ECLI:NL:GHARL:2015:9787

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 december 2015
Publicatiedatum
22 december 2015
Zaaknummer
21-006868-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen en openlijke geweldpleging, veroordeling voor poging doodslag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte is vrijgesproken van medeplegen en openlijke geweldpleging tegen een van de aangevers, omdat het hof oordeelt dat de verdachte zich enkel met de andere aangever heeft beziggehouden. Echter, de verdachte is wel veroordeeld voor poging tot doodslag tegen die andere aangever. De zaak betreft geweldsdelicten die plaatsvonden op 24 oktober 2013 in Tiel, waarbij de verdachte met een barkruk en vuistslagen het slachtoffer heeft aangevallen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte geen substantiële bijdrage heeft geleverd aan de geweldshandelingen tegen de tweede aangever, waardoor hij van die tenlastelegging is vrijgesproken. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige geweldsdelicten, wat heeft geleid tot ernstige verwondingen bij het slachtoffer, waaronder hersenbeschadiging. Het hof heeft de verdachte een gevangenisstraf van 36 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en bijzondere voorwaarden verbonden aan de proeftijd, waaronder behandeling bij een forensisch psychiatrische kliniek. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot schadevergoeding toegewezen, terwijl de vordering van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk is verklaard.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006868-14
Uitspraak d.d.: 22 december 2015
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 18 november 2014 met parketnummer 05-862848-13 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [1973] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in [P.I. verblijfplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 30 juni 2015 en 8 december 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. A. Sahin, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 24 oktober 2013 te Tiel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met zijn mededader(s), althans alleen, met dat opzet die [slachtoffer 1] voornoemd met kracht met een redbullhouder op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of een of meer vuistslag(en) tegen het hoofd en//of het lichaam heeft gegeven en/of een of meermalen (met) een barkruk tegen het hoofd heeft geslagen en/of een barkruk tegen het hoofd heeft gegooid waarna die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en/of waarna hij en/of zijn mededader(s) vervolgens meermalen met een barkruk op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of met geschoeide voet tegen het lichaam heeft geschopt en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair:
hij op of omstreeks 24 oktober 2013 te Tiel, met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten
Café [cafe] gelegen aan het [adres] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , welk geweld hierin heeft bestaan dat hij en/of zijn mededader(s) die
voornoemd met kracht een of meer vuistslag(en) tegen het hoofd en/of het lichaam heeft /hebben gegeven en/of een of meermalen (met) een barkruk en/of een redbullhouder tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of een barkruk tegen het hoofd hebben gegooid waarna die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en/of vervolgens meermalen met een barkruk op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geslagen en/of met geschoeide voet tegen het lichaam heeft/hebben geschopt en/of tegen het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben geslagen, welk door hem gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel (te weten een grote breuk van de schedel, een bloeding boven en onder het harde hersenvlies, een kapotte lip, een gekneusde kaak, een beurse schouder, een gebroken middenhandsbeentje), althans enig lichamelijk letsel, voor die [slachtoffer 1] voornoemd ten gevolge heeft gehad;
1. meer subsidiair:
hij op of omstreeks 24 oktober 2014 te Tiel tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met zijn mededader(s), althans alleen, met dat opzet die [slachtoffer 1] met kracht een of
meer vuistslag(en) tegen het hoofd en/of het lichaam heeft gegeven en/of een of
meermalen (met) een barkruk en/of een redbullhouder tegen het hoofd heeft geslagen
en/of met kracht een of meer vuistslag(en) tegen het hoofd en/of het lichaam heeft
gegeven en/of met een barkruk tegen het hoofd heeft gegooid, waarna
die [slachtoffer 1] ten val is gekomen, en vervolgens meermalen met een barkruk
op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of
met geschoeide voet tegen het lichaam heeft geschopt en/of tegen het hoofd en/of het
lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 primair:
hij op of omstreeks 24 oktober 2013 te Tiel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met zijn mededader(s), althans alleen, met dat opzet die [slachtoffer 2] voornoemd met kracht een of meerdere vuistslagen tegen het hoofd heeft gegeven en/of met een barkruk tegen het hoofd heeft geslagen en/of een barkruk tegen het hoofd heeft gegooid waarna die [slachtoffer 2] ten val is gekomen, en/of vervolgens meermalen met een barkruk op het hoofd en/of op het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geslagen en/of met geschoeide voet tegen het lichaam heeft geschopt en/of tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 subsidiair:
