In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van kinderalimentatie. De zaak betreft een man en een vrouw die een relatie hebben gehad, maar niet samen hebben gewoond. Uit de vrouw is een kind geboren, waarover zij alleen het gezag uitoefent. De rechtbank Gelderland had eerder op 18 maart 2016 de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind vastgesteld op € 300,- per maand, met ingang van 1 oktober 2015. De man is in hoger beroep gekomen en verzoekt het hof om deze beschikking te vernietigen en de bijdrage te bepalen op nihil of op een lager bedrag.
Tijdens de mondelinge behandeling op 20 oktober 2016 heeft de man verklaard dat hij de verwekker van het kind is, maar partijen zijn verdeeld over de hoogte van de behoefte van het kind aan een bijdrage. Het hof heeft vastgesteld dat de man onvoldoende gegevens heeft overgelegd om zijn inkomen en draagkracht te onderbouwen. De man heeft weliswaar enkele documenten overgelegd, maar deze geven geen volledig beeld van zijn financiële situatie. Het hof heeft de behoefte van het kind vastgesteld op het door de vrouw gestelde bedrag van € 300,- per maand.
De man heeft ook aangevoerd dat zijn draagkracht niet toereikend is om de bijdrage te betalen, mede vanwege een schuldhulpverleningstraject. Het hof heeft vastgesteld dat de man een netto inkomen heeft van € 1.857,85 per maand, maar dat zijn vaste lasten en schulden zijn draagkracht beperken. Uiteindelijk heeft het hof besloten dat de man een bijdrage van € 25,- per maand zal betalen, met ingang van 1 oktober 2015, en heeft de eerdere beschikking van de rechtbank vernietigd. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.