Uitspraak
[verzoeker],
89van het Wetboek van Strafvordering ter zake van schade als gevolg van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 december 2015 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding op basis van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, die eerder op 21 november 2014 was vrijgesproken van moord/doodslag, had een verzoek ingediend tot vergoeding van schade die hij had geleden als gevolg van zijn voorlopige hechtenis en de onttrekking van vuurwapens aan het verkeer. Het hof heeft vastgesteld dat de zaak niet is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, aangezien er onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen vuurwapens was bevolen. Dit leidde tot de conclusie dat verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzoek om schadevergoeding.
Het hof heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de opgelegde maatregel van onttrekking aan het verkeer in rechtstreeks verband staat tot het delict waarvan verzoeker werd verdacht. De advocaat-generaal had in zijn advies aangegeven dat er gronden van billijkheid aanwezig waren om een vergoeding toe te kennen, maar het hof oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om van de hoofdregel van artikel 89 af te wijken. De verzoeker had geen recht op schadevergoeding, omdat de zaak niet was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.
De beslissing van het hof was duidelijk: verzoeker werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om schadevergoeding. De uitspraak werd gedaan door een collegiaal hof, bestaande uit de voorzitter en twee raadsheren, en werd ondertekend door de griffier. De uitspraak is openbaar gedaan en is een belangrijke bevestiging van de toepassing van artikel 89 Sv in gevallen waar een maatregel is opgelegd.