ECLI:NL:GHARL:2015:9560

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 december 2015
Publicatiedatum
15 december 2015
Zaaknummer
21-003395-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens gekwalificeerde doodslag, diefstal, vernieling, belediging ambtenaren en mishandeling met verwerping beroep op noodweer(exces)

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte is veroordeeld voor gekwalificeerde doodslag, diefstal, vernieling, belediging van ambtenaren en mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond tussen 2 juli 2013 en 8 juli 2013 in Arnhem, waarbij de verdachte [slachtoffer A] van het leven beroofde. De verdachte heeft de vrouw met een mes gestoken en haar keel dichtgeknepen, waarna hij haar sieraden en bankpas heeft gestolen. Het hof heeft het beroep op noodweer en noodweerexces verworpen, omdat de verklaringen van de verdachte inconsistent waren en niet konden worden gebruikt ter ondersteuning van zijn verdediging. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 9 jaar en TBS met dwangverpleging opgelegd, maar het hof heeft de gevangenisstraf verlaagd naar 6 jaar en heeft de TBS-maatregel opgelegd. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar geacht, maar niet geheel ontoerekeningsvatbaar. Het hof heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding voor de geleden schade door de slachtoffers.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003395-14
Uitspraak d.d.: 22 december 2015
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 3 juni 2014 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 05-861796-13,
05-841243-13 en 05-701158-12, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans verblijvende in [detentieadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 december 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. J.A. Schadd, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, nu het tot een andere bewijsbeslissing ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 05-701158-12 tenlastegelegde en een andere strafoplegging komt, en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 05-861796-13:
1.
primair
hij in of omstreeks de periode van 02 juli 2013 tot en met 08 juli 2013 in de gemeente Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer A] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen in het lichaam van voornoemde [slachtoffer A] gestoken en/of de keel/hals van die [slachtoffer A] dichtgeknepen en/of (met kracht) omsnoerd, ten gevolge waarvan die [slachtoffer A] is overleden.
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 02 juli 2013 tot en met 08 juli 2013 in de gemeente Arnhem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer A] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen in het lichaam van voornoemde [slachtoffer A] gestoken en/of de keel/hals van die [slachtoffer A] dichtgeknepen en/of (met kracht) omsnoerd, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer A] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal van een trouwring en of een bankpas (ING) en/of geld en/of een of meer (ander(e)) siera(a)d(en), in elk geval van enig goed,
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.
meer subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 02 juli 2013 tot en met 08 juli 2013 in de gemeente Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer A] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen in het lichaam van voornoemde [slachtoffer A] gestoken en/of de keel/hals van die [slachtoffer A] dichtgeknepen en/of (met kracht) omsnoerd, ten gevolge waarvan die [slachtoffer A] is overleden.
2.
hij in of omstreeks de periode van 02 juli 2013 tot en met 08 juli 2013 in de gemeente Arnhem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan [adres] ) heeft weggenomen een trouwring en/of een bankpas (ING) en/of geld en/of een of meer (ander(e)) siera(a)d(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Zaak met parketnummer 05-841243-13:
1.
hij op of omstreeks 16 juli 2013 in de gemeente Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk een deur, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer B] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, door met (een) gebalde vuist(en) op/tegen voornoemde deur te slaan en/of stompen.
2.
hij op of omstreeks 16 juli 2013 in de gemeente Arnhem (een) ambtena(a)r(en) van politie, te weten [slachtoffer X] en/of [slachtoffer Y] en/of [slachtoffer Z] , die in uniform was/waren gekleed en was/waren belast met noodhulpdienst en aldus en in ieder geval gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening was/waren, opzettelijk heeft beledigd door voornoemde [slachtoffer Z] in het gezicht te spugen en/of in de richting van voornoemde [slachtoffer X] en/of [slachtoffer Y] te spugen en/of die [slachtoffer X] en/of [slachtoffer Y] en/of [slachtoffer Z] in diens/dier tegenwoordigheid mondeling toe te voegen de woorden "Kankerwouten" en/of "Kankermongolen", althans handelingen en/of woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Zaak met parketnummer 05-701158-12:
primair
hij op of omstreeks 20 januari 2012 te Arnhem, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer C] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk meermalen, althans eenmaal, met een mes in het gezicht en/of het hoofd van die [slachtoffer C] heeft gestoken en/of geslagen en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
subsidiair
hij op of omstreeks 20 januari 2012 te Arnhem opzettelijk mishandelend [slachtoffer C] , meermalen, althans eenmaal, met een mes in het gezicht en/of het hoofd heeft gestoken en/of geslagen en/of gesneden, waardoor die [slachtoffer C] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverwegingen

Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 05-861796-13 tenlastegelegde

Gevoerde verweren
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde het volgende aangevoerd.
Volgens de raadsman is er geen sprake geweest van voorbedachte rade en kan er geen bewezenverklaring volgen van moord.
Evenmin kan verdachte worden veroordeeld wegens de subsidiair tenlastegelegde gekwalificeerde doodslag. Er is geen causaal verband vast te stellen tussen de (poging tot) diefstal en het doden van [slachtoffer A] . Verdachte heeft [slachtoffer A] niet om het leven gebracht met een oogmerk als omschreven in artikel 288 van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte heeft verklaard dat hij zich moest verdedigen tegen een aanval van het slachtoffer en dat hij het slachtoffer toen heeft gedood. De doodslag had niets met de diefstal te maken. De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte van het subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
De meer subsidiair tenlastegelegde doodslag kan bewezen worden verklaard, aldus de raadsman.
Ten aanzien van de onder 2 tenlastegelegde diefstal heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken van het onder
1 primair tenlastegelegde (moord) en dat hij wordt veroordeeld wegens het onder 1 subsidiair (gekwalificeerde diefstal) en 2 tenlastegelegde.
Oordeel van het hof
Het hof acht op grond van de wettige bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen, bewezen dat verdachte opzettelijk [slachtoffer A] van het leven heeft beroofd.
Gelet op de tenlastelegging ligt allereerst de vraag voor of bij verdachte sprake is geweest van voorbedachte rade. Het hof is, met de rechtbank, van oordeel dat dit niet kan worden bewezen. Verdachte zal van de onder 1 primair tenlastegelegde moord worden vrijgesproken.
Vervolgens dient het hof te beoordelen of er sprake is geweest van een verband tussen de door verdachte gepleegde diefstal van goederen van [slachtoffer A] en haar dood.
Het hof maakt uit de wettige bewijsmiddelen op dat verdachte naar de woning van [slachtoffer A] is gegaan met de bedoeling om haar te bestelen van goederen, die hij zou kunnen verkopen. Hij heeft de woning doorzocht en het staat vast dat hij daadwerkelijk goederen uit de woning heeft weggenomen. Ook staat vast dat [slachtoffer A] in de woning door verdachte om het leven is gebracht nadat een confrontatie tussen haar en verdachte heeft plaatsgevonden en dat verdachte daarna is gevlucht en heeft geprobeerd om zijn sporen te verhullen.
Verdachte heeft verschillende verklaringen afgelegd over wat er zou zijn gebeurd in de woning van het slachtoffer. De verklaringen kenmerken zich hierdoor dat ze op onderdelen gelijkluidend zijn, maar dat ze met name op het punt van de aanleiding voor het ombrengen van [slachtoffer A] sterk van elkaar verschillen. Verdachte heeft op vragen ter verduidelijking van de feitelijke situatie op het moment van de confrontatie met het slachtoffer vaak geen antwoord willen geven of heeft telkens wisselend verklaard. Het hof acht de verklaringen van verdachte op dit cruciale onderdeel zodanig inconsistent, onvolledig en onduidelijk, dat zijn verklaringen in zoverre niet kunnen worden gebruikt.
Gezien de objectieve vaststelling, dat verdachte in de woning van het slachtoffer was om goederen weg te nemen, hij op enig moment is geconfronteerd met het slachtoffer en hij het slachtoffer om het leven heeft gebracht en de woning heeft verlaten met aldaar gestolen goederen, is het hof van oordeel dat het niet anders kan zijn dat dat verdachte de doodslag heeft gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad zichzelf straffeloosheid en het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren. Het verweer wordt verworpen.
Verdachte heeft de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten bekend.
Het hof komt voor deze feiten tot dezelfde bewezenverklaring als de rechtbank.

Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 05-701158-12 tenlastegelegde

Gevoerde verweren
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Volgens de raadsman is niet met zekerheid vast te stellen dat het letsel bij het slachtoffer veroorzaakt is door een mes.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld wegens poging tot zware mishandeling van [slachtoffer C] .
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Voor het hof staat buiten redelijke twijfel vast dat verdachte het slachtoffer in het gezicht heeft gestoken met een mes. Uit hetgeen kan worden vastgesteld ten aanzien van het incident tussen verdachte en het slachtoffer, kan niet worden afgeleid dat sprake is geweest van een zodanig steken met het mes dat daaruit (naar de uiterlijke verschijningsvorm) voortvloeit dat verdachte heeft gehandeld met (evt. voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Anders dan de rechtbank kwalificeert het hof het bewezenverklaarde handelen niet als poging tot zware mishandeling, maar als eenvoudige mishandeling. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van het primair tenlastegelegde.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 05-861796-13 onder 1 subsidiair en 2, het in de zaak met parketnummer 05-841243-13 onder 1 en 2 en het in de zaak met parketnummer 05-701158-12 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 05-861796-13:
1.
subsidiair
hij inof omstreeksde periode van 02 juli 2013 tot en met 08 juli 2013 in de gemeente Arnhemtezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk [slachtoffer A] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachteen/of (een of meer van) zijn mededader(s)met dat opzet met een mes,althans een scherp en/of puntig voorwerp,meermalen in het lichaam van voornoemde [slachtoffer A] gestoken en/ofde keel/hals van die [slachtoffer A] dichtgeknepen en/of (met kracht) omsnoerd, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer A] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werdgevolgd, vergezeld en/ofvoorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal van een trouwring en een bankpas (ING)en/of gelden/ofeenof meer (ander(e))siera(a)d,in elk geval van enig goed,
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerkom de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/ofom, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelfen/of aan de andere deelnemer(s)straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.
2.
hij inof omstreeksde periode van 02 juli 2013 tot en met 08 juli 2013 in de gemeente Arnhemtezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan [adres] ) heeft weggenomen een trouwring en/ofeen bankpas (ING)en/of gelden/ofeenof meer (ander(e))siera(a)d, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Zaak met parketnummer 05-841243-13:
1.
hij opof omstreeks16 juli 2013 in de gemeente Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk een deur,in elk geval enig goed,toebehorende aan[slachtoffer B],in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,heeft vernielden/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt,door met(een)gebalde vuist(en) op/tegen voornoemde deur te slaanen/of stompen.
2.
hij opof omstreeks16 juli 2013 in de gemeente Arnhem(een)ambtena(a)r(en)van politie, te weten [slachtoffer X] en/of[slachtoffer Y] en/of[slachtoffer Z] , die in uniformwas/waren gekleed enwas/waren belast met noodhulpdienst enaldus en in ieder gevalgedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening vanzijn/haar/hun bedieningwas/waren, opzettelijk heeft beledigd door voornoemde [slachtoffer Z] in het gezicht te spugen en/ofin de richting van voornoemde [slachtoffer X] en/of[slachtoffer Y] te spugen en/ofdie [slachtoffer X] en/of[slachtoffer Y] en/of[slachtoffer Z] indiens/dier tegenwoordigheid mondeling toe te voegen de woorden "Kankerwouten" en/of"Kankermongolen", althans handelingen en/of woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Zaak met parketnummer 05-701158-12:
subsidiair
hij opof omstreeks20 januari 2012 te Arnhem opzettelijk mishandelend [slachtoffer C] ,meermalen, althans eenmaal,met een mes in het gezichten/of het hoofdheeft gestokenen/of geslagen en/of gesneden, waardoor die [slachtoffer C] letsel heeft bekomen en/ofpijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 05-861796-13 onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
doodslag, voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren
en
diefstal.
Het in de zaak met parketnummer 05-841243-13 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het in de zaak met parketnummer 05-841243-13 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 05-701158-12 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Beroep op noodweer en noodweerexces

