In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader over zijn minderjarige kind. De vader, die in hoger beroep is gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank, heeft verzocht om het gezag over zijn kind te herstellen. De rechtbank had eerder besloten het gezag van de ouders te beëindigen en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) tot voogd te benoemen. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 november 2016 heeft de vader zijn verbeterde situatie uiteengezet, waaronder het hebben van een vaste woonruimte en het aflossen van schulden. De GI en de raad voor de kinderbescherming waren ook betrokken bij de procedure, maar de raad is niet verschenen op de zitting.
Het hof heeft vastgesteld dat de situatie van de vader ten opzichte van de eerdere beschikking is veranderd en dat er onvoldoende informatie beschikbaar is om een definitieve beslissing te nemen over het gezag. Het hof heeft daarom besloten om een nieuw onderzoek te gelasten naar de zorgcapaciteiten van de vader en de ontwikkeling van het kind. Dit onderzoek moet uiterlijk op 1 juni 2017 worden afgerond, waarna het hof verder zal beslissen. De vader en de GI krijgen de gelegenheid om op het rapport van de raad te reageren. De beslissing van het hof is in het openbaar uitgesproken en houdt iedere verdere beslissing aan totdat het nieuwe onderzoek is afgerond.