ECLI:NL:GHARL:2016:10067

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 december 2016
Publicatiedatum
13 december 2016
Zaaknummer
200.189.870
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging kinderalimentatie en draagkracht in hoger beroep

In deze zaak gaat het om de wijziging van de kinderalimentatie die de man moet betalen voor zijn twee kinderen, na een echtscheiding. De vrouw heeft hoger beroep aangetekend tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland van 20 januari 2016, waarin de alimentatie is vastgesteld op € 103,- per kind per maand. De vrouw betwist de draagkracht van de man, die stelt dat zijn inkomen is gedaald en hij niet in staat is om de eerder vastgestelde alimentatie te betalen. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren. De man heeft jaarcijfers van zijn onderneming overgelegd, maar de vrouw betwist de juistheid van zijn financiële situatie en wijst op zijn luxueuze levensstijl, die niet in overeenstemming lijkt met zijn gestelde inkomen. Het hof oordeelt dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij geen draagkracht heeft. De discrepantie tussen zijn levensstijl en de gestelde inkomsten is te groot, en hij heeft nagelaten om de nodige bewijsstukken te overleggen. Hierdoor slagen de grieven van de vrouw met betrekking tot de draagkracht van de man. Het hof vernietigt de eerdere beschikking en wijst het verzoek van de man af, waarbij de proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.189.870
(zaaknummer rechtbank Gelderland, 283372)
beschikking van 13 december 2016
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. C.G.M. van Rossum te Bemmel, gemeente Lingewaard,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. K. Coenders-El Dahri te Beuningen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 20 januari 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 19 april 2016;
- het verweerschrift met producties;
- een journaalbericht van mr. Coenders-El Dahri van 9 oktober 2016 met productie;
- een journaalbericht van mr. Van Rossum van 10 oktober 2016 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 20 oktober 2016 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

3.De vaststaande feiten

3.1
Het huwelijk van partijen is op 26 juli 2005 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Arnhem van 21 juli 2005 in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
3.2
De man en de vrouw zijn de ouders van:
- [kind 1], geboren op [geboortedatum] 2001, en
- [kind 2], geboren op [geboortedatum] 2002
over wie partijen gezamenlijk het gezag uitoefenen. De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij de vrouw.
3.3
Bij voormelde echtscheidingsbeschikking heeft de rechtbank bepaald dat de inhoud van het aan die beschikking gehechte convenant, gedateerd 21 juni 2005, deel uitmaakt van die beschikking. In dit convenant zijn partijen onder meer overeengekomen dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen € 225,- per kind per maand zal betalen. Partijen hebben de behoefte van de kinderen bij dit convenant gesteld op € 350,- per kind per maand, welk bedrag is gebaseerd op een gezinsinkomen van circa € 3.000,- netto per maand. Deze bijdrage bedraagt met ingang van 1 januari 2015 ingevolge de wettelijke indexering € 263,- per kind per maand.
3.4
Bij beschikking van 24 februari 2011 heeft de rechtbank Arnhem het verzoek van de man tot wijziging van de echtscheidingsbeschikking en het aan die beschikking gehechte convenant toegewezen, in die zin dat de door de man te betalen bijdrage met ingang van
1 september 2010 nader werd gesteld op nihil en het meer of anders verzochte werd
afgewezen.
3.5
Bij beschikking van dit hof van 13 december 2011 is voornoemde beschikking van de rechtbank Arnhem van 24 februari 2011 vernietigd en is het verzoek van de man de alimentatie te wijzigen en op nihil te stellen alsnog afgewezen.
3.6
De man is op 22 mei 2007 gehuwd met [A], verder: [A]. Uit dit huwelijk zijn geboren:
- [kind 3], op [geboortedatum] 2007, en
- [kind 4], op [geboortedatum] 2009.

