In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 december 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de waardevaststelling van een winkelpand gelegen aan [a-straat] 46A (inclusief [b-straat] 4) voor het kalenderjaar 2014, met als waardepeildatum 1 januari 2013. De heffingsambtenaar van de gemeente Arnhem had de waarde vastgesteld op € 1.027.000, welke waarde door belanghebbende werd betwist. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende hoger beroep instelde.
Tijdens de zitting op 20 september 2016 in Arnhem zijn beide partijen gehoord. De heffingsambtenaar verdedigde de vastgestelde waarde met een taxatierapport van taxateur [C], terwijl belanghebbende een tegenrapport van taxateur [D] overlegde. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. Het Hof concludeerde dat geen van beide partijen de door hen verdedigde waarde aannemelijk had gemaakt en stelde de waarde in goede justitie vast op € 900.000.
Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank, verklaarde het beroep gegrond, en veroordeelde de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 2.540,60. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.