ECLI:NL:GHARL:2016:10172

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 december 2016
Publicatiedatum
15 december 2016
Zaaknummer
21-002125-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering door voormalig voorzitter van een stichting met onterecht toegeëigende gelden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte, voormalig voorzitter van een stichting, werd beschuldigd van verduistering van geldbedragen die toebehoorden aan de stichting. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van verduistering door een bestuurslid van de stichting, die ontdekte dat er aanzienlijke bedragen ontbraken uit de kas van de stichting. Het hof oordeelde dat de verdachte zich gedurende een lange periode schuldig had gemaakt aan verduistering, waarbij hij geldbedragen had overgemaakt naar zijn eigen rekening zonder dat daar legitieme werkzaamheden tegenover stonden. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte als ongeloofwaardig bestempeld en de bewijsvoering van de aanklager als voldoende sterk beoordeeld. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Het hof heeft de redelijke termijn overschreden in de procedure, maar dit heeft niet geleid tot een lagere straf. De verdachte is als first offender behandeld, maar gezien de ernst van de feiten en de omvang van het verduisterde bedrag werd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002125-15
Uitspraak d.d.: 16 december 2016
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 26 maart 2015 met parketnummer 05-900336-11 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1959] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 2 december 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J.B. Boone, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Verdachte is door de rechtbank in het vonnis waarvan beroep vrijgesproken van de tenlastegelegde betrokkenheid bij zaakdossier 9. Door de wijze van ten laste leggen en de keuze voor ‘en/of-constructie’ in die tenlastelegging gaat het hof uit van een impliciet cumulatieve wijze van ten laste leggen. Het hof is van oordeel dat daarmee sprake is van een onherroepelijke deelvrijspraak van zaakdossier 9 alsmede het ten laste gelegde impliciet cumulatief omschreven verwijt betreffende de diefstallen door middel van een valse sleutel waartegen het integraal ingestelde beroep zich niet kan richten. Het hof zal verdachte daarom in zoverre partieel niet-ontvankelijk verklaren.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Het hof kan zich in overwegende mate vinden in de overwegingen van de rechtbank. Om die reden zullen de desbetreffende overwegingen worden overgenomen in het arrest met de volgende verbeteringen en aanvullingen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van september 2007 t/m 13 oktober 2009 te Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk een aantal geldbedragen, te weten:
-(dos 1) in de periode van 7 september 2007 t/m 28 december 2008 een aantal geldbedragen, een totaal bedrag belopende van 118.026,32 euro en/of
-(dos. 6) in de periode van 10 maart 2009 t/m 6 juli 2009 een aantal geldbedragen, een totaal bedrag belopende van 9.267,58 euro en/of
-(dos. 11) in de periode van 20 november 2007 t/m 6 oktober 2008 een aantal geldbedragen, een totaal bedrag belopende van 16.652,73 en/of
-(dos. 12) op 14 april 2009 een bedrag van 8.258,84 euro,
althans totaal belopende een bedrag van ca. 144.181,- euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan stichting [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e) geldbedrag(en) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als dagelijks bestuur(der) van stichting [benadeelde] en/of als financieel beheerder van de gelden van stichting [benadeelde] , onder zich had(den), (telkens) wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs [1]
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.

Inleiding

De [benadeelde] (hierna: [benadeelde] )
De [benadeelde] is in 1992 opgericht en kent als doel: ‘de instandhouding van de kwaliteit van het casco van woningen, nadat die woningen verbeterd zijn in het kader van de collectieve particuliere woningverbetering in Arnhem, en voorts al hetgeen met een en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin des woords.’ [2] Sinds 1992 beheert zij gelden van deelnemers voor het onderhoud en het laten verrichten van bouwtechnische inspecties van woningen in Arnhem. [3] De deelnemers zijn te onderscheiden in de categorieën [benadeelde] - en [stichting 1] -deelnemers. De eerste categorie participeert voor vijftien jaar in een onderhoudsfonds dat werd beheerd door de gemeente. De [benadeelde] maakte daartoe een onderhoudsplan en een begroting. Daarnaast beheerde de stichting, zoals genoemd, het geld voor deze deelnemers en voerde zij het onderhoud en tussentijdse inspecties uit. Deelnemers van de [stichting 1] (hierna: [stichting 1] ) participeerden ook voor vijftien jaar. Voor het geld dat zij overmaakten aan de [benadeelde] , voerde de stichting alleen onderhoudsinspecties uit. [4]
In het handelsregister van de Kamer van Koophandel staat, voor zover voor deze strafzaak relevant, het volgende beschreven met betrekking tot de [benadeelde] :
- [verdachte] stond vanaf 1 januari 1996 tot en met 23 april 2001 ingeschreven als bestuurder en was gezamenlijk bevoegd. [5] Per 28 november wordt [verdachte] ingeschreven als voorzitter, gezamenlijk bevoegd. [6] Op 9 juli 2009 wordt [verdachte] met terugwerkende kracht, per 1 januari 2009 uitgeschreven als vicevoorzitter. [7] [verdachte] stond echter, zoals hiervoor weergegeven, als voorzitter en niet als vicevoorzitter ingeschreven.
