ECLI:NL:GHARL:2015:9463

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 december 2015
Publicatiedatum
14 december 2015
Zaaknummer
1350-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding ex artikel 89 Wetboek van Strafvordering na vrijspraak van moord/doodslag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 december 2015 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding op basis van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, die eerder op 21 november 2014 was vrijgesproken van moord/doodslag, had een verzoek ingediend tot vergoeding van schade die hij had geleden als gevolg van zijn voorlopige hechtenis en de onttrekking van vuurwapens aan het verkeer. Het hof heeft vastgesteld dat de zaak niet is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, aangezien er onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen vuurwapens was bevolen. Dit leidde tot de conclusie dat verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzoek om schadevergoeding.

Het hof heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de opgelegde maatregel van onttrekking aan het verkeer in rechtstreeks verband staat tot het delict waarvan verzoeker werd verdacht. De advocaat-generaal had in zijn advies aangegeven dat er gronden van billijkheid aanwezig waren om een vergoeding toe te kennen, maar het hof oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om van de hoofdregel van artikel 89 af te wijken. De verzoeker had geen recht op schadevergoeding, omdat de zaak niet was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.

De beslissing van het hof was duidelijk: verzoeker werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om schadevergoeding. De uitspraak werd gedaan door een collegiaal hof, bestaande uit de voorzitter en twee raadsheren, en werd ondertekend door de griffier. De uitspraak is openbaar gedaan en is een belangrijke bevestiging van de toepassing van artikel 89 Sv in gevallen waar een maatregel is opgelegd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004638-13
Avnr: 1350-15
Uitspraak: 14 december 2015
Het hof heeft gezien het op 7 augustus 2015 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
te dezer zake domicilie kiezende te [adres],
ten kantore van zijn raadsman,
hierna te noemen: verzoeker,
ingediend door [raadsman], strekkende tot toekenning van een vergoeding ex artikel
89van het Wetboek van Strafvordering ter zake van schade als gevolg van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis.
Het hof heeft gehoord in openbare raadkamer van 9 november 2015 de advocaat-generaal, verzoeker en diens [raadsman] voornoemd.
Het hof heeft kennis genomen van de overige zich in het procesdossier bevindende stukken, waaronder het advies van de advocaat-generaal.

Overwegingen

1. Bij arrest van het hof van 21 november 2014 is verzoeker vrijgesproken van het hem tenlastegelegde. Het hof heeft de onttrekking bevolen van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven, vuurwapens en patroonhouder. Het door het openbaar ministerie ingestelde cassatieberoep is op 1 juni 2015 ingetrokken. Het arrest is in kracht van gewijsde gegaan. De zaak is derhalve geëindigd.
2. Het verzoekschrift is tijdig ingediend en verzoeker is in zoverre ontvankelijk.
3. De raadsman heeft bepleit dat verzoeker ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek. Er is geen verband tussen de ondergane voorlopige hechtenis en de opgelegde maatregel. Daarbij komt dat de opgelegde maatregel in het niet valt bij de verdenking, waarvan verzoeker is vrijgesproken. Ook is aan verzoeker nooit gevraagd of hij afstand van het beslag wilde doen.
De raadsman heeft gepersisteerd bij het verzoek en heeft verzocht om aanhouding van de zaak, zodat hij ter onderbouwing van het verzoek om een additionele vergoeding nadere stukken kan opvragen.
4. De advocaat-generaal heeft gepersisteerd bij het schriftelijke advies. Volgens de advocaat-generaal is verzoeker ontvankelijk in zijn verzoek. De opgelegde maatregel staat niet in verhouding tot het delict waarvan verzoeker werd verdachte en werd vrijgesproken. De advocaat-generaal vindt gronden van billijkheid aanwezig om aan verzoeker een vergoeding toe te kennen. Anders dan de raadsman heeft gevraagd, zou de toe te kennen vergoeding volgens de advocaat-generaal lager moeten zijn dan de gebruikelijke forfaitaire vergoeding.
5. Op grond van het bepaalde in artikel 89 en verder van het Wetboek van Strafvordering kan de rechter aan de gewezen verdachte, in het geval de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten, en de rechter daarvoor – alle omstandigheden in aanmerking genomen – gronden van billijkheid aanwezig acht, een vergoeding toekennen voor schade die hij heeft geleden ten gevolge van ondergane verzekering en/of voorlopige hechtenis.
6. Uit hetgeen onder 1. is overwogen, volgt dat de zaak niet is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Immers, er is onttrekking aan het verkeer bevolen van vuurwapens en een patroonhouder. De vraagt ligt voor of verzoeker niettemin in het verzoek kan worden ontvangen.
De hoofdregel van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering, dat de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, kan onder bijzondere omstandigheden terzijde worden gesteld, zoals uit eerdere uitspraken van rechtbanken en hoven volgt.
Het hof heeft in het arrest van 21 november 2014 overwogen dat de inbeslaggenomen goederen zijn aangetroffen bij gelegenheid van het feit, te weten moord/doodslag, waarvan verdachte werd verdachte. Met behulp van het vuurwapen kal. 6.35 mm is het slachtoffer om het leven gebracht. Dit bewuste vuurwapen is aangetroffen onder het reservewiel in de kofferbak van de auto waarin verdachte reed op de dag dat hij werd aangehouden.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat de opgelegde maatregel, te weten onttrekking aan het verkeer, in zodanig rechtstreeks verband staat tot verzoeker en het delict waarvan hij werd verdacht, dat geen bijzondere omstandigheid aanwezig wordt geacht om aan de hoofdregel van artikel 89 Wetboek van Strafvordering voorbij te gaan. Verzoeker dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzoek. Het verzoek om de zaak aan te houden om de hoogte van de gevraagde vergoeding nader te adstrueren behoeft gelet op het bovenstaande geen beslissing.

BESLISSING

Het hof:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze beschikking is gegeven te Arnhem door mr. C. Caminada, voorzitter, mr. A. van Waarden en mr. R.W. van Zuijlen, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. B.P. Rekmans-Snijder, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 december 2015.