ECLI:NL:GHARL:2015:9555

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 december 2015
Publicatiedatum
15 december 2015
Zaaknummer
21-003242-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens doodslag op bejaarde vrouw en witwassen met gevangenisstraf van 11 jaren

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte is veroordeeld voor doodslag op een bejaarde vrouw en witwassen. De feiten zijn als volgt: de verdachte heeft in de periode van 8 juli 2013 tot en met 9 juli 2013 in Zwolle opzettelijk de vrouw van het leven beroofd. Dit gebeurde door haar van een trap te duwen en/of met geweld tegen haar hoofd te slaan, wat leidde tot haar overlijden. De verdachte heeft vervolgens een aanzienlijk bedrag van de bankrekening van het slachtoffer overgemaakt naar zijn eigen rekening, wat als witwassen wordt gekwalificeerd. Het hof heeft de vrijspraak van de verdachte voor de primair en subsidiair tenlastegelegde feiten bevestigd, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de meer subsidiair tenlastegelegde doodslag en het witwassen van geld. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 jaren, waarbij het hof de ernst van de feiten en de impact op de nabestaanden heeft meegewogen. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn toegewezen, en het hof heeft de verbeurdverklaring van de in beslag genomen auto uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003242-14
Uitspraak d.d.: 15 december 2015
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van
28 mei 2014 met parketnummer 08-950828-13 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 28 juli 2015 en 1 december 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. A.M.J. Comans, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
Feit 1 primairhij in of omstreeks de periode van 8 juli 2013 tot en met 9 juli 2013 te Zwolle, in elk geval in de gemeente Zwolle, althans in Nederland,
opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit die [slachtoffer] van een trap (in haar woning) geduwd en/of op andere wijze haar val van een trap (in haar woning) veroorzaakt en/of (met kracht) met een hard voorwerp tegen en/of op het hoofd geslagen en/of die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd geslagen en/of gestompt en/of tegen het hoofd geschopt en/of getrapt en/of tegen het lichaam en/of een of meer (andere) lichaamsdelen geslagen en/of gestompt en/of tegen het lichaam en/of een of meer (andere) lichaamsdelen geschopt en/of getrapt en/of enig andere geweldshandeling tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] gepleegd, en/of heeft hij die [slachtoffer] achtergelaten terwijl zij gewond was en medische hulp behoefde,
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Feit 1 subsidiairhij in of omstreeks de periode van 8 juli 2013 tot en met 9 juli 2013 te Zwolle, in elk geval in de gemeente Zwolle, althans in Nederland,
opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die [slachtoffer] van een trap (in haar woning) geduwd en/of op andere wijze haar val van een trap (in haar woning) veroorzaakt en/of (met kracht) met een hard voorwerp tegen en/of op het hoofd geslagen en/of die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd geslagen en/of gestompt en/of tegen het hoofd geschopt en/of getrapt en/of tegen het lichaam en/of een of meer andere lichaamsdelen geslagen en/of gestompt en/of tegen het lichaam en/of een of meer andere lichaamsdelen geschopt en/of getrapt en/of enig andere geweldshandeling tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] gepleegd, en/of heeft hij die [slachtoffer] achtergelaten terwijl zij gewond was en medische hulp behoefde,
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
welke voren omschreven doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten artikel 317 en/of 312 en/of 310/311 Wetboek van strafrecht (- zakelijk weergegeven - verdachte die [slachtoffer] met geweld en/of bedreiging met geweld heeft gedwongen de bank pinpas en/of de bijbehorende pincode van haar bank pinpas te geven en/of waarna vervolgens verdachte een aantal geldbedragen (totaal ongeveer 18.500,- euro) van de bankrekeningen van [slachtoffer] naar de bankrekening van verdachte heeft overgemaakt en/of verdachte door geweld en/of bedreiging met geweld en/of door oplichting [slachtoffer] heeft gedwongen, althans bewogen geld (totaal voor ongeveer 18.500- euro) van haar bankrekening over te maken naar de bankrekening van verdachte),
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
Feit 1 meer subsidiairhij in of omstreeks de periode van 8 juli 2013 tot en met 9 juli 2013 te Zwolle, in elk geval in de gemeente Zwolle, althans in Nederland,
opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte met dat opzet die [slachtoffer] van een trap (in haar woning) geduwd en/of op andere wijze haar val van een trap (in haar woning) veroorzaakt en/of (met kracht) met een hard voorwerp tegen en/of op het hoofd geslagen en/of die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd geslagen en/of gestompt en/of tegen het hoofd geschopt en/of getrapt en/of tegen het lichaam en/of een of meer andere lichaamsdelen geslagen en/of gestompt en/of tegen het lichaam en/of een of meer andere lichaamsdelen geschopt en/of getrapt en/of enig andere geweldshandeling tegen het lichaam van die [slachtoffer] gepleegd, en/of heeft hij die [slachtoffer] achtergelaten terwijl zij gewond was en medische hulp behoefde,
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;Feit 1 nog meer subsidiair (1)hij in of omstreeks de periode van 8 juli 2013 tot en met 9 juli 2013 te Zwolle, in elk geval in de gemeente Zwolle, althans in Nederland,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een bankpas en/of bijbehorende pinpas en/of een aantal geldbedragen staande op een of meer bankrekeningen van die voormelde [slachtoffer] (totaal voor ongeveer 18.500,- euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte de woning van die [slachtoffer] is binnen gegaan en/of binnen gedrongen en/of (vervolgens) een aantal bedreigende woorden heeft geuit tegen die [slachtoffer] en/of meermalen, althans eenmaal (met kracht) die [slachtoffer] tegen het hoofd en/of het lichaam en/of een of meer (andere) lichaamsdelen heeft geslagen en/of gestompt en/of meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd en/of het lichaam en/of een of meer (andere) lichaamsdelen heeft geschopt en/of getrapt en/of met een hard voorwerp tegen en/of op het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of enig andere geweldshandeling tegen die [slachtoffer] heeft gepleegd en/of als gevolg waarvan het slachtoffer, die [slachtoffer] een bloedende wond heeft opgelopen en/of verdachte een bloedende wond bij het voormeld slachtoffer heeft veroorzaakt,
terwijl het feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;Feit 1 nog meer subsidiair (2)hij in of omstreeks de periode van 8 juli 2013 tot en met 9 juli 2013 te Zwolle, in elk geval in de gemeente Zwolle, althans in Nederland,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bankpas en/of bijbehorende pincode en/of een aantal geldbedragen (totaal voor ongeveer 18.500,- euro) staande op een of meer bankrekeningen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (te weten door met een bankpinpas van die [slachtoffer] en/of de bijbehorende pincode en/of een zogenaamde identifier voormelde geldbedragen van een of meer bankrekeningen van die [slachtoffer] naar verdachtes eigen bankrekening over te boeken), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte de woning van voormelde [slachtoffer] is binnen gegaan en/of binnen gedrongen en/of een aantal bedreigende woorden heeft geuit tegen die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een hard voorwerp tegen en/of op het hoofd heeft geslagen en/of meermalen, althans eenmaal (met kracht) die [slachtoffer] tegen het hoofd en/of het lichaam en/of andere lichaamsdelen heeft geslagen en/of gestompt en/of die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd en/of het lichaam en/of een of meer (andere) lichaamsdelen heeft geschopt en/of getrapt en/of enig andere geweldshandeling tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft gepleegd en/of als gevolg waarvan die [slachtoffer] een bloedende wond heeft opgelopen en/of verdachte een bloedende wond bij die [slachtoffer] heeft veroorzaakt, terwijl het feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
Feit 1 nog meer subsidiair (3)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 juli 2013 tot en met 9 juli 2013 te Zwolle, in elk geval in de gemeente Zwolle, althans in Nederland,
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van een of meer bankrekeningen op naam van [slachtoffer] heeft weggenomen een aantal geldbedragen (totaal voor ongeveer 18.500,-), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (te weten met een zogenaamde identifier een aantal geldbedragen van de rekeningen van die [slachtoffer] naar zijn, verdachtes, bankrekening heeft overgeboekt);
Feit 1 meest subsidiair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 juli 2013 tot en met 26 augustus 2013 te Zwolle, in elk geval in de gemeente Zwolle en/of Apeldoorn en/of elders in Nederland,
(telkens) opzettelijk een aantal geldbedragen (afkomstig van en/of staande op een of meer bankrekeningen van [slachtoffer] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten door een abusievelijke overboeking door die [slachtoffer] naar zijn, verdachtes, bankrekening, onder zich had, (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Feit 2hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 juli 2013 tot en met 26 augustus 2013, te Zwolle, in elk geval in de gemeente Zwolle en/of te Apeldoorn en/of elders in Nederland, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) een aantal voorwerpen en/of een aantal geldbedragen, te weten
