ECLI:NL:GHARL:2015:9851

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 december 2015
Publicatiedatum
22 december 2015
Zaaknummer
200.172.535
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging voor uitgave uit vermogen voor feestelijke ceremonie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot machtiging voor een uitgave uit het vermogen van de rechthebbende, die onder bewind staat. De bewindvoerder had verzocht om toestemming voor een uitgave van € 6.000,- voor een feestelijke ceremonie, ter viering van het partnerschap van de rechthebbende en haar partner. De kantonrechter had dit verzoek eerder afgewezen, maar de bewindvoerder ging in hoger beroep.

De rechthebbende, geboren in 1978, heeft aangeboren fysieke beperkingen en ontvangt 24-uurs zorg. Ondanks haar beperkingen heeft zij een actieve rol in de maatschappij, werkt zij op een basisschool en is zij vrijwilliger. De rechthebbende en haar partner hadden jarenlang gespaard voor een bruiloft, maar vanwege de financiële en zorggerelateerde complicaties hebben zij besloten om in plaats daarvan een feest te geven.

Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft het hof vastgesteld dat de rechthebbende voldoende financiële middelen heeft om haar aandeel in de kosten van het feest te dekken. Het hof oordeelde dat de rechthebbende in staat is haar wil te bepalen en dat het verzoek van de bewindvoerder om machtiging voor een uitgave van € 4.551,- terecht was. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd en de bewindvoerder machtiging verleend voor de gevraagde uitgave.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.172.535
(zaaknummer rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, 3807364)
beschikking van de familiekamer van 22 december 2015
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. M.J. Drost te Leusden,
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[belanghebbende 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: de rechthebbende of [rechthebbende] .
en
[belanghebbende 2],
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: de vader van de rechthebbende,
en
[belanghebbende 3] ,wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: de broer van de rechthebbende,
en
[belanghebbende 4] ,wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: de zus van de rechthebbende.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, sector kanton, locatie Zutphen) van 15 april 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 25 juni 2015;
- een journaalbericht van mr. Drost van 27 oktober 2015 met bijlagen, ingekomen op
28 oktober 2015.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 3 december 2015 plaatsgevonden. De bewindvoerder is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. De rechthebbende is eveneens in persoon verschenen. Voorts zijn verschenen: [A] , verder te noemen: de partner van de rechthebbende, en de vader van de rechthebbende.

3.De vaststaande feiten

3.1
De rechthebbende is geboren op [geboortedatum] 1978. Zij is de dochter van de bewindvoerder.
3.2
Bij brief van 20 januari 2015, ingekomen bij de kantonrechter op 26 januari 2015, heeft de bewindvoerder verzocht om een machtiging te verlenen voor een uitgave van ongeveer € 6.000,- uit het vermogen van de rechthebbende voor een feestelijke ceremonie, een soort bruiloft ter viering van het partnerschap tussen de rechthebbende en haar partner.
3.3
Bij brief van 11 maart 2015 heeft de kantonrechter de bewindvoerder verzocht om aan te geven of de rechthebbende in staat is haar wil te bepalen omtrent bovengenoemd verzoek en - indien dat niet het geval is - uit te leggen waarom voor zo’n duur feest is gekozen, gegeven het feit dat de rechthebbende niet echt zal gaan trouwen.
3.4
De bewindvoerder heeft bij brief van 13 maart 2015 gereageerd.
3.5
Bij de bestreden beschikking van 15 april 2015 heeft de kantonrechter het verzoek afgewezen.