4.De omvang van het geschil

4.1
In geschil is de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van partijen.(hierna ook: kinderalimentatie). De rechtbank heeft in de bestreden beschikking die bijdrage met ingang van 1 juni 2015 vastgesteld op € 103,- per kind per maand.
4.2
De vrouw is met elf grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 20 januari 2016. De grieven zien op de behoefte van de kinderen en de draagkracht van de man. De vrouw verzoekt het hof de beschikking van 20 januari 2016 te vernietigen en opnieuw beschikkende de man alsnog in zijn verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren, althans die verzoeken af te wijzen en de man in de kosten van deze procedure te veroordelen.
4.3
De man voert verweer. De man verzoekt het hof, voor zover de wet dit toelaat, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te bekrachtigen, de vrouw te veroordelen in de proceskosten van dit geding en het meer of anders verzochte af te wijzen als rechtens onbewezen en/of ongegrond.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De grieven II tot en met VIII van de vrouw zien op het inkomen en de draagkracht van de man en het hof zal deze grieven gezamenlijk en als eerste bespreken.
Aan zijn oorspronkelijk inleidend verzoek, dat heeft geleid tot de beschikking waarvan beroep, heeft de man -mede - ten grondslag gelegd dat zijn inkomen zodanig is gedaald dat hij niet in staat is om de opgelegde bijdragen in de verzorging en opvoeding van [kind 1] en [kind 2] te blijven betalen. De man heeft jaarcijfers van zijn onderneming in het geding gebracht, in eerste aanleg over de jaren 2012, 2013 en 2014 en in hoger beroep ook -in concept - over 2015.
De vrouw betwist de juistheid van die stukken niet, behoudens dat zij de achteruitgang van het resultaat na 2011 niet of onvoldoende onderbouwd acht. Wel stelt zij tegenover het door de man gestelde gebrek aan draagkracht vragen bij zijn levensstijl, die -veel - luxueuzer is dan op grond van het door hem gestelde inkomen kan worden gefinancierd. Zij wijst op door de man met zijn huidige gezin of met vrienden doorgebrachte vakanties in luxe vakantieoorden en skitrips. De man heeft zijn woning verbouwd en rijdt in een dure auto. Deze levensstijl financiert de man naar haar mening met zwart betaalde inkomsten.
Volgens de man is sprake van goedkope vakantieaanbiedingen of zijn deze vakanties hem door zijn schoonouders geschonken, de verbouw van de woning is door zijn broers, die net als hij werkzaam zijn de bouw, gedaan met materialen van één van de broers en de Mercedes die hij voor zijn onderneming gebruikt is niet onnodig groot en vervangt een nieuwere, maar total loss gereden bedrijfswagen. De schoonmoeder van de man heeft hem € 5.300,- geleend, welk bedrag keurig wordt terugbetaald.
5.2
Het hof oordeelt als volgt.
Stelplicht en bewijslast van het ontbreken van draagkracht rusten op degene die zich op die grond van een op hem rustende onderhoudsverplichting wil bevrijden. Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat de man, tegenover de gemotiveerde betwisting door de vrouw van zijn stelling dat hij geen draagkracht heeft voor betaling van de in 2005 vastgestelde bijdragen, onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Gezien de discrepantie tussen zijn levensstijl en de gestelde inkomsten lag het op de weg van de man om met bewijsstukken van de door hem gestelde goedkope(re) aanbiedingen en op grond daarvan gesloten (reis)overeenkomsten te komen. Dat anderen hem uit vrijgevigheid vakanties schenken of hem om niet helpen bij de verbouw van zijn woning en daarvoor gratis materialen ter beschikking stellen, is niet aanstonds aannemelijk en deze stelling vergde derhalve evenzeer nadere onderbouwing. Dat geldt ook voor de gestelde lening van de schoonmoeder van de man, waarbij de man nalaat een verklaring te geven voor de door hem gestelde aflossing daarvan in het licht van zijn gebrek aan draagkracht. Nu deze bewijsstukken ontbreken is de stelling van de man dat zijn draagkracht onvoldoende is om de in 2005 vastgestelde en inmiddels geïndexeerde bijdragen te blijven betalen tegenover de gemotiveerde betwisting door de vrouw niet komen vast te staan.
Gelet daarop slagen de grieven van de vrouw voor zover het de draagkracht van de man betreft.
5.3
Het hof komt niet toe aan een beoordeling van de overige tussen partijen bestaande geschilpunten . Omdat deugdelijke gegevens omtrent de draagkracht van de man ontbreken, kan een verdeling van zijn draagkracht over de vier kinderen voor welke kinderen hij onderhoudsplichtig is niet plaatsvinden en is een draagkrachtvergelijking tussen de man en de vrouw ook onmogelijk. De overige grieven behoeven daarom geen bespreking.

6.6. De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als hierna zal worden vermeld.
6.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure de bijdrage aan de uit dat huwelijk geboren kinderen betreft.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 20 januari 2016 voor zover deze betrekking heeft op de wijziging van de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het inleidend verzoek van de man alsnog af;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Smeeïng-van Hees, J.B. de Groot en R. Feunekes, bijgestaan door F.E. Knoppert als griffier, en is op 13 december 2016 uitgesproken in het openbaar en in tegenwoordigheid van de griffier.