ECLI:NL:GHARL:2016:1015

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 februari 2016
Publicatiedatum
10 februari 2016
Zaaknummer
15/00129
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake leges voor omgevingsvergunning en overschrijding opbrengstlimiet

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] bv tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 6 januari 2015, waarin de rechtbank de leges voor een omgevingsvergunning had verminderd. De heffingsambtenaar van de gemeente Epe had leges geheven ter hoogte van € 56.117,33 voor de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de herbouw van een tennishal, die in 2010 was afgebrand. De rechtbank had het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en het bedrag aan leges verlaagd tot € 36.210,25. Belanghebbende ging in hoger beroep, waarbij de vraag centraal stond of de leges terecht waren geheven en of de aanvraag voor de omgevingsvergunning was ingediend na aanvang van de bouwactiviteiten. Tijdens de zitting op 25 november 2015 werd duidelijk dat de heffingsambtenaar van mening was dat de bouwactiviteiten al waren gestart voordat de vergunning was aangevraagd, wat leidde tot een verhoging van de leges met 50%. Het hof oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de bouwactiviteiten inderdaad waren begonnen voor de aanvraag van de vergunning. Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werden geen proceskosten toegewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 15/00129
uitspraakdatum: 9 februari 2016
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] bvte
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 6 januari 2015, nummer AWB 12/314, in het geding tussen belanghebbende en
de
heffingsambtenaarvan de
gemeente Epe(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
Van belanghebbende is bij schriftelijke kennisgeving, gedagtekend 15 oktober 2011, ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning ten behoeve van het pand [a-straat] 18 te [Z] (hierna: de tennishal) een bedrag van € 56.117,33 aan leges geheven.
1.2
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar het bedrag aan leges gehandhaafd.
1.3
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 6 januari 2015 gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd en het bedrag aan leges verminderd tot € 36.210,25.
1.4
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
1.6
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 november 2015 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [A] , als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede mr. [B] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door ing. [C] .
1.7
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.De vaststaande feiten

2.1
Belanghebbende is eigenaar van de tennishal. Directeur van belanghebbende was ing. [D] (hierna: [D] ).
2.2
De tennishal is [in] 2010 afgebrand. De spanten van de tennishal zijn blijven staan. De spanten waren in het middengedeelte voorzien van trekstangen.
2.3
Op 30 november 2010 heeft een milieuambtenaar van de gemeente Epe (hierna: de gemeente) een controle ingesteld. Hierbij heeft hij geconstateerd dat asbestvervuiling aanwezig is.
2.4
Op 13 december 2010 heeft de teamleider Vergunningverlening en handhandhaving namens burgemeester en wethouders van de gemeente belanghebbende aangeschreven en belanghebbende verzocht een asbestsanering en een aanvullend grondonderzoek uit te laten voeren.
2.5
Bij een controle op 2 mei 2011 hebben ambtenaren van de gemeente geconstateerd dat belanghebbende de asbestsanering heeft afgerond. Bij de opname van het terrein waarop de spanten van de tennishal nog stonden hebben de ambtenaren foto’s genomen van de bebouwing.
2.6
Op 14 juli 2011 hebben handhavers van de gemeente geconstateerd dat belanghebbende gordingen liet aanbrengen op de spanten. De aannemer heeft daarover verklaard dat na het aanbrengen van de gordingen de dakplaten zouden worden aangebracht en [D] heeft aangegeven dat hij ervan uitging dat voor herbouw geen vergunning nodig was. De handhavers hebben de werkzaamheden stilgelegd, omdat naar hun mening vergunningplichtige werkzaamheden werden uitgevoerd, terwijl nog geen omgevingsvergunning was afgegeven.
2.7
Op 22 juli 2011 heeft belanghebbende een omgevingsvergunning aangevraagd voor de herbouw van de tennishal.
2.8
In de Tarieventabel behorende bij de Legesverordening 2011 (hierna: de Tarieventabel) is in Titel 2, Hoofdstuk 2 “Omgevingsvergunning” onder meer bepaald:
“2.3.1.
Bouwactiviteiten
2.3.1.1 Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief indien de bouwkosten:
(…)
2.3.1.1.3 meer dan € 750.000,- bedragen € 20.654,50 vermeerderd met 2,35% van het bedrag waarmee de bouwkosten € 750.000,- te boven gaan, met een maximum van € 120.000.
Achteraf ingediende aanvraag
2.3.1.2 Onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1.1 bedraagt het tarief, indien de in dat onderdeel bedoelde aanvraag wordt ingediend na aanvang of gereedkomen van de bouwactiviteit 150%
van de op grond van dat subonderdeel verschuldigde leges.”