4.De omvang van het geschil

De bewindvoerder is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 15 april 2015. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De bewindvoerder verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de beschikking van de kantonrechter van 15 april 2015 te vernietigen en, opnieuw beschikkende, machtiging te verlenen voor een uitgave van maximaal € 6.000,-, althans een uitgave die het hof juist acht, uit het vermogen van de rechthebbende.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:441 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) vertegenwoordigt de bewindvoerder bij de vervulling van zijn taak de rechthebbende in en buiten rechte. De bewindvoerder draagt zorg voor een doelmatige belegging van het vermogen van de rechthebbende, voor zover dit onder het bewind staat en niet besteed hoort te worden voor een voldoende verzorging van de rechthebbende.
Op grond van het tweede lid van artikel 1: 441 BW behoeft de bewindvoerder echter toestemming van de rechthebbende of, indien deze daartoe niet in staat is of weigerachtig is, machtiging van de kantonrechter voor de volgende handelingen:
a. beschikken en aangaan van overeenkomsten tot beschikking over een onder het bewind staand goed, tenzij de handeling als een gewone beheersdaad kan worden beschouwd of krachtens rechterlijk bevel geschiedt;
b. een making of gift waaraan lasten of voorwaarden zijn verbonden, aannemen;
c. geld lenen of de rechthebbende als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbinden;
d. overeenkomen dat een boedel, waartoe de rechthebbende gerechtigd is, voor een bepaalde tijd onverdeeld wordt gelaten;
e. het aangaan, buiten het geval van artikel 87 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, van een overeenkomst tot het beëindigen van een geschil, tenzij het voorwerp van het geschil een waarde van € 700,- niet te boven gaat;
f. andere bij de instelling van het bewind of nadien aangewezen handelingen.
5.2
Uit de stukken, hetgeen de bewindvoerder heeft gesteld en het verhoor ter mondelinge behandeling is het volgende gebleken.
De rechthebbende is bekend met aangeboren fysieke beperkingen waardoor zij alleen haar hoofd en armen kan bewegen. Zij verblijft in een woonvorm van zorginstelling Siza te [woonplaats] alwaar zij 24 uur per dag zorg krijgt. Zij woont daar met haar partner met wie zij al jarenlang een affectieve relatie heeft. De rechthebbende werkt 5 dagdelen per week op een basisschool. Zij helpt daar de leerlingen van groep 3 en 4 met lezen en rekenen. Daarnaast is zij vrijwilligster in een buurthuis waar zij helpt met verschillende activiteiten. Door haar zwakke gezondheid is haar levensverwachting beperkt. De rechthebbende en haar partner hadden één grote wens en dat is met elkaar trouwen. Ze hebben allebei jaren gespaard om dit te kunnen bekostigen. Er blijken echter veel haken en ogen te zitten aan de huwelijkse staat vooral in de relatie tot de kosten van de zorg en hun recht op uitkering die beiden nodig hebben. In overleg met alle betrokkenen hebben zij daarom afgezien van een huwelijk. In plaats daarvan hebben zij op 5 juni 2015 een feest gegeven als ware het een huwelijksdag. Zij hebben afgesproken dat de kosten daarvan gelijkelijk door hen worden gedragen. De totale kosten zijn geschat op € 12.000,-, zodat ieder € 6.000,- zou dienen te dragen. Uit het bij de brief van 27 oktober 2015 overgelegde overzicht uitgaven bruiloft blijkt dat de totale uitgaven van de bruiloft € 9.102,- beliepen en dat de totale uitgaven voor de rechthebbende derhalve € 4.551,- bedroeg. Ter mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de bewindvoerder haar verzoek verminderd tot dit bedrag.
5.3
Het hof is, anders dan de kantonrechter, van oordeel dat het verzoek van de bewindvoerder om machtiging te verlenen voor een uitgave van € 4.551,- uit het vermogen van de rechthebbende om daarmee het feest, als ware het een bruiloft, van 5 juni 2015 te kunnen bekostigen dient te worden toegewezen. Gebleken is dat de rechthebbende op
31 december 2014 een bedrag aan spaargeld had opgebouwd van € 11.324,36 en dat de lopende kosten voor de zorg van de rechthebbende worden voldaan uit het inkomen van de rechthebbende. Zij heeft derhalve ruim voldoende financiële middelen om haar aandeel in de kosten van het feest te kunnen voldoen en houdt voldoende financiële buffer over. Voorts is voldoende komen vast te staan dat de rechthebbende in staat is haar wil te bepalen omtrent het verzoek. Gebleken is dat de rechthebbende fysiek en niet geestelijk gehandicapt is. Zij werkt op een basisschool en doet vrijwilligerswerk. Uit de toelichting van de rechthebbende is voldoende gebleken dat het de uitdrukkelijke wens is van de rechthebbende om een feest te geven als ware het een bruiloft en dat zij daar jaren voor gespaard heeft.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen slagen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, sector kanton, locatie Zutphen) van 15 april 2015, en in zoverre opnieuw beschikkende:
verleent de bewindvoerder machtiging voor een uitgave van € 4.551,- uit het vermogen van de rechthebbende om daarmee het feest, als ware het een bruiloft, van 5 juni 2015 te kunnen bekostigen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.J. Haarhuis, A. Smeeïng-van Hees en
J.W.P. Verheugt, bijgestaan door F.E. Knoppert als griffier, en is op 22 december 2015 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.