ECLI:NL:GHARL:2016:10316
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- H. de Ruijter
- De Witt
- Rechtspraak.nl
Vernietiging beslissing kantonrechter en niet-ontvankelijk verklaring beroep tegen beslissing officier van justitie
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 december 2016, gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag van 15 oktober 2014. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had beroep ingesteld tegen een beslissing van de officier van justitie. Het hof heeft in een eerder tussenarrest van 26 augustus 2016 reeds een deel van de zaak behandeld. Tijdens de zitting op 7 december 2016 is de zaak verder besproken. De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat het beroep niet-ontvankelijk verklaard moet worden, omdat het beroepschrift niet binnen de wettelijke termijn was ingediend. Volgens de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) dient een beroepschrift binnen zes weken na verzending van de beslissing van de officier van justitie te worden ingediend. In dit geval was de beslissing op 7 oktober 2013 verzonden, waardoor de termijn op 18 november 2013 eindigde. Het beroepschrift was echter pas op 20 november 2013 ingediend, wat betekent dat het niet tijdig was. Het hof heeft vastgesteld dat er geen verschoonbare redenen zijn voor deze termijnoverschrijding, en heeft het beroep van de betrokkene daarom niet-ontvankelijk verklaard.
Daarnaast heeft het hof de beslissing van de kantonrechter vernietigd, maar de vraag of de kosten van rechtsbijstand vergoed moeten worden, is aan de orde gekomen. Het hof oordeelt dat de werkzaamheden van de gemachtigde niet redelijkerwijs het belang van de betrokkene hebben gediend, aangezien er geen communicatie met de betrokkene heeft plaatsgevonden. Hierdoor zijn er geen kosten van rechtsbijstand die voor vergoeding in aanmerking komen. Het hof heeft het verzoek tot vergoeding van proceskosten afgewezen. De uiteindelijke beslissing van het hof is dat de beslissing van de kantonrechter wordt vernietigd, het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk wordt verklaard, en het verzoek tot vergoeding van kosten wordt afgewezen.