Uitspraak
wonende te [A] ,
hierna: [appellant] ,
2. [appellante],
wonende te [A] ,
[appellanten] c.s.,
gevestigd te Wageningen,
geïntimeerde, tevens verweerster in het incident,
in eerste aanleg: eiseres,
DLO,advocaat: mr. J.M. Heikens, kantoorhoudend te Arnhem.
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.De nieuwe producties
de producties om die reden buiten beschouwing laten. Uit hetgeen hierna wordt overwogen en beslist, volgt dat DLO daardoor niet wordt geschaad.
3.De vaststaande feiten
De ondergetekenden:
(…) Interim Bemiddeling B.V.
- Bruikleengeefster met de eigenaar van (…) het object een overeenkomst tot tijdelijk beheer van het object heeft gesloten.
- Bruikleengeefster door de eigenaar in dat kader is gemachtigd tot het sluiten van (tijdelijke) bruikleenovereenkomsten als de onderhavige mede ter beveiliging van het object tegen de risico’s van tijdelijke leegstand;
- (…)
- De opdrachtgeefster van Bruikleengeefster, de eigenaar derhalve, (vergevorderde) plannen heeft ten aanzien van het object voor afbraak, renovatie, nieuwbouw, verkoop, etc. en Bruikleennemer zich terdege bewust is van het feit dat deze overeenkomst naar zijn aard slechts voor bepaalde tijd kan worden aangegaan en dat aangezien de periode die het realiseren van de plannen van Opdrachtgeefster gezien de vele vergunningen, en besluiten die daarvoor nodig zijn uiterst onzeker is, ook de duur van deze overeenkomst niet concreet te bepalen is;
- Partijen zich over en weer derhalve terdege bewust zijn dat geen sprake is of kan zijn van een huurovereenkomst zodat Bruikleennemer nooit een beroep kan of zal doen op huurbescherming en ontruimingsbepalingen. Bruikleengeefster heeft zulks ook nadrukkelijk bij de mondelinge toelichting aan Bruikleennemer medegedeeld.
Bruikleennemer neemt het object uitsluitend ten behoeve van zichzelf in bruikleen, voorziet het object zelf van eigen inventaris, zal dit uitsluitend zelf gebruiken en er toezicht op houden, dit ter beveiliging van het object tegen de risico’s van tijdelijke leegstand zoals vernielingen, het stichten van brand, het plegen van vandalisme, het onrechtmatig in bezit nemen/kraken, etc. door derden (…).
Bruikleengeefster geeft het object ‘om niet’ in bruikleen aan Bruikleennemer.
De van deze overeenkomst deel uitmakende algemene voorwaarden zijn ter hand gesteld aan en ter kennis gebracht van Bruikleennemer. (…)
De ondergetekenden:
(…) Interim Vastgoedbeheer B.V.,
Vastgoedbeheer haar bedrijf maakt van het tijdelijk beheren van onroerende zaken, in die zin dat zij maatregelen treft ter bevordering van de leefbaarheid en veiligheid van de objecten en haar tijdelijke gebruikers alsmede het uit (laten) voeren van klein preventief onderhoud en reparaties in en aan die zaken;
- Contractspartij op basis van een bruikleenovereenkomst, gesloten met een gevolmachtigde van de eigenaar van het object, de zaak tijdelijk in bruikleen heeft;
- Contractspartij gebruik wenst te maken van de in deze overeenkomst te noemen diensten van Vastgoedbeheer, die Vastgoedbeheer bereid is aan contractspartij te leveren;
Vastgoedbeheer levert tevens diensten aan tijdelijke gebruikers van de voornoemde woonwijk/de onroerende zaak. Deze werkzaamheden bestaan uit het op verzoek van Contractspartij verlenen van bijstand, advies en bemiddeling bij storingen en calamiteiten, het regelmatig controleren van het bruikleenobject en de daarin aanwezige (centrale-) verwarmings-, warmwater- en/of elektriciteitsinstallatie(s), deze installatie(s) periodiek (preventief) te onderhouden, controle en zonodig periodiek schoonmaken van de aan de voornoemde installaties verbonden afvoer- en rookkanalen; bemiddeling bij en de reparatie van glasschade aan beglazing verankerd in de buitenmuren van het bruikleenobject c.q. de beglazing die de scheiding vormt tussen het deel van het bruikleenobject dat is toegewezen aan Contractspartij en andere gebruikers.
1 juni 2010 een schriftelijk vastgelegde overeenkomst ("Raamovereenkomst" genaamd) gesloten. In de Raamovereenkomst, die mede betrekking heeft op de woning, is voor zover relevant het volgende bepaald:
Artikel 1 - Onderwerp van de overeenkomst
30 november 2006, heeft DLO aan de maatschap [appellanten] - waarvan [appellant] en zijn ouders destijds de maten waren - voor de duur van circa een jaar in pacht gegeven enkele van de op de proefboerderij gelegen stallen. De pachtovereenkomst is jaarlijks verlengd, tot in (elk geval) 31 juli 2013.
"De bruikleenovereenkomst voor de woning, die via Interim vastgoedbeheer beschikbaar is gesteld, zal spoedig worden opgezegd. Wij verzoeken u daar alvast rekening mee te houden."
2 november 2015. Voorts is in artikel 5 lid 4 van de koopovereenkomst opgenomen:
De feitelijke levering van het Verkochte zal geschieden leeg en ontruimd (…), vrij van huur, pacht of andere gebruiksrechten hoe ook genaamd en aanspraken wegens huurbescherming.”
4.De procedure in eerste aanleg en ontwikkelingen nadien
5.De bespreking van de grieven
de grieven 1 en 2komen [appellanten] c.s. op tegen dit oordeel. Uit hetgeen zij in de inleiding en in de toelichting op deze grieven hebben gesteld, volgt dat zij met deze grieven het hiervoor weergegeven oordeel van de kantonrechter ter discussie stellen. Het hof zal de grieven, die met elkaar samenhangen, tezamen bespreken.
Dat de overeenkomst betreffende het gebruik van de woning op basis van de toen geldende voorwaarden en vastgestelde gebruiksvergoeding op dat moment al moest worden gekwalificeerd als een huurovereenkomst, heeft het hof in zijn arrest van 8 maart 2016 in het geschil tussen [appellanten] c.s. en Gapph niet beslist. Indien er al vanuit moet worden gegaan dat DLO betrokken is geweest bij het aangaan van de overeenkomst tussen [appellanten] c.s. en Gapph, staat daarmee nog niet vast dat DLO betrokken was bij de totstandkoming van een huurovereenkomst tussen [appellanten] c.s. en Gapph. Dat DLO nadien betrokken is geweest bij de wijze waarop [appellanten] c.s. en Gapph invulling gaven aan de overeenkomst tussen hen en bij de hoogte van de door Gapph aan [appellanten] c.s. in rekening gebrachte vergoedingen, is niet aannemelijk geworden. [appellanten] c.s. mochten er dan ook niet vanuit gaan dat DLO instemde met de totstandkoming van een huurovereenkomst.
grief 3, waarmee [appellanten] c.s. zich keren tegen de veroordeling tot ontruiming op een termijn van één maand, faalt.
grief 4komen [appellanten] c.s. op tegen de proceskostenveroordeling in eerste aanleg. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat de vorderingen van DLO terecht zijn toegewezen. [appellanten] c.s. zijn dan ook als de in het ongelijk gestelde partij terecht in de proceskosten veroordeeld. Ook deze grief faalt.