ECLI:NL:GHARL:2015:9703

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 december 2015
Publicatiedatum
17 december 2015
Zaaknummer
WAHV 200.164.650
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Beswerda
  • A. van Schuijlenburg
  • J. de Witt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens niet voldoen aan schriftelijkheidsvereiste

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel van 16 december 2014. De betrokkene, A. Tekle, had op 6 februari 2015 een e-mailbericht verzonden naar de rechtbank, dat door de griffier als hoger beroepschrift werd aangemerkt. Het hof moest beoordelen of het mogelijk was om via e-mail hoger beroep in te stellen.

Het hof oordeelde dat het instellen van hoger beroep bij een bestuursrechter, zoals vastgelegd in artikel 6:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dient te geschieden door het indienen van een schriftelijk beroepschrift. Daarnaast is in artikel 15 van de Wet administratiefrechtspraak verkeersboetes (WAHV) bepaald dat hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden moet worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift bij de rechtbank van de kantonrechter.

Het hof concludeerde dat het verzenden van een e-mail niet voldoet aan het schriftelijkheidsvereiste en dat de betrokkene niet in de gelegenheid gesteld kon worden om het verzuim te herstellen, omdat de termijn voor het instellen van hoger beroep al was verstreken. De beslissing van de kantonrechter werd dan ook bevestigd, en het hof verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Uitspraak

WAHV 200.164.650
17 december 2015
CJIB 175658286
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel
van 16 december 2014
betreffende
A. Tekle (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [plaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing niet-ontvankelijk verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft op 6 februari 2015 een e-mailbericht aan de rechtbank verzonden. De griffier van de rechtbank heeft het e-mailbericht als hoger beroepschrift aangemerkt.

Beoordeling

1. Het hof constateert dat de betrokkene op 6 februari 2015 een e-mailbericht aan de rechtbank heeft verzonden, welk e-mailbericht als hoger beroepschrift is aangemerkt door de griffier van de rechtbank. Het hof ziet zich gesteld voor de vraag of het mogelijk is om via
e-mail hoger beroep in te stellen. Het hof overweegt als volgt.
2. Ingevolge artikel 6:4, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geschiedt het instellen van beroep bij een bestuursrechter door het indienen van een beroepschrift bij die rechter.
3. Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de WAHV geschiedt het instellen van hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, in afwijking van artikel 6:4 van de Awb, door het indienen van een beroepschrift bij de rechtbank van de kantonrechter tegen wiens beslissing het beroep is gericht.
4. Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, van de Awb wordt het beroepschrift ondertekend en bevat het ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht;
d. de gronden van het beroep.
5. Ingevolge artikel 6:6, aanhef en onder a, van de Awb kan het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het beroep, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
6. Uit de hierboven aangehaalde wetsbepalingen volgt dat het instellen van hoger beroep bij het hof uitsluitend kan plaatsvinden door het indienen van een beroepschrift bij de rechtbank van de kantonrechter tegen wiens beslissing het beroep is gericht. Het verzenden van een e-mail, zoals de betrokkene heeft gedaan, voldoet niet aan het schriftelijkheidsvereiste. Bovendien kan bij verzending per e-mail niet worden voldaan aan de eis dat het beroepschrift wordt ondertekend.
7. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de betrokkene door het verzenden van een e-mailbericht niet op juiste wijze hoger beroep heeft ingesteld.
8. Het hof acht geen redenen aanwezig om de betrokkene in de gelegenheid te stellen het verzuim bij het instellen van het hoger beroep te herstellen. Daartoe acht het hof doorslaggevend dat ten tijde van de ontvangst van het e-mailbericht van de betrokkene de termijn voor het instellen van hoger beroep was verstreken. De beslissing van de kantonrechter is op 16 december 2014 aan de betrokkene verzonden, zodat hij binnen zes weken daarna hoger beroep kon instellen. Gelet hierop zou, indien de betrokkene op 6 februari 2015 wel op de juiste wijze hoger beroep had ingesteld, ook geen sprake zijn geweest van een ontvankelijk hoger beroepschrift.
9. Gelet op het voorgaande beslist het hof als volgt.

Beslissing

Het gerechtshof:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door mrs. Beswerda, van Schuijlenburg en De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Kuiper als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.