In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een vordering van [appellant] tot afgifte van bankafschriften van de betaalrekening van de overleden erflaatster, [erflaatster]. De erflaatster is op [datum1] overleden en heeft bij testament [appellant] en [geïntimeerde] als erfgenamen benoemd. [geïntimeerde] is tevens benoemd tot executeur van de nalatenschap. Er zijn geschillen ontstaan tussen de twee erfgenamen over de afwikkeling van de nalatenschap. [appellant] stelt dat [geïntimeerde] onrechtmatig heeft gehandeld en vordert in het incident de afgifte van bankafschriften van de rekening van de erflaatster, die hij nodig heeft om zijn vorderingen te onderbouwen. Het hof heeft eerder een tussenarrest gewezen en na een comparitie op 22 juni 2016 zijn partijen de stukken voor het wijzen van arrest in het incident overgelegd.
Het hof oordeelt dat [appellant] rechtmatig belang heeft bij de gevraagde afgifte van de bankafschriften, omdat hij stelt dat [geïntimeerde] gelden heeft onttrokken aan de nalatenschap. Het hof wijst de vordering toe, maar zonder dwangsom, omdat niet is gebleken dat [geïntimeerde] niet vrijwillig aan de veroordeling zal voldoen. De zaak wordt verwezen naar de roldatum 21 februari 2017 voor een memorie van antwoord door [geïntimeerde].