Uitspraak
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
. Hierbij negeerde ze de vrouw die haar achterna liep.Ik zag dat dat kleine vrouw met de lichte hoofddoek was die aangifte wilde doen ter zake mishandeling[partijen zijn het erover eens dat de verbalisant hiermee op [appellante] doelt - hof].
Ik zag dat deze vrouw kennelijk kontakt zocht met de andere vrouw door haar achterna te lopen en tegen haar te praten.Na een kort moment zag ik dat de vrouw met de hoofddoek de vrouw in het zwart gekleed een hard duw gaf. Ook na deze duw negeerde de vrouw in het zwart de vrouw met de hoofddoek en liep gewoon door.De vrouw met de hoofddoek liep haar weer achterna. Op dat moment was ook de man bij de vrouwen aangekomen. Deze man bleek later de echtgenoot van de vrouw met de hoofddoek te zijn en de broer van de vrouw in het zwart. Op dat moment liep met net achter een hoge stelling. Ik zag dat er kennelijk gevochten werd want boven de stelling uit kwamen handen en armen die op een heftige manier heen en weer gingen. Uit deze beelden bleek dat de vrouw met de hoofddoek als eerste de vrouw in het zwart gekleed een duw gaf en kennelijk als eerste was begonnen met vechten.
was die aan het ruzie maken was. Ze hadden elkaar vast. Ik weet echt niet meer precies wat de vrouwen voor kleding droegen. Ik zag dat de voor mij onbekende vrouw [geïntimeerde] aan het haren vast hield. (…)Toen ik er bij kwam hadden beide vrouwen geen hoofd doek meer om.Ik zag dat [geïntimeerde] probeerde weg te komen bij de vrouw vandaan, maar ze werd vastgehouden aan haar haren en kon niet weg komen. Ik zag dat [geïntimeerde] probeerde om met haar handen de handen van de vrouw los te krijgen . Dat lukte niet. Ik zag toen dat [geïntimeerde] de vrouw in haar arm beet. Volgens mij beet [geïntimeerde] de vrouw in haar onderarm ongeveer bij haar pols."
28 augustus 2012 aangegeven dat [geïntimeerde] nog arbeidsongeschikt was door een mishandeling.
2.10 De officier van justitie heeft [appellante] bij besluit van 2 oktober 2012 meegedeeld dat de strafzaak jegens [geïntimeerde] voorwaardelijk wordt geseponeerd op grond van het feit dat het gebeurde zich in een beperkte kring heeft afgespeeld. [appellante] heeft op 19 november 2012 bij dit hof een klaagschrift ingediend tegen de beslissing tot niet vervolgen van [geïntimeerde] . Het hof heeft bij beschikking van 24 april 2014 de klacht
begon met de confrontatie: zij liep achter [geïntimeerde][hof: [geïntimeerde] ]
aan en gaf haar op zeker moment een duw. Daarna ging de confrontatie verder achter een
"De politie heeft een aantal ooggetuigen verhoord en camerabeelden bekeken. Beklaagde is als verdachte gehoord. Zij heeft ontkend en heeft beweerd dat zij juist mishandeld zou zijn door klaagster en door de broer van beklaagde. Tevens beriep ze zich op noodweer, in die zin dat zij erkende klaagster in een arm gebeten te hebben, maar niet anders kon omdat ze door klaagster en [geïntimeerde] belaagd en niet losgelaten werd. Na haar verdachtenverhoor heeft zij terzake (tegen-)aangifte gedaan; bij die aangifte is een medische verklaring gevoegd, waaruit blijkt dat beklaagde een forse kneuzing van de linker schouder heeft opgelopen. Klaagster is vervolgens ook als verdachte gehoord, waarbij zij - in tegenstelling tot haar verklaring als aangeefster - verklaarde beklaagde wel als eerste te hebben aangeraakt (geduwd) met de scheldpartij van beklaagde als oorzaak. Bij dit verdachtenverhoor heeft klaagster ook meer informatie over het door haar opgelopen letsel verschaft; uit de overgelegde medische verklaring blijkt sprake te zijn van diverse bijtwonden op de linker arm, twee fracturen van linker hand, een flinke striem op de rechter schouder en enkele oppervlakkige verwondingen op het gelaat. [geïntimeerde] is niet meer als verdachte gehoord, omdat hij inmiddels voor een langdurige vakantie naar Marokko was vertrokken. Al met al meen ik dat door de politie voldoende onderzoek in deze is verricht.(…)Uit het vorenstaande blijkt weliswaar dat in deze strafzaak op weloverwogen wijze
3.De procedure en de beslissing in eerste aanleg
4.De bespreking van de grieven
daarbij een fractuur in de linkerhand van [appellante] is ontstaan. Over de toedracht van de schermutseling verschillen partijen op cruciale onderdelen van mening.
[geïntimeerde] heeft deze feiten, en daarmee de feitelijke grondslag van de vordering van [appellante] , met de door haarzelf geschetste feitelijke toedracht gemotiveerd betwist. De door [geïntimeerde] gestelde toedracht vindt op cruciale onderdelen steun in de overgelegde stukken:
- Vervolgens heeft [appellante] - blijkens het ambtsbericht van de officier van justitie, aangehaald in rechtsoverweging 2.11 - toen zij als verdachte werd gehoord, toegegeven dat zij [geïntimeerde] als eerste heeft geduwd. Dat ondersteunt de stellingen van [geïntimeerde] en is in strijd met hetgeen [appellante] in deze procedure heeft aangevoerd. Bij gelegenheid van de comparitie van partijen heeft [appellante] ook geen afdoende verklaring kunnen geven voor deze incongruentie. Dat zij niet ook als verdachte is gehoord, zoals zij heeft verklaard, acht het hof ongeloofwaardig.
- Ten slotte volgt uit de verklaring van getuige [D] dat [appellante] [geïntimeerde] aan het haar vasthield, dat het [geïntimeerde] niet lukte om zich hieraan te ontworstelen en dat zij vervolgens [appellante] in de arm heeft gebeten. Dit stemt overeen met de lezing van [geïntimeerde] .
[appellante] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het (principaal) appel (geliquideerd salaris van de advocaat: 2 punten, tarief II). Nu [appellante] heeft ingestemd met de intrekking van het incidenteel appel, komt het hof niet toe aan een beslissing over de proceskosten in het incidenteel appel.