachtoffer] , zijn veelal seksueel getint. Naar het oordeel van het hof blijkt uit deze berichten overduidelijk dat de verdachte een seksuele belangstelling voor [slachtoffer] had. Enerzijds bevatten deze conversaties passages over wat de verdachte wenst te doen op seksueel vlak met [slachtoffer] in de toekomst. Anderzijds bevatten deze conversaties passages over seksuele handelingen die in het verleden lijken te zijn gebeurd, waarin wordt gesproken over ‘vingeren’, ‘tongzoenen’, ‘neuken’ en ‘pijpen’.
Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van het hof niet worden gezegd dat de door [slachtoffer] genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Het hof acht de ontkenning van verdachte van het seksueel misbruik niet geloofwaardig.
Conclusie
Het hof is, in het licht van het voorgaande, van oordeel dat de door verdachte en zijn raadsman gevoerde verweren strekkende tot vrijspraak van het onder 2 en 3 laste gelegde, worden weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
De verweren van de raadsman worden verworpen.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
2.
Hij op meerdere tijdstippen
althans op enig tijdstipin
of omstreeksde periode van 1 december 2014 tot en met 25 maart 2015 te Wijchen en/of te Nijmegen,
althans in Nederland, (telkens
),buiten echt ontuchtige handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, te weten het betasten van het lichaam en/of de borsten en/of het geven van een (tong)zoen op de mond en/of het steken van een of meer van verdachtes vinger(s) en/of
zijn, verdachtes, vuist en/ofzijn, verdachtes, penis in de vagina en/of mond, heeft gepleegd met [slachtoffer] , geboren [2002] , die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt;
3.
Hij op meerdere tijdstippen
althans op enig tijdstipin
of omstreeksde periode van 1 december 2014 tot en met 25 maart 2015 te Wijchen en/of te Nijmegen,
althans in Nederland, (telkens
),ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en
/of opleiding en/ofwaakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [2002] , hierin bestaande dat hij het lichaam en/of de borsten van die [slachtoffer] heeft betast en/of die [slachtoffer] een (tong)zoen op de mond heeft gegeven en/of een of meer van verdachtes vinger(s)
en/of zijn, verdachtes, vuisten/of zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of mond van die [slachtoffer] heeft gestoken;
4.
hij op
of omstreeks15 april 2015 te Ede, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,immers
heeft/hebben verdachte en
/ofzijn mededader
(s)opzettelijk dreigend
- die [slachtoffer] opgezocht en
/ofbenaderd en
/of
- die [slachtoffer] een brief gegeven en
/of
- die [slachtoffer] toegevoegd dat zij die brief, onder andere inhoudende “Of je schrijft een brief waarin je alles verteld dat je alles gelogen hebt en [verdachte] jou nooit met een vinger heeft aangeraakt, jij zelf via het AMK het huis uit wilde en [verdachte] en [betrokkene] uit elkaar wilde hebben en daarom al die leugens verzon” en
/of“Als je binnen 1 week niet aan deze eisen voldoet dan is het voorbij met jou leven, want dan krijg je een 22 milimeter kogel door je botte hersens, meer ben jij niet waard naar wat jij allemaal veroorzaakt hebt en let op wanneer jij of je ouders de politie inschakelen dan hoef jij niet meer te wachten dan is het met jou gelijk gebeurd” moest lezen en
/of
- die [slachtoffer] toegevoegd:
“Kijk, hier heb ik een pistool en die kan je door je hoofd krijgen als je zo doorgaat” en/of“Ik kom de volgende keer terug”
althans woorden van gelijke aard en/of strekkingen
/of
- een mes althans een dergelijk voorwerp,
aan/tussen de broekriem/band laten zien aan die [slachtoffer] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 2 en 3 bewezen verklaarde levert op:
De eendaadse samenloop van
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
ontucht plegen met een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige,
meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich gedurende enkele maanden schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van zijn stief-kleindochter [slachtoffer] , die destijds twaalf jaar oud was. Dit misbruik heeft onder meer bestaan in het seksueel binnendringen van het slachtoffer.
