In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] bv tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 6 januari 2015, waarin de rechtbank de leges voor een omgevingsvergunning had verminderd. De heffingsambtenaar van de gemeente Epe had leges geheven ter hoogte van € 56.117,33 voor de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de herbouw van een tennishal, die in 2010 was afgebrand. De rechtbank had het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en het bedrag aan leges verlaagd tot € 36.210,25. Belanghebbende ging in hoger beroep, waarbij de vraag centraal stond of de leges terecht waren geheven en of de aanvraag voor de omgevingsvergunning was ingediend na aanvang van de bouwactiviteiten. Tijdens de zitting op 25 november 2015 werd duidelijk dat de heffingsambtenaar van mening was dat de bouwactiviteiten al waren gestart voordat de vergunning was aangevraagd, wat leidde tot een verhoging van de leges met 50%. Het hof oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de bouwactiviteiten inderdaad waren begonnen voor de aanvraag van de vergunning. Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werden geen proceskosten toegewezen.