- Per 8 maart 2007 wordt [medeverdachte 1] inschreven als penningmeester, gezamenlijk bevoegd. [8] Het inschrijvingsformulier is op diezelfde datum ondertekend door [verdachte] . [9] Op 22 december 2008 wordt [medeverdachte 1] met terugwerkende kracht, per 1 december 2008, uitgeschreven als penningmeester. [10]
- Op 22 december 2008 wordt [medeverdachte 2] per 1 december 2008 ingeschreven als penningmeester. [11] Het inschrijvingsformulier is op laatstgenoemde datum ondertekend door [medeverdachte 1] . [12] Op 13 oktober 2009 werd [medeverdachte 2] met terugwerkende kracht uitgeschreven als penning meester, per 1 januari 2009. [13]
Aangifte
Op 12 november 2009 doet [aangever] namens de [benadeelde] aangifte van verduistering. [14] Sinds 19 november 2009 vormt hij samen met [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] het nieuwe bestuur. Aangever [aangever] , zelf deelnemer van de [benadeelde] , heeft verklaard dat hij in 2006 voor het laatst een saldo-overzicht had ontvangen. Toen na 1 januari 2009 binnen de kring van deelnemers duidelijk werd dat uitkeringen uit het [benadeelde] -fonds niet of nog nauwelijks werden gedaan en het toenmalige bestuur minimaal te bereiken was, is aangever samen met [naam 1] en [naam 3] een onderzoek gestart. Op dat moment bleken [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich allen al uitgeschreven te hebben als bestuurder. [15] Aangever heeft verder verklaard dat het balanstotaal op 31 december 2006 €789.090,07 bedroeg. [16] Ten tijde van het doen van aangifte hadden 109 deelnemers aan aangever kenbaar gemaakt welke saldi op dat moment op de rekening van de [benadeelde] hadden moeten staan. Bij elkaar opgeteld bedroeg dit €336.622,-. De Rabobank heeft aangever echter te kennen gegeven dat het saldo minder dan €10.000,- bedroeg. [17]
In maart 2012 werden onder meer [verdachte] , [medeverdachte 1] , [betrokkene] en [medeverdachte 2] als verdachte aangehouden.

Zaakdossier 1

Het hof heeft niet de overtuiging bekomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering zoals tenlastegelegd onder zaakdossier 1. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

Zaakdossier 6

Op 19 maart 2009 is er een bedrag van €2.114,63 vanaf de Rabobank rekening van de [benadeelde] overgemaakt naar de bankrekening van [bedrijf 1] onder vermelding van ‘ [adres] ’. [18] Op diezelfde datum werd er ook een bedrag van €2.052,75 vanaf de Rabobank rekening van de [benadeelde] overgemaakt naar de bankrekening van [bedrijf 1] onder vermelding van ‘ [adres] ’. [19]
In het dossier is een deelnemerslijst opgenomen van de panden die aangesloten zijn bij de [benadeelde] . Deze deelnemerslijst is door aangever [aangever] aangedragen. Beide hiervoor genoemde adressen staan niet op deze lijst vermeld. [20] Bij de doorzoeking in de woning van verdachte is echter ook een deelnemerslijst van de panden die aangesloten zijn bij de [benadeelde] aangetroffen. [21] De rechtbank heeft geconstateerd dat op deze lijst de hiervoor genoemde panden wel zijn opgenomen. [22]
Getuige [getuige 1] is gehoord als eigenaar van de woning aan de [adres] te Arnhem. Ook haar zoon [getuige 2] is gehoord nu hij de financiële belangen van zijn moeder behartigde. Beiden verklaren dat deze woning geen deel uitmaakt van de [benadeelde] . [getuige 1] verklaart dat er wel werkzaamheden zijn verrichten aan de woning – namelijk het verbouwen van een keuken – maar dit werd gedaan door het bedrijf van [verdachte] . De werkzaamheden hebben plaatsgevonden eind 2008/begin 2009 door [bedrijf 1] . De factuur van deze keuken ontving zij in maart 2009 en bedroeg €2.114,63. [getuige 2] heeft hierover verklaard dat deze factuur in maart 2009 contant aan verdachte is voldaan. [23]