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 05-861796-13 onder 1 bewezenverklaarde een beroep op noodweer, dan wel noodweerexces, toekomt. Verdachte heeft verklaard dat hij door het slachtoffer werd aangevallen met een mes en dat hij zichzelf hiertegen heeft verdedigd. De gekozen verdediging voldeed aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aldus de raadsman.
Zoals hiervoor al werd overwogen, heeft verdachte verschillende verklaringen afgelegd, die met name op het punt van de aanleiding voor het ombrengen van [slachtoffer A] sterk van elkaar verschillen. Verdachte heeft op vragen ter verduidelijking van de feitelijke situatie vaak geen antwoord willen geven of heeft telkens wisselend verklaard. Het hof acht de verklaringen van verdachte op dit cruciale onderdeel zodanig inconsistent, onvolledig en onduidelijk, dat zijn verklaringen in zoverre niet kunnen worden gebruikt. Het hof is van oordeel dat dan ook niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een noodweersituatie waarin verdachte zich moest verdedigen. Het verweer wordt reeds hierom verworpen.
Ten overvloede merkt het hof op dat, indien al aannemelijk zou zijn dat verdachte gereageerd heeft op dreigen met een mes door het slachtoffer, daarmee niet gezegd kan worden dat in de onderhavige situatie de aanranding door het slachtoffer wederrechtelijk was jegens verdachte.

Strafbaarheid van de verdachte

Het hof heeft acht geslagen op de verschillende rapportages die over verdachte zijn opgemaakt. Het hof heeft in het bijzonder gelet op de meest recente rapportage, te weten de rapportage van [psycholoog] , psycholoog, en psychiater [psychiater] , van 28 mei 2015.
De gedragskundigen hebben hun rapport opgesteld na observatie van verdachte in het Pieter Baan Centrum. Anders dan in eerste aanleg het geval was, heeft verdachte in hoger beroep meegewerkt aan de totstandkoming van het rapport.
Uit het onderzoek is gebleken dat verdachte functioneert op licht verstandelijk beperkt niveau. Deze verstandelijke beperking was al aanwezig voordat verdachte in 2001 hersenletsel opliep na een ongeval. Verder is gebleken dat sprake is van een cognitieve stoornis en karakterologische veranderingen in de zin van afvlakking, impulsiviteit en directe behoeftebevrediging die samengevat kunnen worden omschreven als een niet-aangeboren hersenletsel (hierna: NAH). Naast voornoemde stoornissen diagnosticeren de gedragskundigen een afhankelijkheid van cannabis en vermoedelijk afhankelijkheid van alcohol, cocaïne en amfetamine (tenminste misbruik van deze drie middelen). Gezien de levensgeschiedenis van verdachte kan volgens de gedragskundigen een vroege gedragsstoornis worden aangenomen en verder blijkt dat verdachte in zijn adolescentie en volwassenheid forse antisociaal getinte gedragsproblematiek heeft vertoond, met verwervingscriminaliteit die vermoedelijk voortvloeit uit zijn zucht naar middelen.
De licht verstandelijke beperking van verdachte betreft een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens. Het niet-aangeboren hersenletsel en zijn afhankelijkheid van (in elk geval) cannabis gelden als ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens. Zowel de ziekelijke stoornis als de gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens was aanwezig ten tijde van de tenlastegelegde feiten.
De gedragskundigen wijzen erop dat verdachte een persoon is met impulsregulatie-problematiek voortvloeiend uit een combinatie van een licht verstandelijke beperking en een NAH. Bovenal is hij onmatig en onbesuisd. In tijden van stress verliest hij snel het overzicht, waarbij het pathologisch gebruik van middelen in negatieve zin faciliterend werkt, waardoor hij nog meer moeite heeft het overzicht van de situatie te bewaren en zijn gedragsproblemen in te tomen. De gedragskundigen menen te kunnen onderbouwen dat zijn ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling ten minste in enige mate hebben doorgewerkt in het onder 1 tenlastegelegde en adviseren om hem hiervoor ten minste enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Niet uit te sluiten valt dat bij een duidelijker delictscenario verdachte sterker verminderd toerekeningsvatbaar kan worden geacht.
Het hof heeft de meest recente rapportage bezien tegen de achtergrond van eerdere omtrent verdachte uitgebrachte rapportages. Gezien de bewezenverklaring en de verwerping van het beroep op noodweer heeft het hof een duidelijker delictscenario voor ogen dan de gedragskundigen konden meenemen in hun onderzoek en advies. Bovendien is het hof van oordeel dat ook ten aanzien van cocaïne moet worden gesproken van afhankelijkheid en niet (slechts) van misbruik. Alles overziend is het hof van oordeel dat verdachte met betrekking tot het onder 1 bewezenverklaarde in verminderde mate toerekeningsvatbaar is te achten. Het hof zal hiermee bij het bepalen van de oplegging van straf en/of maatregel rekening houden.
Verdachte is strafbaar aangezien hij, gelet op het voorgaande, niet geheel ontoerekeningsvatbaar is en er overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn. Voor de volledigheid merkt het hof op dat, nu het een noodweersituatie niet aannemelijk heeft geoordeeld, ook geen sprake is van noodweerexces.

