ECLI:NL:GHARL:2016:1023

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 februari 2016
Publicatiedatum
10 februari 2016
Zaaknummer
15/01202
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake leges in verband met WOB-verzoek en kopieerkosten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die op 18 augustus 2015 het beroep van belanghebbende ongegrond verklaarde. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de leges die in rekening waren gebracht voor het verstrekken van kopieën in het kader van een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB). De heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum had een bedrag van € 12,72 in rekening gebracht voor het verstrekken van 24 pagina's aan documenten. Belanghebbende stelde dat dit bedrag onterecht was en dat de leges te hoog waren. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar leges mocht heffen op basis van de Legesverordening van de gemeente Hilversum en dat de leges in overeenstemming waren met artikel 12 WOB.

Tijdens de zitting bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 december 2015, waar partijen niet verschenen, werd de zaak beoordeeld. Het Hof oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de leges in rekening waren gebracht volgens de geldende regelgeving. Het Hof bevestigde dat de heffingsambtenaar leges mocht heffen voor het vervaardigen van kopieën van documenten die op verzoek van belanghebbende openbaar waren gemaakt. Het Hof verwierp ook het argument van belanghebbende dat er onterecht kosten waren gemaakt voor documenten die niet waren aangevraagd. Het Hof concludeerde dat de leges correct waren vastgesteld en dat er geen reden was om de uitspraak van de rechtbank te vernietigen. De beslissing van het Hof was dat het hoger beroep ongegrond werd verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 15/01202
uitspraakdatum:
9 februari 2016
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X], wonende te
[Z](hierna: belanghebbende),
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 18 augustus 2015, nummer UTR 14/5433, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is ter zake van het verstrekken van kopieën in het kader van een verzoek op grond van de Wet openbaarheid bestuur (WOB) een bedrag aan leges in rekening gebracht van € 12,72.
1.2.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de in rekening gebrachte leges. De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 29 augustus 2014 het bedrag aan leges gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak van de heffingsambtenaar in beroep gekomen. De rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 18 augustus 2015 het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft bij faxbericht van 24 augustus 2015 tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
Belanghebbende heeft een nader stuk ingediend.
1.7.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 december 2015 te Arnhem. Partijen zijn met voorafgaande kennisgeving niet verschenen.

2.Feiten

2.1.
Bij brief van 28 mei 2014 heeft belanghebbende de gemeente Hilversum in het kader van de WOB om toezending van de volgende stukken verzocht:
“1. de akten/besluiten van aanstelling/benoeming van de burgemeester en de gemeentesecretaris/algemeen directeur alsmede eventuele wijzigingsbesluiten.
2. de akten/besluiten van aanstelling/benoeming alsmede eventuele wijzigingsbesluiten van alle, doch maximaal 3, opsporingsambtenaren die verbonden zijn aan uw organisatie althans ten behoeve van uw organisatie werkzaam zijn.
3. de actuele akte van opsporingsbevoegdheid van de(zelfde) personen bedoeld onder 2. (dus met hetzelfde maximum).
4. de akten/besluiten van beëdiging, zijnde de akte van eed of belofte (als bedoeld in artikel 9 BARP of vergelijkbare toepasselijke bepaling) van de(zelfde) personen bedoeld onder 2. (dus met hetzelfde maximum).”
2.2.
Bij brief van 15 juli 2014 is namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum (hierna: het college) aan belanghebbende onder meer het volgende bericht:
“Wij hebben besloten tot openbaarmaking (voor zover nodig) van:
het benoemings-/aanstellingsbesluit van de gemeentesecretaris/algemeen directeur (…) Genoemd besluit is vervat in 3 pagina’s op A4 formaat.
het Koninklijk Besluit tot benoeming van burgemeester (…). Dit besluit omvat 2 pagina’s op A4 formaat.
het aanstellingsbesluit, wijzigingsbesluiten en de akte van eed of belofte (integriteitsverklaring) van opsporingsambtenaar (…). Deze documenten omvatten 5 pagina’s op A4 formaat.
het aanstellingsbesluit en de wijzigingsbesluiten, de akte van eed of belofte (integriteitsverklaring) en 2 akten van opsporingsbevoegheid van (…). Deze bescheiden omvatten 7 pagina’s op A4 formaat.
het aanstellings- en wijzigingsbesluit betreffende (…). Deze bescheiden omvatten 4 pagina’s op A4 formaat
.
een akte van opsporingsbevoegheid van (…). Deze documenten omvatten 1 pagina op A4 formaat
.
een akte van opsporingsbevoegheid en een akte van eed of belofte (integriteitsverklaring) van (…). Deze documenten omvatten 2 pagina op A4 formaat.
Deze documenten zijn vanaf heden in te zien.
(…)
Voorts maken wij u nog attent op het volgende. Het totaal aantal te verstrekken documenten betreft 24 pagina’s op A4 formaat. Ingevolge de Hilversumse Legesverordening bedragen de kosten van verstrekking € 0,53 per pagina op A4 formaat. Dat betekent dat indien de documenten worden verstrekt aan u vooraf een bedrag van € 12,72 in rekening wordt gebracht. U hebt aangegeven voordat tot verstrekking wordt overgegaan het totaalbedrag te willen vernemen. Hierbij hebben wij aan dit verzoek voldaan. U kunt er ook voor kiezen de documenten op het raadhuis te Hilversum te komen inzien. Indien u alsnog aangeeft de documenten te willen ontvangen wordt u separaat een besluit met betrekking tot de kosten toegezonden.”
2.3.
Bij brief van 17 juli 2014 heeft belanghebbende de gemeente bericht dat zij de desbetreffende stukken wenst te ontvangen.
2.4.
Bij brief van 21 juli 2014 zijn namens het college de stukken aan belanghebbende toegezonden.
2.5.
Bij brief van 24 juli 2014 is aan belanghebbende een aanslag leges opgelegd ten bedrage van € 12,72.
2.6.
Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt en beroep ingesteld. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. In de rechtsmiddelverwijzing van de uitspraak van de Rechtbank is vermeld dat hoger beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2.7.
Belanghebbende heeft tijdig hoger beroep ingesteld bij het Hof.

