ECLI:NL:GHARL:2015:9705

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 december 2015
Publicatiedatum
17 december 2015
Zaaknummer
WAHV 200.152.227
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Dijkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van administratieve sanctie wegens parkeren in groenstrook

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 85,- opgelegd gekregen voor het niet gebruiken van de rijbaan als bestuurder van een motorvoertuig, omdat zijn voertuig gedeeltelijk in een groenstrook was geparkeerd. De betrokkene ontkende de overtreding en voerde aan dat hij zijn voertuig op een berm binnen de bebouwde kom had geparkeerd, waar dit toegestaan was. Hij stelde dat er geen belemmering voor het verkeer was en dat er geen gevaarlijke situatie was ontstaan. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig beoordeeld, inclusief de ambtsedige verklaring van de verbalisant en foto’s van de situatie ter plaatse. Het hof concludeerde dat de plaats waar de betrokkene zijn voertuig had geparkeerd niet kon worden aangemerkt als een rijbaan of trottoir, maar als een ander weggedeelte. Hierdoor was niet komen vast te staan dat de gedraging zoals omschreven in de sanctie was verricht. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd en het beroep van de betrokkene gegrond verklaard, met als gevolg dat de sanctie werd vernietigd. Tevens werd bepaald dat de door de betrokkene gestelde zekerheid aan hem werd gerestitueerd.

Uitspraak

WAHV 200.152.227
17 december 2015
CJIB 165635950
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
van 2 juni 2014
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 85,- opgelegd ter zake van “als bestuurder van een motorvoertuig niet de rijbaan gebruiken (bijv. laten stilstaan op een trottoir/voetpad etc.)”, welke gedraging zou zijn verricht op 13 maart 2012 om 14.55 uur op de Brusselselaan te 's-Gravenhage met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De betrokkene ontkent niet dat hij zijn voertuig op genoemde tijd en plaats heeft geparkeerd, maar voert aan dat sprake is van een berm binnen de bebouwde kom, waar het is toegestaan om te parkeren. Er gelden geen parkeerbeperkingen inhoudende dat het verboden is in de berm te parkeren. Er was geen belemmering voor het overige verkeer en er was geen sprake van een gevaarlijke situatie. De betrokkene heeft een foto bijgevoegd waarop te zien is dat het voertuig enigszins schuin gedeeltelijk in het parkeervak staat geparkeerd en met het rechtervoorwiel in het naast het parkeervak gelegen groen.
3. De onder 1 vermelde gedraging betreft overtreding van artikel 10, eerste lid, van het RVV 1990. Hierin is bepaald, voor zover hier van belang, dat bestuurders van motorvoertuigen de rijbaan gebruiken en dat zij voor het parkeren van hun voertuig tevens andere weggedeelten mogen gebruiken, behalve het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of het ruiterpad.
4. Op grond van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 moet onder het begrip wegen worden verstaan:
“Alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten”.
5. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“Betrokkene stond met het motorvoertuig met 2 wielen geparkeerd in een groenstrook behorende bij de nieuwe Scheveningse Bosjes, haaks op de andere daar in de parkeervakken geparkeerde voertuigen, Er was geen duidelijk zichtbare geldige ontheffing in het voertuig aanwezig om daar te mogen staan.”
6. De ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het aanvullend proces-verbaal van 1 december 2014 houdt onder meer het volgende in:
“Op de door betrokkene bijgevoegde foto staat het voertuig schuin en met één wiel geparkeerd in een groenstrook behorende bij de Nieuwe Scheveningse Bosjes. Op de foto genomen ten tijde van de overtreding (welke staat op de aankondiging van strafbeschikking) is te zien dat het voertuig haaks op de andere geparkeerde voertuigen staat en met 2 wielen in deze groenstrook is geparkeerd. (…) Er is mij ambtshalve bekend dat er op deze locatie met enige regelmaat voor deze overtredingen verbaliserend is opgetreden.
Rondom de Nieuwe Scheveningse Bosjes, waar deze groenstrook deel van uit maakt, staan borden met toegangsvoorwaarden. Als bijlage bij dit proces-verbaal is een foto van één van de borden gevoegd. Eén van de toegangsvoorwaarden luidt: 'geen toegang voor motorvoertuigen'. Eén andere voorwaarde is: 'niet buiten de wegen of paden komen'. Volgens het bord met toegangsvoorwaarden is het dus niet toegestaan om in deze groenstrook te parkeren.”
7. Bij het aanvullende proces-verbaal is een foto gevoegd van een bord van de gemeente Den Haag met (onder meer) de tekst "Welkom in de nieuwe "Scheveningse Bosjes". Het gebied is kwetsbaar daarom - geen toegang voor motorvoertuigen - geen toegang voor fietsers (…) - niet buiten de wegen en paden komen."
8. Voorts is bij het aanvullend proces-verbaal een kopie van de aankondiging van strafbeschikking gevoegd, waarop een foto van de gedraging is geplaatst. Op deze foto is te zien dat een aantal voertuigen staan geparkeerd op parallel aan de weg gelegen parkeervakken, met daarnaast een groenstrook en daarnaast een verhoging met bomen. Het voertuig van de betrokkene staat (anders dan de andere zichtbare voertuigen) niet recht in het parkeervak geparkeerd, maar dwars, dat wil zeggen met de achterwielen in het parkeervak en de voorwielen in de groenstrook.
9. Het hof is van oordeel dat, gelet op voormelde verklaring van de verbalisant en de foto's in het dossier, vaststaat dat het voertuig van de betrokkene gedeeltelijk in het parkeervak geparkeerd stond en gedeeltelijk (met de voorwielen) in de daarnaast gelegen groen. De plaats waar de betrokkene zijn voertuig had geparkeerd kan derhalve niet worden aangemerkt als een rijbaan, maar evenmin als een trottoir. Deze plaats dient te worden aangemerkt als een ander weggedeelte, niet zijnde een voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of ruiterpad, zoals omschreven in artikel 10, eerste lid RVV. Derhalve is niet komen vast te staan dat de onder 1 omschreven gedraging is verricht.
10. Gelet op de stukken in het dossier heeft de verbalisant wellicht de bedoeling gehad de betrokkene te verbaliseren voor de gedraging behorend bij feitcode R406: "een voertuig doen of laten staan in een park of plantsoen, op openbare beplantingen of groenstroken" hetgeen, zo ergens, in een plaatselijke verordening is strafbaar gesteld. Het hof zal in de onderhavige zaak niet tot wijziging van de feitcode overgaan. Het hof is van oordeel dat wijziging van de feitcode - gelet op de fase waarin het geding zich bevindt - in strijd zal komen met de beginselen van een behoorlijke procesorde.
11. Het voorgaande brengt mee dat het hof de beslissing van de kantonrechter zal vernietigen en zal doen hetgeen de kantonrechter had behoren te doen, te weten het beroep gegrond verklaren en de beslissing van de officier van justitie alsmede de inleidende beschikking vernietigen.
12. Niet gebleken is van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie d.d. 24 januari 2013, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 165635950 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de WAHV tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd.
Dit arrest is gewezen door mr. Dijkstra, in tegenwoordigheid van mr. Landstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.