ECLI:NL:GHARL:2015:9686
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van hoger beroep in strafzaak met betrekking tot vonnis politierechter
In deze zaak heeft de verdachte hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, dat op 4 december 2013 was gewezen. Het hoger beroep werd ingesteld op 28 november 2014. De zaak kwam ter zitting van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 december 2015, waar het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering strekte tot vernietiging van het vonnis en veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf van 6 weken, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en een geldboete van € 500, subsidiair 10 dagen hechtenis, alsook verbeurdverklaring van een in beslag genomen hond.
Echter, op 9 december 2015 heeft de verdachte aangegeven het hoger beroep te willen intrekken, voorafgaand aan de behandeling van de zaak op 10 december 2015. Het hof heeft vastgesteld dat de intrekking van het hoger beroep niet meer mogelijk was, aangezien dit uiterlijk tot de aanvang van de behandeling kon plaatsvinden, zoals bepaald in artikel 453, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Desondanks heeft het hof besloten toepassing te geven aan artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, omdat de verdachte zijn bezwaren tegen het vonnis niet wenste te handhaven en er geen redenen waren om de zaak inhoudelijk te behandelen.
Het hof heeft geconcludeerd dat de enkele omstandigheid dat de advocaat-generaal een hogere straf eist dan de eerste rechter heeft opgelegd, geen reden is om de zaak ambtshalve te beoordelen. Daarom heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het door hem ingestelde hoger beroep. De uitspraak vond plaats op 18 december 2015, waarbij de beslissing werd genomen door de voorzitter en twee raadsheren, in aanwezigheid van de griffier.