Bij zijn verhoor bij de rechter-commissaris heeft [getuige 2] verklaard dat verdachte werkzaamheden heeft verricht aan de keuken en dat hij in ruil daarvoor wat installatiewerk heeft verricht aan de computer van verdachte. Voor de werkzaamheden aan de keuken zou hij nooit een nota hebben ontvangen. Deze heeft hij evenmin ontvangen voor het dubbel glas. [getuige 2] verklaart zich niet meer te kunnen herinneren dat hij voornoemd bedrag aan verdachte heeft betaald. [24]
Niettemin bevindt zich in het dossier een factuur van [bedrijf 1] , het bedrijf van verdachte, gedateerd 27 januari 2009, gericht aan de [benadeelde] , die betrekking had op onderhoud aan de woning [adres] te Arnhem. Op de factuur staat dat het ging om kozijnen met isolatieglas en het factuurbedrag bedroeg €2.114,65 inclusief BTW. [25]
Ook de eigenaar van het pand aan de [adres] te Arnhem, [getuige 3] , is gehoord. [getuige 3] verklaart onder meer dat de woning vroeger een onderhoudsfonds bij de [benadeelde] had, maar later niet meer omdat de gelden uit het fonds opgemaakt waren. [26] In de buurt werden meer woningen geschilderd. Dit werd geregeld door verdachte, zo verklaart [getuige 3] . [27] [getuige 3] heeft ook schilderwerken laten verrichten aan haar huis, maar zij verklaart dit zelf betaald te hebben, omdat verdachte haar had medegedeeld dat er geen geld meer in het fonds beschikbaar was. Zij verklaart een factuur te hebben ontvangen van €800 à €900 en verklaart dit bedrag op verzoek van verdachte contant aan hem te hebben betaald. [28] Ten slotte verklaart [getuige 3] dat zij in 2009 geen onderhoud aan haar woning aan de [adres] heeft laten verrichten. [29] Niettemin blijkt uit het rekeningafschrift van de [benadeelde] dat op 10 maart 2009 een bedrag à €2.052,75 is overgemaakt naar de rekening [bedrijf 1] , onder vermelding van het adres [adres] . [30]
Verdachte heeft ter zitting in eerste aanleg onder meer verklaard dat er wel degelijk werkzaamheden in het kader van de [benadeelde] zijn uitgevoerd op de hierboven genoemde adressen en dat hij daar ook facturen voor heeft uitgeschreven. Verdachte verklaart dat deze woningen op zijn lijst van deelnemers aan de [benadeelde] stonden die hij van [stichting 2] had ontvangen. Verdachte ontkent dat hij de lijsten vervalst heeft. Tenslotte verklaart verdachte dat hij geen geld van getuige [getuige 2] heeft ontvangen. [31]
Het hof acht deze verklaring op grond van voornoemde bewijsmiddelen, evenals de rechtbank, niet geloofwaardig en concludeert dat van de rekening van de [benadeelde] bedragen werden overgeboekt naar het bedrijf van verdachte terwijl daar geen werkzaamheden in het kader van de [benadeelde] tegenover stonden. Bovendien komen de adressen [adres] en de [adres] wel voor op de lijst van [benadeelde] -deelnemers die bij verdachte is aangetroffen, maar niet op die van aangever [aangever] . Verdachte heeft bedragen gefactureerd terwijl hij hiervoor namens de [benadeelde] geen werkzaamheden heeft verricht.
Uit het rekeningafschrift van de [benadeelde] blijkt dat verdachte op 6 juli 2009 een bedrag van €5.100,- is overgemaakt naar de bankrekening van verdachte. [32] In de aanvulling op de aangifte van [aangever] staat dat deze betaling wordt beschouwd als onverschuldigd en dat verdachte voor deze overschrijving aan [aangever] geen verklaring heeft kunnen of willen geven. [33] Ter zitting in eerste aanleg heeft verdachte verklaard dat ook dit bedrag ziet op werkzaamheden die door zijn bedrijf [bedrijf 1] zijn verricht in het kader van de [benadeelde] . Hij heeft hier echter geen factuur van over kunnen leggen en hij heeft ook geen verklaring kunnen geven voor het feit dat het bedrag naar zijn privérekening is overgemaakt. [34] Het hof acht, evenals de rechtbank, de verklaring van verdachte dan ook niet geloofwaardig en gaat er ook ten aanzien van deze overboeking vanuit dat hier geen werkzaamheden zijn verricht in het kader van de [benadeelde] .