-
een aantal geldbedragen (totaal ongeveer voor 18.500,- euro) staande op en/of afkomstig van een of meer bankrekeningen van [slachtoffer] en/of
-
een auto (personenauto merk Chrysler/type Voyager met kenteken [kenteken] ),
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet
(te weten - zakelijk weergegeven - verdachte van het geld afkomstig van de bankrekening van [slachtoffer] o.a. voormelde auto heeft gekocht, te weten verdachte teneinde voormelde auto te kopen een geldbedrag van 2000,- (oorspronkelijk afkomstig van de rekening van [slachtoffer] ), zijnde de aanbetaling voor die personenauto (merk Chrysler/type Voyager met kenteken [kenteken] ) per pintransactie heeft overgemaakt van zijn, verdachtes, bankrekening naar de rekening van Autobedrijf [autobedrijf] en/of verdachte een geldbedrag van 1250,- euro (oorspronkelijk afkomstig van de bankrekening van [slachtoffer] ) van zijn verdachtes rekening heeft gehaald en/of (vervolgens) cash heeft betaald naast voormelde aanbetaling aan Autobedrijf [autobedrijf] en/of een of meer andere geldbedragen (oorspronkelijk afkomstig van de bankrekening van mevrouw [slachtoffer] van zijn verdachtes rekening heeft gehaald en/of heeft gebruikt om schulden die hij had te voldoen)
althans (telkens) van een aantal voorwerpen en/of een aantal geldbedragen, te weten
-
een aantal geldbedragen (totaal ongeveer voor 18.500,- euro) staande op en/of afkomstig van een of meer bankrekeningen van [slachtoffer] en/of
-
een auto (personenauto merk Chrysler/type Voyager met kenteken [kenteken] ),
gebruik heeft gemaakt, terwijl hij/zij wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerpen en/of geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren/was uit enig misdrijf.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft - overeenkomstig het standpunt van de advocaat-generaal - uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Overweging met betrekking tot het bewijs

De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat zich in het dossier aanknopingspunten bevinden voor de conclusie dat slachtoffer [slachtoffer] door een ongelukkige val om het leven is gekomen. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte op 8 juli 2013 in de woning van het slachtoffer is geweest en, als hij daar wel geweest zou zijn, dat hij haar daar om het leven zou hebben gebracht. Gelet hierop dient verdachte te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, aldus de raadsman.
Het hof is van oordeel dat dit verweer wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Overlijden [slachtoffer]
Op 9 juli 2013 werd [slachtoffer] ’s ochtends vroeg levenloos aangetroffen onderaan de trap in haar woning aan de [adres 1] . Door de lijkschouwer van de GGD, forensisch arts R. Dekker, werd een niet-natuurlijke dood geconstateerd door een schedelbreuk. Het slachtoffer had een schedelbreuk aan de bovenkant van haar hoofd.
Dekker was van oordeel dat het letsel van het slachtoffer kon worden verklaard vanuit een val van de trap.
Op 28 november 2013 heeft forensisch arts D. Botter, verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut, een rapport uitgebracht naar aanleiding van onderzoek dat hij heeft gedaan naar de aard en mogelijke oorzaken van het letsel bij het slachtoffer. Met betrekking tot het letsel dat het slachtoffer fataal is geworden, concludeert hij dat gesteld kan worden dat er sprake zal zijn geweest van een (grote) verbrijzelingsbreuk van het schedeldak met binnenwaartse verplaatsing van botfragmenten. Mogelijk was daarbij ook de schedelbasis gebroken. Het is zeer onwaarschijnlijk dat er een ‘lineaire’ breuk in het schedeldak was, aangezien een lineaire breuk uitwendig niet voelbaar is en de bevonden schedelbreuk(en) van dusdanige omvang wa(s)(r)en dat deze door ‘massale onderhuidse ophoping van bloed’ heen voelbaar was. Met betrekking tot de oorzaken van een schedelbreuk overweegt Botter in zijn rapport onder meer het volgende:
Forensisch medische literatuur vermeldt over de oorzaken van verschillende typen schedelbreuken o.a. het volgende. Door botsend contact met groter contactoppervlak tussen schedel en voorwerp/oppervlak ontstaan lineaire fracturen; een voorbeeld hiervan is een val met het hoofd tegen het trottoir. Lineaire schedelbreuken aan de achterzijde van het hoofd zijn meestal het gevolg van een val; hierbij kan acceleratie een rol hebben gespeeld of een val die niet gebroken wordt. Acceleratie kan worden veroorzaakt door trek aan het lichaam of een slag. Bij een hogere snelheid c.q. grotere kracht, kunnen complete/incomplete circulaire fracturen ontstaan rond het impactpunt. Indien de snelheid c.q. de kracht nog verder toenemen, ontstaan stellaire fracturen met impressie van bot ter plaatse van de impact.Impressiefracturen ontstaan door impact met een voorwerp waarbij een relatief grote hoeveelheid kinetische energie wordt geconcentreerd op een klein oppervlak.
