In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een hogere beloning voor een bewindvoerder die betrokken is bij de behandeling van problematische schulden. De bewindvoerder, die in hoger beroep was gekomen van een eerdere beslissing van de kantonrechter, verzocht het hof om de beslissing van 1 juli 2015 te vernietigen en om de hogere beloning voor 2015 toe te kennen. De kantonrechter had eerder het verzoek afgewezen op basis van artikel 11 van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren, omdat de bewindvoerder in 2014 al een vergoeding had ontvangen voor extra werkzaamheden in verband met problematische schulden.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig beoordeeld. Het hof oordeelde dat de bewindvoerder in 2014 geen extra uren had vergoed gekregen, maar dat het verzoek om een hogere beloning voor 2015 wel degelijk gegrond was. Het hof heeft vastgesteld dat de bewindvoerder in 2013 extra werkzaamheden had verricht en dat de goedkeuring van de kantonrechter voor deze werkzaamheden betrekking had op dat jaar. Hierdoor was de bewindvoerder in 2015 alsnog gerechtigd tot de hogere beloning voor problematische schulden.
De beslissing van het hof houdt in dat de eerdere afwijzing van de kantonrechter wordt vernietigd en dat de bewindvoerder in aanmerking komt voor de hogere beloning zoals vastgelegd in de Regeling. Het hof heeft ook het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat er geen sprake was van een in het ongelijk gestelde partij. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en documentatie in de bewindvoering, vooral in gevallen van problematische schulden.