Het totaalbedrag van voornoemde overboekingen waarvoor geen werkzaamheden zijn verricht in het kader van de [benadeelde] komt daarmee op een bedrag van €9.267,38 (€2.114,63 + €2.052,75 + €5.100,00).
Aldus acht het hof, evenals de rechtbank, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 10 maart 2009 tot en met 6 juli 2009 een bedrag ter hoogte van €9.267,38 toebehorende aan Stichting [benadeelde] , dat verdachte als dagelijks bestuurder van de Stichting [benadeelde] onder zich had, heeft verduisterd.

Zaakdossier 11

In de periode 20 november 2007 tot en met 6 oktober 2008 werden meerdere geldbedragen overgeboekt vanuit de [benadeelde] naar rekeningnummer [rekeningnummer 1] . Het totaalbedrag van deze transacties is €16.652,73 (€5.600,00 + €3.000,00 + €1.249,50 + €1.210,23 + €595,00 + €4.998,00). [35] Meerdere keren werd als begunstigde vermeld ‘ [bedrijf 2] ’. De rekening met nummer [rekeningnummer 1] stond echter op naam van [naam 4] . [36] Van de rekening van [naam 4] werd in totaal €16.150,- (€4.700,- + €2.900,- + €8.550,-) overgemaakt op de rekening van verdachte. [37]
[naam 4] heeft verklaard dat zij is benaderd door haar toenmalige buurman [verdachte] en dat hij haar heeft gevraagd of ze geld wilde verdienen. Hiertoe zou geld op haar rekening worden gestort, wat zij dan weer naar een andere rekening moest overschrijven. Enkele weken nadat [naam 4] haar bankrekeningnummer aan verdachte gaf, liet hij haar weten dat er geld op haar rekening zou worden gestort. Op de bankafschriften zag [naam 4] dat er inderdaad geld was gestort. Hierna maakte zij het geld over naar de rekening die verdachte haar had opgegeven. Per boeking mocht ze zelf een bedrag houden.
Verdachte gaf telkens aan hoeveel dit mocht zijn. Ze heeft er ongeveer €500,- aan overgehouden. [38] Ook heeft verdachte haar gezegd dat ze het niemand mocht vertellen. [39]
Op 3 oktober 2008 zijn bedragen overgemaakt naar genoemd rekeningnummer [naam 4] onder vermelding van ‘ [bedrijf 2] [adres] en [adres] ’. [40] Hiermee wordt de indruk gewekt dat onderhoud zou zijn verricht aan deze panden. In een schriftelijke verklaring heeft de eigenaar van die panden, [getuige 4] , verklaard dat aan de betreffende panden geen onderhoudswerkzaamheden zijn verricht die ten laste van het [benadeelde] -saldo gebracht zouden kunnen worden. Ook in de periode voordat [getuige 4] het eigendom verkreeg, had in 2007 geen onderhoud plaatsgevonden. [41]
Op 19 december 2007 werden naar genoemd rekeningnummer van [naam 4] onder vermelding van ‘ [bedrijf 2] ’ bedragen overgemaakt onder vermelding van ‘ [adres] ’ en ‘ [adres] ’. [42] De voormalig eigenaresse van de [adres] heeft schriftelijk aangegeven dat wel onderhoudswerkzaamheden zijn verricht door klusbedrijven die door de [benadeelde] werden aanbevolen en dat de nota’s direct door de [benadeelde] aan de klusbedrijven zijn betaald. [43] De eigenaar van het pand aan de [adres] is ook schriftelijk bevraagd. Hij heeft aangegeven dat er werkzaamheden zijn verricht door iemand van de [benadeelde] . Hij dacht dat deze persoon [verdachte] heette. Bij zijn weten is er nooit een factuur gestuurd. Het was wel de bedoeling dat de kosten zouden worden betaald uit het fonds van de [benadeelde] , maar gebleken is dat er geen geld (meer) was. [44]
Met het vermelden van bovengenoemde adressen bij de overboeking, was het naar het oordeel van het hof, evenals naar het oordeel van de rechtbank, kennelijk de bedoeling om derden te laten denken dat de overgeboekte bedragen zagen op onderhoudswerkzaamheden. Gelet op hetgeen door de (voormalig) eigenaren is verklaard, kunnen de overgeboekte bedragen echter niet op de al dan niet uitgevoerde werkzaamheden zien.
