2.7Op 30 maart 2012 is in opdracht van het belastingkantoor Tricijn (thans GBLT) rapport uitgebracht door [J] B.V. te [M] met betrekking tot het discrepantieonderzoek. De conclusies van dit rapport luiden als volgt:
“1. Uit onderzoek naar Discrepantie bij het hoofdrioolgemaal te [Z] en in het afvalwater van industrieterrein [K] te [Z] zijn duidelijke aanwijzingen naar voren gekomen voor het lozen van digistaat op het openbare rioolstelsel. Dit onderzoek was gebaseerd op bemonsteringen en analyses in 2009 en 2010.
2. Uit controle-acties in maart 2010, bij en rond het bedrijf [X] op het industrieterrein [K] te [Z] , zijn duidelijke aanwijzingen naar voren gekomen voor het lozen van digistaat op het openbare riool.
3. Op 12 maart 2010 is het bedrijf [X] gestart met het over de weg afvoeren van digistaat. In de periode 12 maart t/m 31 december 2010 is in totaal ruim 13.000 ton digistaat afgevoerd.
4. In augustus en september 2010 zijn monsters van het vrijkomende onbehandelde digistaat genomen en geanalyseerd door een gespecialiseerd laboratorium. De gemiddelde zuurstofvraag bedroeg 76 gram TZV per kg onbehandeld digistaat.
5. In maart 2007 is bij het bedrijf [X] de eerste biomassa aangevoerd ten behoeve van het vergistingsproces. Voor de periode augustus 2007 t/m december 2010 is door het bedrijf de maandelijks geproduceerde hoeveelheid biogas opgegeven. Uit deze opgave blijkt voor 2008 een biogasproductie van 143.000 m³, voor 2009 een productie van 184.000 m³ en voor 2010 een productie van 185.000 m³.
6. De samenstelling van het biogas wordt bij het bedrijf gemeten via een online gasanalyser. Op basis van meetresultaten van deze gasanalyser bevatte het biogas na de opstartperiode gemiddeld 70 volumeprocent methaan.
7. Van het bedrijf [X] zijn gegevens ontvangen voor de massabalans over de vergistingsinstallatie. Op basis van deze gegevens is een balans voor de totale massa opgesteld. Hierbij is sprake van een slecht kloppende massabalans.
8. Ook voor Kjeldahl-stikstof (NKj) is een massabalans opgesteld. Deze balans leidt tot meerdere ongerijmdheden. De bewering door [X] dat geen NKj op het gemeentelijke rioolstelsel is geloosd staat haaks op de opgave door [X] dat NKj-houdend UF-water is geloosd op de bedrijfsriolering.
9. In de vergistingstanks van het bedrijf [X] wordt afgerond 88 % van de CZV in de aangevoerde biomassa omgezet in methaan, bij een gemiddelde verblijftijd en de gistingstanks van 57 dagen. Deze 88 % kan als hoog worden gekwalificeerd. Mede gelet op de zeer lange verblijftijd in de gistingstanks zou de door [X] beweerde recirculatie van organische droge stof niet tot een hogere omzetting van CZV hebben geleid.
10. Bij het bedrijf [X] staat apparatuur opgesteld waarmee nagenoeg schoon water aan het vrijkomende digistaat kan worden onttrokken. Het bedrijf beweert dat de resterende digistaatcomponenten gedurende de periode maart 2007 t/m maart 2010 volledig zijn gerecycled in de eigen vergistingstanks. Op basis van de berekening van de ophoping van digistaatcomponenten in de vergistingstanks, kan deze bewering door het bedrijf niet worden volgehouden.
11. Combineren van de hoeveelheid vrijkomend digistaat per eenheid biogas (7,28 kg/m³) en de hoeveelheid TZV per eenheid digistaat (76,0 gram/kg) leidt tot een zuurstofvraag van het digistaat die kan worden gekwantificeerd via de hoeveelheid geproduceerd biogas. Per m³ biogas was de zuurstofvraag van het digistaat gelijk aan 553,3 gram TZV (= 7,28 x 76,0). Dit kengetal kan worden gebruikt bij het opleggen van de aanslag voor de periode tot 9 maart 2010.”