De bewezenverklaarde en zeer vergaande seksuele handelingen hebben zich voornamelijk afgespeeld in de woning van verdachte en de oma van [slachtoffer] , een plek waar een kind zich veilig en beschermd zou moeten kunnen voelen en zou moeten zijn. Van de aanwezigheid van [slachtoffer] tijdens de -ook door verdachte zelf geïnitieerde- logeerpartijen, heeft hij op zeer en berekende en ernstige wijze misbruik gemaakt.
Het hof rekent het verdachte ook zeer aan dat hij, nadat het seksueel misbruik aan het licht was gekomen, [slachtoffer] een uiterst bedreigende brief heeft doen toekomen en laten lezen. Tijdens het overhandigen van deze brief door een bekende van verdachte werd aan [slachtoffer] bovendien een mes getoond om de bedreiging kracht bij te zetten.
Het hof acht dit zeer ernstige feiten. Verdachte heeft gedurende enkele maanden meermalen ernstig inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van het jonge en kwetsbare slachtoffer, terwijl zij in een belangrijke ontwikkelfase van haar leven verkeerde. Het is algemeen bekend dat jeugdige slachtoffers van dergelijke delicten daarvan later zeer nadelige, psychische gevolgen (kunnen) ondervinden. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring en de bijlage bij het formulier waarmee het slachtoffer zich als benadeelde partij in het strafproces heeft gevoegd, blijkt dat zij de feiten als uitermate ingrijpend heeft ervaren en zij daarvan nog dagelijks de (psychische) gevolgen ondervindt. Verdachte heeft door zijn handelwijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in hem als volwassene en als (stief-) grootvader mocht worden gesteld. Ook de ouders van het slachtoffer is leed toegebracht door de bewezen verklaarde feiten.
Blijkens het verdachte betreffende uittreksel Justitiële documentatie d.d. 15 november 2016, is verdachte reeds eerder, namelijk op 27 oktober 2008 door de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Leeuwarden wegens twee pedoseksuele delicten tot een lange, deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf veroordeeld. Ten tijde van het onder 2 en 3 ten laste gelegde was de proeftijd nog geen jaar verstreken. Door als een gewaarschuwd man wederom een pedoseksueel delict te begaan toont verdachte zich hardleers en geeft hij er blijk van een gevaar voor de onaantastbaarheid voor het lichaam van jonge personen te zijn.
Uit de multidisciplinaire rapportage volgt dat de verdachte lijdende is aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een kwetsbare afhankelijke en onrijpe persoonlijkheidsstructuur. De delicten zijn volgens de deskundigen niet te verklaren vanuit deze gebrekkige ontwikkeling en zij achten de verdachte derhalve volledig toerekeningsvatbaar. Het hof is op grond van hetgeen de deskundigen hebben gerapporteerd van oordeel dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar is.
Gezien het vorenstaande kan deze zaak alleen met een gedeeltelijk onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden afgedaan, nu er niets bekend is over nut en noodzaak van een eventuele behandeling.
Het hof zal derhalve aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van aanzienlijke duur. Het hof komt tot oplegging van een gevangenisstraf van langere duur dan door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is geëist, mede omdat het hof wettig en overtuigend bewezen acht dat sprake is geweest van verdergaand seksueel misbruik dan in eerste aanleg aan de orde was. Daar komt bij dat de verdachte aangaande het seksueel misbruik geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn verwerpelijke daden heeft willen aanvaarden en het jonge slachtoffer als fantast en leugenachtig neerzet.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de ernst van de bewezenverklaarde feiten en het daardoor veroorzaakte persoonlijke leed, acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, waarvan zes maanden voorwaardelijk, passend en geboden.
Het hof acht het raadzaam dat aan de op te leggen voorwaardelijke gevangenisstraf een proeftijd van vijf jaren en de hierna in de beslissing vermelde bijzondere voorwaarden worden verbonden, zodat verdachte geruime tijd onder toezicht staat van de reclassering. Daarnaast kan in die proeftijd wellicht door de reclassering worden onderzocht of, zoals gesuggereerd door de advocaat-generaal, behandeling kan plaatsvinden bij De Tender, of een soortgelijke instantie.
