In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland van 30 juli 2015. De verdachte, voormalig penningmeester van een stichting, was in eerste aanleg vrijgesproken van zijn betrokkenheid bij een diefstal met valse sleutel en witwassen. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat er sprake was van een onherroepelijke deelvrijspraak. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank voor het overige bevestigd, maar de opgelegde straf en de motivering daarvan vernietigd.
Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van elf maanden. Bij de straftoemeting heeft het hof rekening gehouden met de ernst van de feiten, waaronder het medeplegen van diefstal in vereniging en witwassen, en de financiële schade die aan derden is toegebracht. De verdachte was niet aanwezig tijdens de zitting en zijn raadsvrouw had eerder aangegeven de verdachte niet meer bij te staan. Het hof heeft ook de overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak in aanmerking genomen en heeft de opgelegde straf met één maand verminderd.
De beslissing van het hof houdt in dat de verdachte niet-ontvankelijk is verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van een deel van de tenlastelegging. Het hof heeft de strafoplegging gemotiveerd en de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal in mindering worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter en de griffier aanwezig waren.