Uit statistisch onderzoek is gebleken dat letsels aan de bovenzijde van het hoofd vaker het gevolg zijn van toegebracht geweld (slaan) dan als gevolg van een (onge)val.
Botter concludeert:
Het type breuk(en) dat volgens verklaringen aanwezig was/waren bij het slachtoffer is zeer waarschijnlijk veroorzaakt door krachtige impact met een voorwerp waarbij een relatief grote hoeveelheid kinetische energie wordt geconcentreerd op een klein oppervlak.
Botter is van oordeel dat de beschreven letsels aan het behaarde hoofd veel meer waarschijnlijk zijn als sprake is van inwerking van uitwendig geweld, zoals slaan, schoppen, al dan niet met een voorwerp (hypothese 1), dan als sprake is van inwerking van uitwendig geweld, zoals vallen of stoten die kunnen zijn ontstaan bij een val van de trap (hypothese 2). Het grote aantal letsels en de verspreiding over het lichaam (bijvoorbeeld aan de zijkant van de ledematen) past meer bij herhaalde geweldsinwerkingen en niet bij (uitsluitend) de gevolgen van een val van een trap.
Forensisch arts S.J.M. Eikelenboom-Schieveld heeft op 20 april 2015 een rapport uitgebracht, waarbij zij ingaat op enerzijds het scenario van Dekker, die uitgaat van een ongeval (val van de trap), en anderzijds het scenario van Botter. Eikelenboom concludeert onder meer dat zij het eens is met het hierboven door Botter beschreven mechanisme, te weten dat de impressiefractuur boven op het hoofd zeer waarschijnlijk is veroorzaakt door krachtige impact met een voorwerp waarbij een relatief grote hoeveelheid kinetische energie wordt geconcentreerd op een klein oppervlak.
Eikelenboom heeft echter ook een aantal andere bevindingen in haar overwegingen betrokken en daaruit, voor zover relevant, het volgende geconcludeerd:
Indien het slachtoffer de bloedende verwondingen aan haar hoofd had opgelopen bij een val van de trap, dan laten de verwondingen bloedsporen na op de plaats waar het hoofd de stenen vloer zouden hebben geraakt. Daarvoor zijn onderaan de trap geen aanwijzingen te vinden.
Met name de verwonding bovenop het hoofd, aan de bovenkant van het schedeldak, maakt het zeer onwaarschijnlijk dat deze is ontstaan door een val.
Het slachtoffer heeft het letsel in liggende positie opgelopen en zij heeft korte tijd in rugligging of met het hoofd enigszins naar de linkerkant gelegen. Als zij had gestaan was een stroompatroon van het achterhoofd naar beneden op het shirt gelopen. Als zij langere tijd op haar rug had gelegen was ook de linkerkant van het haar bebloed geraakt.
Op de linkerheup en linkerbil bevinden zich twee verwondingen die qua vorm overeenkomst vertonen. Het is onwaarschijnlijk dat een val op de grond tweemaal een vergelijkbare verwonding veroorzaakt. Een voorwerp, waarmee deze verwondingen kunnen zijn toegebracht, is bijvoorbeeld een schoen.
De bevindingen verlenen weinig steun aan een scenario van een val van de trap. Een duw van de trap al dan niet met het daaraan voorafgaand uitgeoefend geweld kan hebben plaatsgevonden. Dat een schermutseling onderaan de trap heeft plaatsgevonden is evident. Het is echter de vraag in hoeverre het slachtoffer de trap op is gegaan. Op basis van de bevindingen is dat niet verder dan de onderste tree. Het dodelijk letsel, noch de combinatie van bevindingen zoals de houding van het slachtoffer, de verschoven kleding, de gebroken haarpin, het gebroken gebit en de bloedsporen zijn niet te verklaren met een val, al dan niet van de trap.
Zij is naar de trap gegaan, heeft ter plaatse passieve bloeddruppels achtergelaten en is ten val gekomen, al dan niet geduwd of getrokken. Ter plaatse is geweld op haar benen toegepast, dit kan schoppen en/of grijpen met vingers zijn geweest, waarbij haar huid kan zijn opengekrabd en de stroompatronen zijn ontstaan. Zij is op haar zij gedraaid waarna het dodelijke geweld op haar hoofd is toegebracht. Kort daarna is zij overleden.