Daarnaast zal aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel ingevolge artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht worden opgelegd, inhoudende dat verdachte voor een periode van 5 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact mag opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] . Iedere keer dat de verdachte niet aan de maatregel voldoet, zal vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van twee weken, tot een maximum van zes maanden.
Gelet op de opstelling van verdachte en de aard van de bewezen verklaarde feiten is het hof van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens [slachtoffer] . Om die reden zal het hof bevelen dat de maatregel ingevolge artikel 38v Sr dadelijk uitvoerbaar is.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van € 10.034,70. De vordering strekt tot vergoeding van materiële schade ter hoogte van € 384,70 en immateriële schade ter hoogte van € 7.150,-- (ter zake feiten 2 en 3) en immateriële schade ter hoogte van € 2.750,-- (ter zake feit 4). De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 3.734,70. Daarnaast wordt gevraagd om een contact/locatieverbod onder civielrechtelijke vlag.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep - binnen de grenzen van de oorspronkelijke vordering - opnieuw gevoegd, met dien verstande dat de gevorderde immateriële schade ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde ter terechtzitting in hoger beroep is gematigd tot een bedrag van € 1.000,--.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering, gedeeltelijk kan worden toegewezen tot een bedrag van € 6.234,70, bestaande uit van materiële schade ter hoogte van € 234,70 en immateriële schade ter hoogte van € 5.000,-- ter zake feiten 2 en 3 en immateriële schade ter hoogte van € 1.000,-- ter zake feit 4. Laatstgenoemde vordering dient volgens van de advocaat-generaal hoofdelijk te worden toegewezen.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat, gelet op de bepleite vrijspraak, de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de gevorderde immateriële schade hem erg hoog voorkomt en onvoldoende is onderbouwd.
Het hof overweegt hiertoe het volgende.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van de feiten 2, 3 en 4 schade heeft geleden.
Het hof acht toewijsbaar een bedrag van € 234,70 ter zake materiële schade (post reiskosten). Daarnaast acht het hof de gevorderde immateriële schade toewijsbaar tot een bedrag van € 5.000,-- voor de bewezen verklaarde feiten onder 2 en 3 en € 1.000,-- aan immateriële schade voor het bewezen verklaarde feit 4. Het hof zal bepalen dat verdachte voor dit laatste bedrag hoofdelijk aansprakelijk is.
In aanmerking genomen de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten alsmede de onderbouwing van de immateriële schade in het schade-onderbouwingsformulier en de schriftelijke slachtofferverklaring, acht het hof een bedrag van in totaal € 6.000,-- ter zake de onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde feiten billijk en niet bovenmatig.
De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Het hof betrekt in dat oordeel dat aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel wordt opgelegd.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 47, 55, 57, 245, 249 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
5 (vijf) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 5 (vijf) jaren of ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- veroordeelde zich gedurende de proeftijd houdt aan de aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland.
- zich zo spoedig mogelijk telefonisch zal melden bij de Reclassering Nederland. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft deze instelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen. Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 5 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [2002] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 2 weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] ten aanzien van feit 2 en 3
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 5.234,70 (vijfduizend tweehonderdvierendertig euro en zeventig cent) bestaande uit € 234,70 (tweehonderdvierendertig euro en zeventig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 december 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 5.234,70 (vijfduizend tweehonderdvierendertig euro en zeventig cent) bestaande uit € 234,70 (tweehonderdvierendertig euro en zeventig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6
1 (zesenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 december 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] ten aanzien van feit 4
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro) bestaande uit immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals de mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 15 april 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het onder 4 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.000,00 (duizend euro) bestaande uit immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (zesenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 15 april 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Aldus gewezen door
mr. C. Caminada, voorzitter,
mr. R. Krijger en mr. A. van Maanen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.W. van der Linden, griffier,
en op 22 december 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 22 december 2016.
Tegenwoordig:
mr. R. Krijger, voorzitter,
mr. J. van Spanje, advocaat-generaal,
mr. W.B. Kok, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.