[medeverdachte 1] en verdachte waren in de tenlastegelegde periode respectievelijk penningmeester en voorzitter. [45] [medeverdachte 1] heeft zich ten overstaan van de politie op zijn zwijgrecht beroepen. Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij weleens geld van [naam 4] op zijn rekening heeft gekregen. Dit was een foutje van [medeverdachte 1] , aldus verdachte. Het is een keer of twee, drie gebeurd. Verdachte verklaarde verder dat hij het geld dat hij van [naam 4] had ontvangen aan [medeverdachte 1] heeft gegeven, omdat hij dacht dat het van de [benadeelde] kwam en omdat [medeverdachte 1] hem had gevraagd het geld contant op te nemen en aan hem af te geven. De betalingen van [naam 4] naar [verdachte] privérekening zullen ook een foutje van [medeverdachte 1] zijn, verklaart verdachte. Ook dit geld is naar eigen zeggen van verdachte aan [medeverdachte 1] gegeven. [46]
Het hof acht deze verklaring ongeloofwaardig. Ten tijde van de tenlastegelegde handelingen was verdachte voorzitter van [benadeelde] . Hij heeft door middel van de bankrekening van zijn voormalig buurmeisje wederrechtelijk gelden van de [benadeelde] zich toegeëigend. Daarmee heeft hij zich schuldig gemaakt aan verduistering.

Zaakdossier 12

Op 14 april 2009 is een bedrag van €8.258,84 overgemaakt vanuit de [benadeelde] naar rekeningnummer [rekeningnummer 2] onder vermelding van ‘ [adres] ’. [47] Dit rekeningnummer stond op naam van [getuige 5] . [48] Op 24 april 2009 is in totaal €8.000,- (€5.000,- + €3.000,-) contant van de rekening opgenomen. [49]
[getuige 5] heeft verklaard dat zij verdachte kent via haar ex-vriend [getuige 6] . [getuige 6] vertelde haar dat ze snel geld kon verdienen door haar bankrekening ter beschikking te stellen. Er zou dan geld op haar rekening worden gestort. Nadat het geld gestort was, zou ze het samen met verdachte contant moeten opnemen bij de bank. Verdachte moest daar bij zijn, omdat hij het allemaal had bedacht en zo aan [getuige 6] had voorgesteld, aldus [getuige 5] . [50] Verdachte is ook daadwerkelijk met haar mee geweest naar de bank om gelden contant op te nemen. Gedurende de tijd dat [getuige 5] bezig was met het opnemen van geld, stond verdachte naast haar. Vrijwel direct na de opname gaf [getuige 5] de contanten aan hem af. Van tevoren had hij [getuige 5] verteld dat ze €8.000,- op mocht nemen, waarvan zij zelf €250,- mocht houden. [51] Dat verdachte met [getuige 5] is mee gegaan naar de bank om geld te pinnen en contant in ontvangst te nemen, wordt overigens door verdachte erkend. [52]
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat [getuige 5] een stukadoorsbedrijf is dat wel eens werkzaamheden heeft verricht voor de [benadeelde] . Welke werkzaamheden het bedrijf heeft verricht, weet hij niet meer. Hij heeft zelf geen zaken met dit bedrijf gedaan. Het geld dat verdachte van [getuige 5] heeft ontvangen, zegt hij contact terug te hebben gegeven aan de bewoners. De bewoners wilden dit zelf contant hebben. Ze namen contact op met [medeverdachte 1] en hij vertelde dat het geld contant aan de bewoners gegeven moest worden, aldus verdachte. [getuige 7] was hierbij aanwezig. Het ging om de bewoners van de [adres] en de [adres] . Verdachte verklaart dat hij de bewoners een afschrift van betaling heeft laten tekenen. Het afschrift heeft verdachte aan [medeverdachte 1] gegeven. Voorts verklaart verdachte dat hij in dit kader contact heeft gehad met de vriendin van stukadoor [getuige 5] . Zij heeft hem toen het geld gegeven bij de bank. Na het pinnen heeft ze het geld direct aan hem overhandigd. Later die dag is verdachte samen met [getuige 7] naar de klant gereden om het geld af te geven. De klant heette [klant] (het hof begrijpt: [klant] ). De vrouw van [klant] was erbij toen hij het geld overhandigde. [klant] wilde de rest van het geld wat bij de [benadeelde] stond en voor hem bestemd was contant hebben. In die periode kon dat niet en moest een constructie bedacht worden. Voor zover hij weet, heeft [getuige 5] nooit werk aan één van de woningen van [klant] verricht. [53] De constructie was niet in overeenstemming met de regels van de [benadeelde] en is buiten het bestuur van de [benadeelde] om gegaan. [54]