Het hof stelt vast dat bovengenoemde deskundigen niet van mening verschillen over de aard van het letsel dat de dood van het slachtoffer heeft veroorzaakt. Dekker, Botter en Eikelenboom gaan er allen vanuit dat dit een schedelbreuk is geweest, in het bijzonder een impressiefractuur, bovenop het hoofd.
Dat dit letsel is veroorzaakt door een val van de trap acht het hof gelet op de conclusies van Botter en Eikelenboom niet aannemelijk. Het feit dat Botter en Eikelenboom het lichaam van het slachtoffer niet zelf hebben onderzocht en geen uitgebreid onderzoek is gedaan naar de sporen rondom het lichaam, maakt dat niet anders. Ten aanzien van deze sporen en de constatering dat sprake is van een schedelbreuk (verbrijzelingsfractuur) stond hen ruimschoots en deugdelijk materiaal ter beschikking in de vorm van de foto’s en de verslaglegging van de schouwarts en de verklaringen van getuigen. Bovengenoemde conclusies met betrekking tot het ontstaan van een dergelijk type breuk zijn gegrond op hetgeen deskundigheid hen leert. Botter en Eikelenboom hebben hun conclusies naar het oordeel van het hof op deugdelijke wijze onderbouwd en verantwoord, Botter in zijn rapport en ter zitting van de rechtbank op 13 maart 2014, en Eikelenboom zowel in haar rapport als in haar uitgebreide verklaring zoals afgelegd tegenover de raadsheer-commissaris. Het hof heeft geen redenen om aan de juistheid en betrouwbaarheid daarvan te twijfelen.
Met name doet aan de conclusies van Botter niet af dat hij, zoals aangevoerd door de raadsman, voorafgaand aan zijn onderzoek heeft gesproken met opsporingsambtenaren. Een dergelijk gesprek hoeft een objectief onderzoek, gebaseerd op waarnemingen van voorhanden materiaal en eigen kennis van de deskundige, niet in de weg te staan. Op geen enkele wijze is aannemelijk geworden dat Botter zich heeft laten beïnvloeden door opsporingsambtenaren, nog daargelaten dat zijn conclusies worden bevestigd door Eikelenboom.
Anders dan de verdediging meent, doet aan de conclusies van Eikelenboom niet af dat in recentere medische literatuur wordt gewezen op de beperkte waarde van de plaats van het letsel, namelijk boven de zogenoemde hat brim line, bij het beoordelen of letsel aan het hoofd het gevolg is van geweld of van een val. Volgens deze literatuur moeten ook andere aspecten in ogenschouw worden genomen. Het hof overweegt dat Eikelenboom in haar rapport en haar verhoor bij de raadsheer-commissaris heeft uiteengezet dat zij inderdaad naast de plaats van het letsel ook andere aspecten heeft betrokken bij haar oordeel.
Op grond van de conclusies van deskundigen Botter en Eikelenboom is het hof van oordeel dat het overlijden van het slachtoffer moet zijn veroorzaakt doordat zij met kracht tegen het hoofd is geslagen/gestompt en/of tegen het hoofd is geschopt/getrapt.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden, is wie het dodelijk letsel aan het slachtoffer heeft toegebracht. In dat verband wordt het volgende overwogen.
Overboekingen
Op de dag van overlijden van het slachtoffer zijn tussen 13.46 uur en 14.09 uur vier overboekingen gedaan van de rekening van het slachtoffer naar de rekening van verdachte, waarbij in totaal € 18.500,- werd overgemaakt. In diezelfde periode werd ook een geldbedrag van € 10.000,- van de vermogensspaarrekening van het slachtoffer naar haar effectenrekening overgeboekt. Daardoor was het saldo op de betaalrekening toereikend om de genoemde transacties uit te voeren naar de rekening van verdachte. Uit het IP-adres dat bij genoemde transacties werd gebruikt, bleek dat de transacties zijn uitgevoerd vanuit de woning van het slachtoffer.
