In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee buren over een muur die 15 centimeter over de erfgrens is gebouwd. De eigenaren van het overbouwde erf, hierna aangeduid als de geïntimeerden, hebben in eerste aanleg gevorderd dat de muur zou worden verwijderd, omdat deze onrechtmatig op hun grond was gebouwd. De rechtbank Overijssel heeft deze vordering toegewezen, maar de appellanten, die de muur hebben laten bouwen, zijn in hoger beroep gegaan. Zij stellen dat er een overeenkomst was gesloten met één van de geïntimeerden, waarin werd afgesproken dat de muur op hun grond mocht blijven staan in ruil voor een vergoeding van € 1.000. De geïntimeerden betwisten echter dat er een dergelijke overeenkomst is gesloten, en stellen dat de andere geïntimeerde niet op de hoogte was van deze afspraak.
Het hof heeft in hoger beroep de feiten zoals vastgesteld door de rechtbank in eerste aanleg overgenomen en heeft de appellanten in hun grieven niet kunnen volgen. Het hof oordeelt dat de appellanten niet het recht hadden om de muur op het perceel van de geïntimeerden te bouwen, omdat er geen geldige overeenkomst was met beide geïntimeerden. Het hof heeft besloten om een comparitie van partijen te gelasten, waarbij de belangen van beide partijen bij de verwijdering of instandhouding van de muur verder zullen worden onderzocht. Tevens zal er een bezichtiging van de situatie plaatsvinden om de omstandigheden ter plaatse te beoordelen. Het hof houdt verdere beslissingen aan tot na deze comparitie.