Oplegging van straf en/of maatregel

De rechtbank heeft verdachte veroordeeld wegens gekwalificeerde doodslag, diefstal, vernieling, belediging van ambtenaren en poging tot zware mishandeling, tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren en tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
De advocaat-generaal heeft (primair) gevorderd dat het vonnis van de rechtbank wordt bevestigd.
De raadsman heeft bepleit dat de reden van het hoger beroep in belangrijke mate gelegen is in de oplegging van TBS met dwangverpleging. Volgens de raadsman rechtvaardigen de bespiegelingen van het PBC in het meest recente rapport niet de gevorderde oplegging van TBS met dwangverpleging. De deskundigen hebben geen duidelijk advies in die richting gegeven. Bij oplegging van alleen een langdurige gevangenisstraf bestaan er nog voldoende mogelijkheden om verdachte te (laten) behandelen voor zijn verslavingsprobleem.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is in de nacht naar de woning van het slachtoffer, [slachtoffer A] , gegaan en heeft daar sieraden en een bankpas buitgemaakt. Verdachte heeft het slachtoffer in de met haar ontstane confrontatie om het leven gebracht, door haar te steken met een mes en te wurgen. Daarna heeft verdachte zich ontdaan van zijn kleding en schoenen, om zijn sporen te verbergen. Het stoffelijk overschot van het slachtoffer is pas een aantal dagen later, bij toeval, gevonden.
De diefstal van sieraden en een bankpas en de (gekwalificeerde) doodslag van het slachtoffer zijn door verdachte gepleegd vanuit een behoefte aan geld om drugs te kopen. Verdachte heeft zijn eigen belang vooropgesteld en daarmee het slachtoffer haar kostbaarste bezit, het leven, ontnomen. Verdachte heeft door zijn handelen aan de zoon van het slachtoffer, andere familieleden en vrienden groot en onherstelbaar leed toegebracht.
Ter terechtzitting van het hof heeft de zoon van het slachtoffer verteld wat de impact van de dood van zijn moeder heeft op zijn leven. Naar de ervaring leert, zal hij nog zeer lang de psychische gevolgen (kunnen) ondervinden van hetgeen is gebeurd. Daarbij komt dat dit zijn weerslag heeft op de gehele sociale omgeving van het slachtoffer en haar nabestaanden. Dit rekent het hof de verdachte zwaar aan.
Het hof is van oordeel dat dit feit op zichzelf al een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van lange duur rechtvaardigt.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de vernieling van een deur, het beledigen van politieambtenaren, waarbij hij een van de agenten in het gezicht heeft gespuugd, en aan de mishandeling van een ander met een mes, te midden van uitgaanspubliek.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan feiten die zo ernstig zijn en die voor de direct betrokkenen en de samenleving zo verontrustend zijn, dat in beginsel alleen een vrijheidsbenemende straf van lange duur recht doet.
Het hof houdt bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf rekening met het antwoord op de vraag of er, naast een gevangenisstraf, ook een TBS-maatregel moet worden opgelegd. Voor beantwoording van die vraag heeft het hof acht geslagen op de eerder aangehaalde rapportages van psycholoog [psycholoog] en psychiater [psychiater] .
De gedragskundigen hebben geconcludeerd dat bij aanname van een toerekeningsvatbaarheid die sterker verminderd is dan enigszins verminderd, het risico op herhaling van een feit als het bewezenverklaarde in de zaak met parketnummer 05-861796-13 onder 1, sterk afhankelijk lijkt van de situatie waarin verdachte zal verkeren, met name: hoeveel stut en steun hij van naasten zal ontvangen. Risicofactoren zijn volgens de gedragskundigen het verlies aan impulsbeheersing en overzicht in gespannen situaties, waarbij het gebruik van middelen in negatieve zin faciliterend werkt. De gedragskundigen wijzen op de consequenties van het pathologisch middelengebruik van verdachte. Tot een behandeling en begeleiding door een verslavingsinstelling is het nimmer gekomen, daar waar er – mede vanwege verdachtes licht verstandelijke beperking en NAH – wel aanleiding bestaat deze te starten en te onderhouden. De gedragskundigen zijn, gelet op de voorgeschiedenis van verdachte en interventies door derden, niet positief gestemd ten aanzien van het voornemen van verdachte om te willen werken aan abstinentie van alcohol, cocaïne en amfetamine middels behandeling. Zijn huidige goede voornemens lijken geen garantie voor de toekomst, aldus de gedragskundigen.