hij op of omstreeks 24 oktober 2013 te Tiel, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met zijn mededader(s), althans alleen, met dat opzet die [slachtoffer 2] voornoemd met kracht een of meerdere vuistslagen tegen het hoofd heeft gegeven en/of met een barkruk tegen het hoofd heeft geslagen en/of een barkruk tegen het hoofd heeft gegooid waarna die [slachtoffer 2] ten val is gekomen, en/of vervolgens een of meermalen met een barkruk op het hoofd en/of op het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geslagen en/of met geschoeide voet tegen het lichaam heeft geschopt en/of tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 meer subsidiair:
hij op of omstreeks 24 oktober 2013 te Tiel, met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte,
te weten café [cafe] gelegen aan het [adres] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] , welk geweld hierin heeft bestaan dat hij en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 2] met kracht een of meerdere vuistslagen tegen het hoofd heeft/hebben gegeven en/of met een barkruk tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of een barkruk tegen het hoofd heeft/hebben gegooid, waarna die [slachtoffer 2] ten van is gekomen, en/of vervolgens een of meermalen met een barkruk op het hoofd en/of op het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft/hebben geslagen en/of met geschoeide voet tegen het lichaam heeft/hebben geschopt en/of tegen het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben geslagen;
3:
hij op of omstreeks 19 november 2013 te Tiel, een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen van met merk Walther, .22 kaliber, en/of een wapen van categorie I, te weten een geluiddemper, en/of munitie van categorie III, te weten 30 patronen, voorhanden heeft gehad;
4:
hij op of omstreeks 9 november 2013 te Tiel een vuurwapen van met merk Walther, .22 kaliber, (voorzien van een geluiddemper en/of munitie), zijnde een wapen van de categorie III, heeft gedragen;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak van het onder 2 en 4 tenlastegelegde

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 primair, 2 subsidiair, 2 meer subsidiair en 4 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:Het hof is van oordeel dat de verdachte geen substantiële bijdrage heeft geleverd aan de geweldshandelingen tegen [slachtoffer 2] . Evenmin is er sprake geweest van een gezamenlijk plan waarbij de verdachte betrokken was om tot die geweldshandelingen te komen. Verdachte heeft zich enkel en alleen gericht op de aangever [slachtoffer 1] . Hij heeft zich niet bemoeid met de vechtpartij die zich met aangever [slachtoffer 2] voltrok. Gelet hierop is het hof van oordeel dat er geen sprake is van een dusdanige nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van de door anderen gepleegde geweldsdelicten, zodat er geen sprake is van medeplegen in de zin van artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht. Er is ook geen sprake van een voldoende significante en wezenlijke bijdrage om bewezen te kunnen achten dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde:
Uit het systeem van de wet en de wetsgeschiedenis blijkt dat artikel 27 van de Wet wapens en munitie (hierna: WWM) een aanvulling is op artikel 26 van de WWM. Het algemene verbod om wapens van de categorieën II en III voorhanden te hebben staat in artikel 26 van de WWM. Op het algemene verbod kunnen uitzonderingen worden gemaakt. Artikel 27 WWM is bedoeld voor personen die gerechtigd zijn een wapen voorhanden te hebben. In dat geval is het verboden het wapen te dragen, tenzij weer sprake is van een uitzondering op dat algemene verbod.
In casu heeft verdachte het wapen voorhanden gehad in de zin van artikel 26 WWM. Van een situatie als bedoeld in artikel 27 WWM was geen sprake. Er kan dus ook geen sprake zijn van “dragen” in de zin van artikel 27 WWM. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Bij een bewezenverklaring zou sprake zijn van het verlaten van de grondslag van de tenlastelegging.

Bewezenverklaring van het onder 1 primair en 3 tenlastegelegde

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1 primair:
hij op
of omstreeks24 oktober 2013 te Tiel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven,
met zijn mededader(s), althans alleen,met dat opzet die [slachtoffer 1] voornoemd met kracht
met een redbullhouder op/tegen het hoofd heeft geslagen en
/of een of meervuistslag
(en
)tegen het hoofd en
/ofhet lichaam heeft gegeven en
/of een of meermalen (met
)een barkruk tegen het hoofd heeft geslagen
en/of een barkruk tegen het hoofd heeft gegooidwaarna die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en
/ofwaarna hij
en/of zijn mededader(s)vervolgens meermalen met een barkruk
op/tegen het hoofd
en/of op/tegen het lichaamvan die [slachtoffer 1] heeft geslagen
en/of met geschoeide voet tegen het lichaam heeft geschopten
/oftegen het hoofd en
/oftegen het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3:
hij op
of omstreeks19 november 2013 te Tiel een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen van met merk Walther, .22 kaliber, en
/ofeen wapen van categorie I, te weten een geluiddemper, en
/ofmunitie van categorie III, te weten 28 patronen, voorhanden heeft gehad;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
en
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich zonder duidelijke aanleiding schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag in het uitgaansleven, waarbij hij onder meer met een barkruk meermalen hard tegen het hoofd van het slachtoffer heeft geslagen. Verdachte is daarbij volledig door het lint gegaan en moest door een van zijn zoons worden tegengehouden om erger te voorkomen. De gevolgen voor het slachtoffer zijn zeer ernstig. Hij heeft negen dagen in het ziekenhuis gelegen en hij heeft door het feit een hersenbeschadiging opgelopen. Daarnaast is er bij hem sprake van volledig verlies van smaak en geur. Ook de psychische gevolgen voor het slachtoffer zijn groot.