Uit het dossier komt naar voren dat er sprake was van een financieel conflict tussen het slachtoffer en verdachte over een bedrag van € 58.000,- dat het slachtoffer van verdachte terug wilde hebben. Dit heeft geleid tot een civielrechtelijke procedure waarin verdachte bij vonnis van 14 november 2012 is veroordeeld tot het terugbetalen aan het slachtoffer van
€ 38.008,56. Op 26 april 2013 is door het slachtoffer executoriaal derdenbeslag gelegd op de banktegoeden van verdachte. Mag hierin al een ondubbelzinnige aanwijzing worden gelezen dat het slachtoffer niet bereid was verdachte nog geld ter beschikking te stellen, dat wordt onderstreept door de verklaringen van de dochters van het slachtoffer, waaruit blijkt dat het slachtoffer geen geld meer aan verdachte wilde lenen. Daar komt bij dat het slachtoffer verdachte nooit eerder een dergelijk groot bedrag had geleend en dat er na het overmaken van het geld naar verdachte nog slechts € 32,68 op haar eigen rekening stond. Het ligt bovendien voor de hand dat het slachtoffer zo’n veelomvattende zakelijke transactie niet zou hebben uitgevoerd zonder tevoren en/of daarna haar kinderen te raadplegen, hetgeen niet gebeurd is.
Verdachte heeft geen verklaring kunnen geven voor deze overboekingen. Wel heeft hij erkend binnen twee uur na de overboekingen en, zoals het hof hieronder zal oordelen, meteen na terugkomst uit Zwolle, een deel van het geld contant te hebben opgenomen.
Gelet op deze feiten en omstandigheden sluit het hof uit dat het slachtoffer kort voor haar overlijden de overboekingen naar de rekening van verdachte op 8 juli 2013 vrijwillig en zonder toedoen van verdachte heeft uitgevoerd.
Moment van overlijden slachtoffer
Op 8 juli 2013, omstreeks 13.15 uur, heeft [getuige 1] , een vriendin van het slachtoffer, de woning van het slachtoffer verlaten. Zij was toen nog in leven.
Toen het slachtoffer werd aangetroffen, stond in de woning een lunch klaar waarvan slechts enkele happen waren gegeten. Zowel de zoon als de dochter van het slachtoffer acht het niet aannemelijk dat zij zomaar haar lunch zou onderbreken. Het slachtoffer leed aan suikerziekte en nam haar insuline voor het eten. Ze moest daarom binnen afzienbare tijd haar lunch opeten.
Omstreeks 15.47 uur is geprobeerd telefonisch contact te krijgen met het slachtoffer, maar de telefoon werd toen niet beantwoord.
GGD-arts Dekker heeft in zijn letselrapport het moment van overlijden van het slachtoffer geschat op 8 juli 2013, omstreeks 13.00 uur.
Op grond van voorgaande feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, gaat het hof er vanuit dat het slachtoffer op 8 juli 2013 tussen 13.15 uur en 15.47 uur moet zijn overleden.
Aanwezigheid verdachte
[getuige 2] heeft verklaard dat verdachte op 8 juli 2013 om 12.00 uur bij hem een Fiat Doblo met een opvallend logo heeft gehuurd en deze voor 15.47 uur die dag heeft teruggebracht. Verdachte heeft die dag tussen genoemde tijdstippen met de Fiat 91 kilometer gereden. Dit blijkt uit de factuur die zich in het dossier bevindt.
De afstand, heen en terug, tussen de [autobedrijf] en de [straat] te Zwolle bedraagt volgens de routeplanner van Google Maps 89 kilometer.
Op beelden van de camera van [adres 2] is te zien dat op 8 juli 2013 om 13.25 uur, dus kort voor het moment dat de geldbedragen naar de rekening van verdachte zijn overgemaakt, een bestelauto van het model Fiat Doblo, met het logo van de [autobedrijf] , door de [straat] vanuit de richting van de juist buiten beeld gelegen woning van het slachtoffer rijdt.
[getuige 2] heeft verklaard op 8 juli 2013 slechts één Fiat Doblo in de verhuur te hebben gehad, welke verdachte dus op dat moment had gehuurd. Verdachte heeft verklaard dat hij de auto die hij heeft gehuurd bij [getuige 2] niet heeft uitgeleend. Dit leidt tot de conclusie dat verdachte de bestuurder van de Fiat Doblo is geweest, die om 13.25 uur langs de woning van het slachtoffer reed.
Het dossier bevat voorts camerabeelden (stills) van een pinautomaat van de ABN-Amrobank bij winkelcentrum de Eglantier te Apeldoorn. Het betreft beelden van 8 juli 2013 van 15.46 uur tot en met 15.51 uur. Op de beelden is een man te zien met een blauwgrijs colbert. Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij degene is die op de beelden bij de pinautomaat te zien is. Hij droeg die dag dus een colbert.
Op het colbert dat onder verdachte in beslag is genomen, zijn bloedsporen aangetroffen waarvan het daaruit gedestilleerde DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van het slachtoffer.