Ook [getuige 7] is verhoord en heeft verklaard dat hij geen [klant] kent en dat hij zich niet kan herinneren dat hij getuige is geweest bij een betaling aan hem. Het huisnummer [adres] zegt hem niets. Hij heeft verdachte daar op een adres één keer een enveloppe door de brievenbus zien doen, maar is er nooit binnen geweest. [55]
Getuige [getuige 8] , de vrouw van [klant] , heeft verklaard dat ze niet weet wie [verdachte] is. Ze heeft hem nog nooit gezien is er zeker van dat hij nooit in haar huis is geweest. Ook [getuige 7] zegt haar niets en is nog nooit bij haar thuis geweest. Ze is er nooit getuige van geweest dat haar man van ene [verdachte] geld heeft gekregen. Haar man en zij hebben ook nooit geld gekregen uit het fonds van de [benadeelde] . [56]
Voorts bevat het dossier een schriftelijke verklaring van [klant] , waarin hij onder meer schrijft dat op zijn woningen [adres] sinds 1996 een 15-jarige onderhoudsplicht rust vanuit de [benadeelde] . Geen bedrijf op persoon met de naam [getuige 5] heeft onderhoudswerk aan zijn woningen verricht. [57]
Het hof acht, evenals de rechtbank, de verklaringen van verdachte in het licht van het voorgaande niet geloofwaardig. Ten tijde van de tenlastegelegde handelingen was verdachte voorzitter van de [benadeelde] . dat hij zich op een later moment met terugwerkende kracht heeft uitgeschreven als voorzitter, doet daaraan niet af. Hij heeft door middel van de bankrekening van een derde wederrechtelijk geldbedragen, afkomstig van de [benadeelde] , zich toegeëigend. Daarmee heeft hij zich schuldig gemaakt aan verduistering.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
een of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van september 2007 t/m 13 oktober 2009 te Arnhem,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens
)opzettelijk een aantal geldbedragen, te weten:
-(dos 1) in de periode van 7 september 2007 t/m 28 december 2008 een aantal geldbedragen, een totaal bedrag belopende van 118.026,32 euro en/of
-(dos. 6) in de periode van 10 maart 2009 t/m 6 juli 2009 een aantal geldbedragen, een totaal bedrag belopende van 9.267,58 euro en/of
-(dos. 11) in de periode van 20 november 2007 t/m 6 oktober 2008 een aantal geldbedragen, een totaal bedrag belopende van 16.652,73 en/of
-(dos. 12) op 14 april 2009 een bedrag van 8.258,84 euro,
althans totaal belopende een bedrag van ca. 144.181,- euro), in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten deletoebehorende aan stichting [benadeelde] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),welk
(e
)geldbedrag
(en
)verdachte en/of zijn mededader
(s)anders dan door misdrijf, te weten als dagelijks bestuur(der) van stichting [benadeelde] en/of als financieel beheerder van de gelden van stichting [benadeelde] , onder zich had
(den
),
(telkens
)wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

medeplegen van verduistering meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen – en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden – dat verdachte zich gedurende een lange periode meermalen schuldig heeft gemaakt aan verduistering. De ernst van deze feiten en de omvang van het verduisterde bedrag rechtvaardigen geen andere straf, ook na verloop van een aanzienlijke periode, dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De stichting [benadeelde] behoorde de belangen te behartigen van individuele particulieren die juist hebben deelgenomen aan de constructie om het mogelijk te maken onderhoud te plegen aan hun woning. Door nagenoeg al het geld van de stichting te verduisteren hebben verdachte en medeverdachten aan anderen grote financiële schade en hinder toegebracht en ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de woningbezitters mochten verwachten van verdachte en zijn rol in het bestuur van de stichting. Het hof rekent dit verdachte zwaar aan.