Het hof komt op grond van alle informatie omtrent de persoon van verdachte tot de conclusie dat verdachte in de situatie waarin hij verkeerde voordat hij de thans bewezenverklaarde delicten pleegde en gedetineerd raakte, onvoldoende stut en steun ontving uit zijn sociale omgeving. Eerdere pogingen om zijn verslavingsproblematiek te behandelen hebben ook niets opgeleverd. Het hof is van oordeel dat geen enkel ander kader dan dat van de TBS-maatregel aan verdachte de volgens de psycholoog en psychiater benodigde stut en steun kan geven.
Gelet op het voorgaande zal het hof bevelen dat verdachte ter beschikking wordt gesteld, nu het in de zaak met parketnummer 05-861796-13 onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld en de veiligheid van anderen het opleggen van die maatregel eist.
Het is evident dat dit feit een misdrijf betreft, dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Het hof zal bevelen dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd, aangezien ook dat wordt geëist door de veiligheid van anderen.
In het bijzonder in aanmerking genomen de oplegging van de TBS-maatregel met dwangverpleging, acht het hof oplegging van een gevangenisstraf, die lager is dan door de rechtbank werd opgelegd, namelijk voor de duur van zes jaar, passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.618,20. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 05-861796-13 onder 1 subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De hoogte van de vordering is niet betwist. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Voor het niet opleggen of matiging van vervangende hechtenis, zoals door de verdediging verzocht, ziet het hof geen aanleiding, nu verdachte blijkens het dossier beschikt over voldoende financiële middelen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 300,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 100,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 05-841243-13 onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De hoogte van de vordering is niet betwist. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Voor het niet opleggen of matiging van vervangende hechtenis, zoals door de verdediging verzocht, ziet het hof geen aanleiding, nu verdachte blijkens het dossier beschikt over voldoende financiële middelen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 37b, 55, 57, 266, 267, 287, 288, 300, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 05-861796-13 onder 1 primair en het in de zaak met parketnummer 05-701158-12 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 05-861796-13 onder 1 subsidiair en 2, het in de zaak met parketnummer
05-841243-13 onder 1 en 2 en het in de zaak met parketnummer 05-701158-12 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 05-861796-13 onder 1 subsidiair en 2, het in de zaak met parketnummer 05-841243-13 onder 1 en 2 en het in de zaak met parketnummer 05-701158-12 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-861796-13 onder 1 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.618,20 (tweeduizend zeshonderdachttien euro en twintig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-861796-13 onder 1 subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.618,20 (tweeduizend zeshonderdachttien euro en twintig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
36 (zesendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-841243-13 onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 300,00 (driehonderd euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-841243-13 onder 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 300,00 (driehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. R.H. Koning, voorzitter,
mr. R. van den Heuvel en mr. M.B.T.G. Steeghs, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. B.P. Rekmans-Snijder, griffier,
en op 22 december 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.B.T.G. Steeghs is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.