3.Geschil

3.1.
In geschil is of aan belanghebbende tot het juiste bedrag leges in rekening zijn gebracht.
3.2.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de in rekening gebrachte leges.
3.3.
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Beoordeling van het geschil

Partijdigheid rechter
4.1.
De Rechtbank heeft zich in haar uitspraak uitgelaten over berichtgeving in de media van belanghebbendes partner. Verder heeft de Rechtbank (ten overvloede) overwogen dat deze procedure hoge kosten meebrengt voor de gemeente waar het WOB-verzoek is gedaan en voor de Rechtbank, dat zij vindt dat gemeenschapsgeld op deze wijze voor dubieuze motieven wordt ingezet, maar dat zij het te ver vindt gaan om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren wegens misbruik van recht. Naar het oordeel van het Hof leveren voornoemde uitlating en overweging geen grond op voor het oordeel dat niet is voldaan aan de eis van rechterlijke onpartijdigheid. Gelet daarop ziet het Hof, anders dan belanghebbende voorstaat, geen aanleiding om de zaak terug te wijzen naar de Rechtbank.
Artikel 12 WOB
4.2.
In artikel 12 WOB is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur voor de centrale overheid regels kunnen worden gesteld met betrekking tot in rekening te brengen vergoedingen voor het ingevolge een verzoek om informatie vervaardigen van kopieën van documenten en uittreksels of samenvattingen van de inhoud daarvan.
4.3.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar op grond van de Legesverordening 2014 van de gemeente Hilversum (hierna: de Legesverordening) leges kan heffen voor de kopieerkosten die de gemeente moet maken en dat daaraan het bepaalde in artikel 12 WOB niet afdoet.
4.4.
Het Hof acht dit oordeel juist. Het bepaalde in artikel 12 WOB brengt immers niet mee dat het de lagere overheden niet is toegestaan leges te heffen voor het vervaardigen van kopieën van documenten waarvan op grond van de WOB om openbaarmaking is verzocht (vgl. HR 8 februari 2013, nr. 12/00529, ECLI:NL:HR:2013:BZ0693).
Schriftelijke kennisgeving
4.5.
Artikel 6 van de Legesverordening luidt als volgt:
“De leges worden geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.”
4.6.
Het Hof is van oordeel dat de aan belanghebbende toegezonden aanslag leges van 24 juli 2014 (zie 2.5) een schriftelijke kennisgeving betreft in de zin van artikel 6 van de Legesverordening, zodat daarmee leges zijn geheven. Van schending van artikel 6 is derhalve geen sprake.
Leges voor vervaardigen van kopieën
4.7.
De heffingsambtenaar heeft verklaard dat blijkens artikel 1.20.2.2.1 van de bij de Legesverordening behorende tarieventabel, per verstrekte pagina op papier van A4-formaat € 0,53 aan leges wordt geheven, en dat in dit tarief de verbruikskosten van de kopieermachine, het papierverbruik en het arbeidsloon van de medewerker zijn begrepen. Belanghebbende heeft betoogd dat het arbeidsloon niet mag worden verhaald met de heffing van leges.
4.8.
Een bestuursorgaan dat uitvoering geeft aan een ingewilligd Wob-verzoek door het vervaardigen van kopieën van documenten, mag aan de verzoeker de kosten daarvan in rekening brengen. Ook al is met de openbaarmaking van de verzochte gegevens eerst en vooral het algemeen belang gediend, met de vorm waarin de gegevens aan de verzoeker worden verstrekt is immers in het bijzonder een particulier belang gediend. In zoverre is sprake van dienstverlening als bedoeld in artikel 229, lid 1, letter b, Gemeentewet. De heffingsambtenaar mag dus leges in rekening brengen voor het vervaardigen van kopieën van de documenten waarin de gevraagde informatie is neergelegd (vgl. (HR 8 februari 2013, nr. 12/00529, ECLI:NL:HR2013:BZ0693). Naar het oordeel van het Hof zijn de werkzaamheden die bestaan uit het maken van kopieën, daaronder mede begrepen.