Ten aanzien van de schending van de redelijke termijn merkt het hof het volgende op. Uit vaste jurisprudentie van het EHRM en de Hoge Raad volgt dat de redelijke termijn aanvangt op het moment dat vanwege de Nederlandse staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaalde strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. In dit geval is de redelijke termijn aangevangen op het moment van de doorzoeking in de woning van verdachte op 22 september 2011. Op 26 maart 2015 is het eindvonnis uitgesproken. In de tussentijd heeft een relatief complex en grootschalig onderzoek met meerdere verdachten plaatsgevonden en zijn op verzoek van de verdediging getuigen gehoord. De redelijke termijn is hierbij in eerste aanleg overschreden. Om die reden zal het hof hier rekening mee houden bij de strafoplegging.
Het hof ziet geen ruimte of aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. Verdachte is first offender, de feiten zijn lang geleden gepleegd en er is in de tussentijd niet gebleken van herhaling van strafbare feiten. In beginsel acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden op zijn plaats, maar gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal verdachte hiervoor in de op te leggen straf worden gecompenseerd en aan hem een straf worden opgelegd van de hierna aan te geven duur.
Voor zover de raadsman van verdachte nog heeft aangevoerd dat de gemeente in gebreke is gebleven bij de uitvoering/invulling van haar toezichthoudende taak en dat dit gevolgen dient te hebben bij de bepaling van de strafsoort dan wel strafmaat overweegt het hof het volgende. Daargelaten de vraag of de gemeente in gebreke is gebleven als door de raadsman gesteld, zelfs indien daarvan sprake is geweest, doet dat niet af aan de strafwaardigheid van verdachtes handelen als bewezenverklaard en ziet het hof daarin geen aanleiding een andere straf op te leggen dan hierna overwogen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 8.052,73. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Er zijn teveel onduidelijkheden betreffende de omvang van de schade en de wijze waarop de civiele rechter inmiddels al dan niet onherroepelijke beslissingen heeft genomen. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij die burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 57 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover gericht tegen de vrijspraak van zaakdossier 9 en de vrijspraak van de impliciet cumulatief tenlastegelegde diefstallen door middel van een valse sleutel.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
B1.001 Blauw mapje inhoud gegevens huis Frankrijk
B3.001 Brief in Franse taal vermoedelijk afkomstig van een notaris
B5.003 Losse DVD met opschrift document
B4.004 Losse administratie [verdachte] bestaande uit diverse mappen en hangmappen B5.008 Administratie uit kast souterrain

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. B.J.J. Melssen, voorzitter,
mr. A.J. Smit en mr. J.S. van Duurling, raadsheren,
in tegenwoordigheid van K. Elema, griffier,
en op 16 december 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.S. van Duurling is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 16 december 2016.
Tegenwoordig:
mr. B.J.J. Melssen, voorzitter,
mr. J. van Spanje, advocaat-generaal,
mr. M. Nijhuis, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.In de hierna opgesomde bewijsmiddelen wordt verwezen naar het in de wettelijke vorm door de verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Midden opgemaakte proces-verbaal, genummerd 200120807.1045, gesloten op 12 juli 2012 en in de bijbehorende in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De akte van oprichting d.d. 16 november 1992, p. 32 en 33.
3.Het proces-verbaal van bevindingen overzicht [benadeelde] , p. 24.
4.Het proces-verbaal van bevindingen overzicht [benadeelde] , p. 25.
5.Het document Opgaaf van wijzigingen handelsregister, p. 74 en het handelsregister van de Kamer van Koophandel, p. 79.
6.Het inschrijvingsformulier van de Kamer van Koophandel, p. 93 t/m 96.
7.Het document wijziging functionarisgegevens, p. 97 t/m 100 en het handelsregister van de Kamer van Koophandel, p. 80.
8.Het inschrijvingsformulier van de Kamer van Koophandel, p. 83 t/m 88 en het handelsregister van de Kamer van Koophandel, p. 81.
9.Het inschrijvingsformulier van de Kamer van Koophandel, p. 88.
10.Het uitschrijvingsformulier van de Kamer van Koophandel, p. 89 t/m 92 en het handelsregister van de Kamer van Koophandel, p. 81.
11.Het inschrijvingsformulier van de Kamer van Koophandel, p. 101 t/m 106.
12.Het inschrijvingsformulier van de Kamer van Koophandel, p. 106.
13.Het document wijziging functionarisgegevens, p. 107 t/m 110.
