Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in het principaal en het incidenteel hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil in eerste aanleg
5.De verzoeken in hoger beroep
6.De motivering van de beslissing
eerste griefvan de man is gericht tegen de beslissing van de rechtbank dat de man voor het resterende gedeelte van de schulden aan T-Mobile, Santander Consumer Finance, Money@Home, Wehkamp, Visa Card ABN AMRO en CJIB voor de helft draagplichtig is. Hij stelt zich op het standpunt dat (het resterende gedeelte van) deze schulden geheel voor rekening van de vrouw dienen te komen, nu deze schulden door toedoen van de vrouw na het feitelijk uiteengaan van partijen (in oktober 2012) zijn ontstaan.
Grief 1faalt derhalve.
tweede griefop tegen het oordeel van de rechtbank dat de inboedel die bij de man is achtergebleven een waarde van € 2.500,- vertegenwoordigde. Hij stelt dat alleen de wasmachine en de wasdroger enige waarde hadden, en slechts tot een bedrag van in totaal € 300,-. De vrouw heeft volgens hem diverse televisietoestellen meegenomen met een waarde van meer dan € 300,-. De man meent dat er daarom voor wat betreft de inboedel niets meer te verrekenen valt.
grief 2faalt.
derde griefstelt de man de draagplicht van partijen ter zake de schuld aan de Interbank aan de orde.
eerste griefin incidenteel hoger beroep op het standpunt dat de man zijn aandeel in het goed heeft verbeurd op grond van artikel 3:194 lid 2 BW, omdat hij de BMW heeft verkocht en de verkoopopbrengst voor de vrouw heeft verzwegen, doch het hof volgt haar daarin niet. Immers, de man heeft erkend dat de BMW op de peildatum onderdeel uitmaakte van de gemeenschap. Derhalve is van een verzwegen goed als bedoeld in genoemd artikel geen sprake.
grief 1in incidenteel hoger beroep (deels) doel treft.
tweede griefin incidenteel hoger beroep komt de vrouw op tegen het oordeel van de rechtbank dat zij, gelet op de gemotiveerde betwisting door de man, niet voldoende heeft onderbouwd dat een stuk grond in Suriname deel uitmaakt van de gemeenschap.
uiterlijk op 1 maart 2017verifieerbare bescheiden in het geding te brengen waaruit blijkt dat hij in 2010 het stuk grond in Suriname aan zijn moeder heeft overgedragen. Indien de man zulks nalaat, zal het hof hieruit de gevolgtrekking maken die het geraden acht.
7.De beslissing
uiterlijk op 1 maart 2017verifieerbare bescheiden in het geding te brengen waaruit blijkt dat hij het stuk grond in Suriname in 2010 aan zijn moeder heeft overgedragen;