De verklaring van verdachte dat hij het slachtoffer ten minste twee jaar geleden weleens met een bloedneus heeft gezien - welke verklaring verdachte voor het eerst op 1 december 2015 ter zitting van het hof heeft afgelegd en niet nader is onderbouwd - en dat er toen wellicht bloed op zijn colbert terecht is gekomen, acht het hof niet aannemelijk.
Uit het voorgaande alsmede uit de overweging dat de overboekingen zijn gedaan onder invloed van verdachte, in onderling verband en samenhang bezien, leidt het hof af dat verdachte op 8 juli 2013 in de woning van het slachtoffer is geweest in de periode dat zij is komen te overlijden.
Conclusie
Gelet hierop, gelet op de betrokkenheid van verdachte met de overboekingen, gelet op de aangetroffen bloedsporen van het slachtoffer op het colbert van verdachte en nu er geen aanwijzingen zijn dat er nog iemand anders in de woning van het slachtoffer is geweest in de periode dat zij is komen te overlijden, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het dodelijk letsel aan het slachtoffer heeft toegebracht.
Het slachtoffer is twee keer op haar heup/bil geschopt, heeft letsel op haar armen en benen en is - terwijl zij op de grond lag - in ieder geval één keer met veel kracht tegen haar hoofd geschopt of geslagen waarbij zij een schedelbreuk (verbrijzelingsfractuur) heeft opgelopen. Gelet op de mate en ernst van het geweld dat is toegepast om dit letsel te bewerkstelligen is het hof van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte door aldus te handelen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer hierdoor zou komen te overlijden.
Voorwaardelijk verzoek
De raadsman van verdachte heeft voorwaardelijk, voor het geval het hof de herkenning van verdachte op de camerabeelden voor het bewijs bezigt, verzocht een forensisch deskundige te laten rapporteren omtrent het beeldmateriaal.
Nu het hof de betreffende beelden niet voor het bewijs heeft gebezigd, verdient dit verzoek geen nadere bespreking.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 meer subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Feit 1 meer subsidiairhijinopof omstreeks de periode van8 juli 2013tot en met 9 juli 2013te Zwolle,in elk geval in de gemeente Zwolle, althans in Nederland,
opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte met dat opzet die [slachtoffer]van een trap (in haar woning) geduwd en/of op andere wijze haar val van een trap (in haar woning) veroorzaakt en/of (met kracht) met een hard voorwerp tegen en/of op het hoofd geslagen en/of die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht)tegen het hoofd geslagen en/of gestompt en/of tegen het hoofd geschopt en/of getrapt en/of tegenhet lichaam en/ofeen of meer andere lichaamsdelen geslagen en/of gestompt en/oftegen het lichaam en/of een of meer andere lichaamsdelengeschopt en/of getrapten/of enig andere geweldshandeling tegen het lichaam van die [slachtoffer] gepleegd, en/of heeft hij die [slachtoffer] achtergelaten terwijl zij gewond was en medische hulp behoefde,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Feit 2hijop een of meer tijdstippeninof omstreeksde periode van 8 juli 2013 tot en met 26 augustus 2013,te Zwolle, in elk geval in de gemeente Zwolle en/ofte Apeldoorn en/of elders in Nederland,althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) een aantal voorwerpen en/of een aantal geldbedragen, te weten
-
een aantal geldbedragen (totaal ongeveer voor 18.500,- euro)staande op en/ofafkomstig van eenof meerbankrekeningenvan [slachtoffer]
heeftverworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/ofomgezet en/of
-
een auto (personenauto merk Chrysler/type Voyager met kenteken [kenteken] ),
heeft verworven en voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet
(te weten - zakelijk weergegeven - verdachte van het geld afkomstig van de bankrekening van [slachtoffer] o.a. voormelde auto heeft gekocht, te weten verdachte teneinde voormelde auto te kopen een geldbedrag van 2000,- (oorspronkelijk afkomstig van de rekening van [slachtoffer] ), zijnde de aanbetaling voor die personenauto (merk Chrysler/type Voyager met kenteken [kenteken] ) per pintransactie heeft overgemaakt van zijn, verdachtes, bankrekening naar de rekening van Autobedrijf [autobedrijf] en/ofverdachte een geldbedrag van 1250,- euro (oorspronkelijk afkomstig van de bankrekening van [slachtoffer] ) van zijn verdachtes rekening heeft gehaald en/of(vervolgens) cash heeft betaald naast voormelde aanbetaling aan Autobedrijf [autobedrijf] en/ofeen of meer andere geldbedragen (oorspronkelijk afkomstig van de bankrekening van [slachtoffer] van zijn verdachtes rekening heeft gehaald en/ofheeft gebruikt om schulden die hij had te voldoen)
althans (telkens) van een aantal voorwerpen en/of een aantal geldbedragen, te weten
-
een aantal geldbedragen (totaal ongeveer voor 18.500,- euro) staande op en/of afkomstig van een of meer bankrekeningen van [slachtoffer] en/of
-
een auto (personenauto merk Chrysler/type Voyager met kenteken [kenteken] ),
gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij/zijwist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoedendat bovenomschreven voorwerpenen/ofgeldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren/wasuit enig misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde levert op:

Doodslag.

Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:

Witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- de navolgende omstandigheden.
Verdachte heeft [slachtoffer] in haar eigen woning om het leven gebracht. Wat er zich die dag exact in de woning heeft afgespeeld kan, mede door de ontkenning van verdachte, niet meer in detail worden gereconstrueerd. Wel staat vast dat verdachte die dag het slachtoffer heeft bewogen om een bedrag van € 18.500,- naar hem over te maken, dan wel haar inlogcodes voor internetbankieren aan hem te verstrekken, zodat hij dat zelf kon doen. Nadat het slachtoffer was overleden, heeft verdachte dit geld gebruikt om schulden af te lossen en een auto aan te schaffen.
Door aldus te handelen heeft verdachte blijk gegeven van een diep gebrek aan respect voor het leven van een medemens. Hij heeft niet alleen het slachtoffer het leven ontnomen maar ook aan haar kinderen hun moeder. Verdachte heeft door zijn handelen aan de kinderen, andere familieleden en aan vrienden van het slachtoffer groot en onherstelbaar leed toegebracht. Aan te nemen valt dat zij dat verdriet de rest van hun leven bij zich zullen dragen. Hun verwerkingsproces wordt extra bemoeilijkt doordat verdachte door te blijven zwijgen hen geen enkel inzicht heeft willen geven hoe de laatste momenten in het leven van het slachtoffer moeten zijn geweest.
De ernst van het bewezenverklaarde en de wijze waarop dit is uitgevoerd, dragen een voor de rechtsorde schokkend karakter en brengen in de samenleving in het algemeen, en roepen in de omgeving van het slachtoffer in het bijzonder, gevoelens van angst en onveiligheid op.
Doodslag is één van de meest ernstige delicten van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte heeft het slachtoffer het meest fundamentele recht ontnomen waarover de mens beschikt, te weten het recht op leven.
Het door verdachte gepleegde feit is van een zodanige ernst, dat daarvoor alleen een gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden is.
De bijzondere omstandigheden waaronder het feit is begaan, geven bovendien reden tot strafverzwaring. Het slachtoffer, een aan verdachte bekende 76 jaar oude vrouw, was een vrouw die verdachte lange tijd behulpzaam is geweest bij zijn financiële problemen door hem grote geldbedragen te lenen. Toen zij niet meer bereid was daarmee door te gaan, heeft verdachte haar € 18.500,- afhandig gemaakt en haar in haar eigen woning met fors geweld om het leven gebracht. Vervolgens heeft verdachte met het geld van het slachtoffer zijn schulden afbetaald en een auto gekocht. Verdachte heeft voor zijn daden geen verantwoordelijkheid willen nemen.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van elf jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Beslag
Het onder 2 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot het hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp. Het behoort de veroordeelde toe. Het zal daarom worden verbeurdverklaard.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 112,32. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 19.206,34. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 8.631,06. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 36f, 57, 287 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 meer subsidiair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
11 (elf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een personenauto van het merk Crysler, type Voyager.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 112,32 (honderdtwaalf euro en tweeëndertig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1] , ter zake van het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 112,32 (honderdtwaalf euro en tweeëndertig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
2 (twee) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 19.206,34 (negentienduizend tweehonderdzes euro en vierendertig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2] , ter zake van het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 19.206,34 (negentienduizend tweehonderdzes euro en vierendertig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
131 (honderdeenendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] ter zake van het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 8.631,06 (achtduizend zeshonderdeenendertig euro en zes cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 3] , ter zake van het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 8.631,06 (achtduizend zeshonderdeenendertig euro en zes cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
78 (achtenzeventig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. M.E. van Wees, voorzitter,
mr. P.R. Wery en mr. M.M.L.A.T. Doll, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.D. Mavus-ten Elshof, griffier,
en op 15 december 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.