14.Het proces-verbaal van aangifte door [aangever] , p. 329 t/m 334.
15.Het proces-verbaal van aangifte door [aangever] , p. 330, laatste alinea en p. 331, tweede alinea.
16.Het proces-verbaal van aangifte door [aangever] , p. 332, eerste alinea
17.Het proces-verbaal van aangifte door [aangever] , p. 333, tweede, vijfde en zesde alinea.
18.Bankafschrift van de [benadeelde] d.d. 19 januari 2010, p. 1366.
19.Bankafschrift van de [benadeelde] d.d. 19 januari 2010, p. 1366.
20.Bijlage C en F (deelnemerslijsten van de [benadeelde] ) van het proces-verbaal aangifte [aangever] , p. 350-351 en 378-381.
21.Proces-verbaal kennisgeving in beslagneming, p. 297-301 en het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , p. 744, eerste alinea.
22.Deelnemerslijsten van de [benadeelde] , 9. 1383 en p. 1385.
23.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 augustus 2011 met als bijlage een verklaring van [getuige 1] , p. 1392-1394.
24.Proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige 2] d.d. 17 september 2013.
25.Een factuur gericht aan de [benadeelde] , afkomstig van [bedrijf 1] d.d. 27 januari 2009, p. 1402.
26.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 1407, eerste en tweede alinea.
27.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 1407, derde en vijfde alinea.
28.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 1407, vijfde alinea.
29.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 1407, achtste alinea.
30.Bankafschrift [benadeelde] d.d. 19 januari 2010, p. 1366.
31.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 12 maart 2015, p. 6.
32.Bankafschrift [benadeelde] d.d. 30 juli 2009, p. 1368.
33.Aanvulling op de aangifte, opgemaakt door [aangever] , p. 421, achtste alinea.
34.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 12 maart 2015, p. 6.
35.Bankafschriften [benadeelde] d.d. 1 november 2008, 1 januari 2008 en 1 december 2007, p. 1602-1604 en de bankafschriften van [naam 4] d.d. 15 oktober 2008, 16 januari 2008, 19 december 2007 en 15 oktober 2008, p. 1606-1610.
36.Het document vordering verstrekken gegevens ING, p. 1669.
37.De bankafschriften van [naam 4] d.d. 19 december 2007, 15 oktober 2008 en 16 januari 2008, respectievelijk genummerd p. 1609-1610 en p. 1607 en de bankafschriften van [verdachte] d.d. 17 december 2007, 21 januari 2008 en 20 oktober 2008, respectievelijk genummerd p. 1624, p. 1627 en p. 1645.
38.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 4] , p. 824, eerste alinea.
39.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 4] , p. 824, tweede alinea.
40.Bankafschrift [benadeelde] d.d. 1 november 2008, p. 1602.
41.De schriftelijke verklaring van [getuige 4] d.d. 17 januari 2011, p. 600.
42.Bankafschrift [benadeelde] d.d. 1 januari 2008, p. 1603.
43.Het vragenformulier d.d. 26 juni 2012, ingevuld door [naam 6] , p. 1671-1672.
44.Het vragenformulier d.d. 14 juni 2012, ingevuld door [naam 7] , p. 1674.
45.Het inschrijvingsformulier van de Kamer van Koophandel, p. 83 t/m 88, het handelsregister van de Kamer van Koophandel, p. 81 en het inschrijvingsformulier van de Kamer van Koophandel, p. 93 t/m 96.
46.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 7 maart 2012, p. 743-744.
47.Bankafschrift [benadeelde] d.d. 19 januari 2010, 1721 en het bankafschrift van [getuige 5] d.d. 1 mei 2009, p. 1718.
48.Een afschrift van een e-mailbericht namens Rabobank Nederland d.d. 31 januari 2012, p. 1715.
49.Bankafschrift [benadeelde] d.d. 19 januari 2010, p. 1721 en het bankafschrift van [getuige 5] d.d. 1 mei 2009, p. 1717.
50.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 811, laatste alinea.
51.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 812, tweede, vierde en vijfde alinea.
52.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 7 maart 2012, p. 748, eerste alinea.
53.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 7 maart 2012, p. 748, een na laatste alinea.
54.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 7 maart 2012, p. 748, laatste alinea.
55.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 7] , p. 1703-1704.
56.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 8] , p. 1708.
57.Een schriftelijke verklaring van [klant] d.d. 16 december 2010, p. 1711.