Verdachte heeft door zo te handelen blijk gegeven geen enkel respect voor andermans leven en lichamelijke integriteit te hebben. Bovendien wordt de rechtsorde door dergelijke delicten ernstig geschokt. Dergelijke delicten brengen in de maatschappij immers angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg, in het bijzonder bij het slachtoffer en de mensen die in de nabijheid van het gebeuren aanwezig waren. Het hof neemt verdachte dit zeer kwalijk.
Daarnaast heeft verdachte nog een vuurwapen met geluiddemper en munitie voorhanden gehad. Het verboden vuurwapenbezit brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee. Tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens dient dan ook streng te worden opgetreden.
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van 8 november 2015 blijkt dat verdachte reeds eerder ter zake van geweldsdelicten is veroordeeld.
De door verdachte gepleegde feiten zijn zo ernstig dat uitsluitend het opleggen van een langdurige gevangenisstraf in aanmerking komt.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting betoogd dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden verklaard en dat daar bij de strafoplegging rekening mee moet worden gehouden.
Het hof is van oordeel dat er onvoldoende aanknopingspunten in het dossier aanwezig zijn om het bewezenverklaarde – in welke gradatie dan ook – verminderd toe te rekenen aan verdachte. De bewezenverklaarde feiten zijn verdachte dan ook volledig toe te rekenen.
Uit de rapportages die zich in het dossier bevinden blijkt wel dat sprake is van in ieder geval agressieproblematiek en problemen met middelengebruik bij verdachte. Het hof houdt hier ook rekening mee en ziet hierin aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, dit mede als waarschuwing voor verdachte om zich in de toekomst te onthouden van het plegen van soortgelijke feiten. Gelet op het door de reclassering gegeven advies, zal het hof aan het voorwaardelijke deel van de vrijheidsstraf de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. Het hof acht het van groot belang dat verdachte zich door [kliniek] laat behandelen.
Nu de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 2 en 4 tenlastegelegde, is de thans op te leggen straf lager dan de straf die in eerste aanleg is opgelegd en thans is gevorderd door de advocaat-generaal. Alles afwegende komt het hof tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 6 voorwaardelijk.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 46.320,00 te vermeerderen met proceskosten. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdediging heeft de verschuldigdheid en de hoogte van de vordering niet betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering in haar geheel zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen. De raadsvrouw heeft verzocht het aantal dagen vervangende dagen hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel te matigen, nu verdachte geen inkomen heeft en wel hoge schulden. Het hof ziet aanleiding de verdachte tegemoet te komen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 36.151,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep deels toegewezen en in hoger beroep gehandhaafd. De verdediging heeft de verschuldigdheid van de schadevergoeding en de hoogte daarvan betwist.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 2 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 36f, 45, 55, 57, 62, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26, 27, 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair, 2 subsidiair, 2 meer subsidiair en 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder in de zaak met parketnummer 05-862848-13 onder 1 primair en 3 bewezenverklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich uiterlijk binnen 3 dagen na het onherroepelijk worden van dit arrest zal melden bij de Reclassering Nederland te [plaats] en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang de instelling dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van forensisch psychiatrische polikliniek [kliniek] te [plaats] op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, zo frequent en zo lang de instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten binnen een woonlocatie van zorginstelling RIBW [naam] of een soortgelijke instelling, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zo lang de instelling dat noodzakelijk acht;
- Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 46.320,00 (zesenveertigduizend driehonderdtwintintig euro) bestaande uit € 20.883,00 (twintigduizend achthonderddrieëntachtig euro) materiële schade en € 25.437,00 (vijfentwintigduizend vierhonderdzevenendertig euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 18 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 24 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 1. 737,00.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 46.320,00 (zesenveertigduizend driehonderdtwintig euro) bestaande uit € 20.883,00 (twintigduizend achthonderddrieëntachtig euro) materiële schade en € 25.437,00 (vijfentwintigduizend vierhonderdzevenendertig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
100 (honderd) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 18 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 24 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. H. Abbink, voorzitter,
mr. R.H. Koning en mr. M.B.T.G. Steeghs, raadsheren,
in tegenwoordigheid van B.J. Berendsen, griffier,
en op 22 december 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.B.T.G. Steeghs is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 22 december 2015.
Tegenwoordig:
mr. R. van den Heuvel, voorzitter,
mr. drs. I.E.W. Gonzales, advocaat-generaal,
P. Heinst, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.