3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1
In geschil is of de heffingsambtenaar voor de heffing van leges terecht heeft aangenomen dat de aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning is ingediend na aanvang van de bouwactiviteiten. Voorts is in geschil of de door belanghebbende verschuldigde leges de kosten van de door de gemeente verrichte werkzaamheden niet overschrijdt. Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend en de heffingsambtenaar beantwoordt deze bevestigend.
3.2
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
3.3
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de heffingsambtenaar en vernietiging van de in rekening gebrachte leges, dan wel vermindering van de leges tot een bedrag waarbij de verhoging van 50% van het tarief niet is toegepast.
3.4
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Beoordeling van het geschil

4.1
Belanghebbende stelt dat de kosten van de door de gemeente verrichte werkzaamheden het bedrag aan leges niet mogen overschrijden. Ingevolge artikel 229b, lid 1, van de Gemeentewet worden de legestarieven zodanig vastgesteld dat de geraamde baten van de rechten niet uitgaan boven de geraamde lasten ter zake. Deze toets wordt toegepast op het totaal van de geraamde baten van de rechten die in een verordening zijn geregeld, en het totaal van de geraamde lasten die de werkzaamheden meebrengen waarvoor deze rechten geheven worden. Daarbij gaat het derhalve niet om het kostendekkingspercentage per dienst of groep van diensten, maar om de kostendekking van alle in de verordening opgenomen diensten (vgl. HR 4 februari 2005, nr. 38.860, ECLI:NL:HR:2005:AP1951, BNB 2005/112). De tekst van de bepaling dwingt naar het oordeel van het Hof niet tot de uitleg van belanghebbende dat de in artikel 229b, lid 1, van de Gemeentewet geregelde toets moet worden toegepast per door de gemeente geleverde dienst of per samenhangende groep van diensten.
4.2
Ingevolge onderdeel 2.3.1.2 van de Tarieventabel bedragen de leges 150% van het tarief, indien de aanvraag van een omgevingsvergunning wordt ingediend na de aanvang van de bouwactiviteiten.
4.3
Belanghebbende betoogt dat met het aanbrengen van de gordingen de bouwactiviteiten geen aanvang hebben genomen, omdat de gordingen noodzakelijk waren voor de stabiliteit van de na de brand en de verwijdering van de verbrande gordingen, overgebleven constructie. Belanghebbende heeft vier verklaringen overgelegd ter ondersteuning van haar stelling.
4.4
De heffingsambtenaar brengt hier tegen in dat de gordingen niet noodzakelijk zijn voor de stabiliteit van de constructie. De door de gemeente ingeschakelde constructeur heeft aangegeven dat de stabiliteit van het gebouw door de aanwezige trekstangen en drukkokers ruim voldoende is.
4.5
Uit de door de heffingsambtenaar overgelegde foto’s, waaronder de onder 2.5 bedoelde foto’s, en de toelichting daarop ter zitting van partijen volgt, dat op 2 mei 2011 in enkele spantvlakken stalen trekstangen in windverband zijn aangebracht. Tussen de spanten zijn drukkokers geplaatst. In de door belanghebbende overgelegde verklaringen wordt ervan uitgegaan dat de spanten, afgezien van de trekstangen, los van elkaar staan. Dit uitgangspunt van de verklaringen vindt geen steun in de feitelijke situatie op 2 mei 2011, omdat op dat moment de spanten met elkaar waren verbonden door drukkokers. De verklaringen bieden daarom geen steun voor belanghebbendes standpunt. Na het verwijderen van de verbrande gordingen heeft het enige tijd geduurd voordat nieuwe gordingen zijn geplaatst. De omstandigheid dat de spanten ook zonder gordingen konden bestaan vormt evenmin een ondersteuning voor de stelling van belanghebbende dat de gordingen noodzakelijk waren voor de stabiliteit van de spanten. Uit de verklaringen van de aannemer tegenover de handhavers volgt, dat ook daadwerkelijk met de bouw is begonnen. Naar het oordeel van het Hof heeft de heffingsambtenaar aannemelijk gemaakt dat de bouwactiviteiten een aanvang hebben genomen, voordat de omgevingsvergunning is aangevraagd. Hij heeft dan ook terecht de leges met 50% verhoogd.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.F.C. Spek, voorzitter, mr. A.J.H. van Suilen en
mr. J.J. Westerbaan, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Postema als griffier.
De beslissing is op
9 februari 2016in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(E.D. Postema)
(R.F.C. Spek)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 11 februari 2016
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.