4.9.
Belanghebbende heeft in het hogerberoepschrift opgemerkt dat de heffingsambtenaar niets heeft aangetoond omtrent de voorwaarde van artikel 229b Gemeentewet. Belanghebbende heeft deze opmerking niet nader toegelicht. Gelet op de context van deze opmerking – in een alinea waarin is betoogd dat in de onderhavige leges voor het vervaardigen van kopieën in het kader van de WOB verboden kosten dan wel winsten zijn begrepen – begrijpt het Hof deze opmerking aldus dat voor de onderhavige legesheffing, dan wel de totale gemeentelijke legesheffing ter zake van het vervaardigen van kopieën in het kader van de WOB, niet aan de opbrengstlimiet van artikel 229b Gemeentewet is voldaan. Aldus begrepen, kan het betoog niet slagen. Bij de toetsing aan de opbrengstlimiet van artikel 229b Gemeentewet gaat het immers niet om het kostendekkingspercentage per dienst of groep van diensten (vgl. HR 4 februari 2005, nr.38.860, ECLI:NL:HR:2005:AP1951).
Niet gevraagde documenten
4.10.
Belanghebbende klaagt erover dat twee documenten zijn gekopieerd waar zij niet om heeft gevraagd zodat de leges tot een bedrag van tweemaal € 0,53, ofwel € 1,06 te hoog zijn geheven. Volgens belanghebbende gaat het daarbij om een begeleidende brief van 14 juni 2011 en een informatiebrief van 7 maart 2013. Bij eerstgenoemde brief van de Provincie Noord-Holland is het Koninklijk Besluit gevoegd waarbij de burgemeester is benoemd. In de brief van 7 maart 2013 is de gemeentesecretaris op de hoogte gesteld van een wijziging in de aanstelling. Naar het oordeel van het Hof kan ook dit betoog van belanghebbende niet slagen. Belanghebbende heeft in algemene bewoordingen om toezending van stukken verzocht (zie 2.1), waarbij toezending van de door belanghebbende betwiste documenten niet bij voorbaat uitgesloten was. Vervolgens heeft zij, ondanks de daartoe door het college geboden mogelijkheid, nagelaten deze stukken tevoren in te zien maar ervoor gekozen de beoordeling ervan over te laten aan het college. Daarbij is niet gebleken dat het college stukken heeft toegezonden – waaronder voornoemde twee documenten – die in redelijkheid geen betrekking hebben op belanghebbendes verzoek.
4.11.
Ook in hetgeen belanghebbende overigens nog mocht hebben aangevoerd, ziet het Hof geen aanleiding te oordelen dat de leges ten onrechte of tot een te hoog bedrag zijn geheven.

5.Proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof verklaart het hoger beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J.H. van Suilen, voorzitter, mr. R.F.C. Spek en mr. J.J. Westerbaan, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
9 februari 2016.
De griffier, De voorzitter,
(S. Darwinkel) (A.J.H. van Suilen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op:11 februari 2016
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
zes wekenna de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
postbus 20303, 2500 EH Den Haag
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 – het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.