ECLI:NL:GHARL:2015:9451

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 december 2015
Publicatiedatum
11 december 2015
Zaaknummer
21-006706-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de politierechter in de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt, waarbij de veroordeelde in eerste aanleg was veroordeeld tot een bedrag van € 2.362,80. De veroordeelde heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting op 30 november 2015 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die het wederrechtelijk verkregen voordeel schatte op € 30.638,20. De veroordeelde heeft echter geen bewijs geleverd dat hij niets aan de kwekerij heeft overgehouden en is niet verschenen om zijn standpunt nader toe te lichten.

Het hof heeft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 31.000,00, gebaseerd op een berekening van de opbrengst van de hennepteelt, rekening houdend met de kosten. De berekening is als volgt: er zijn 267 moederplanten aangetroffen, waarvan per plant 15 stekken worden aangehouden, wat resulteert in 24.030 stekken. Na aftrek van de inbeslaggenomen stekken resteerden 11.880 stekken. De verkoopprijs per stek werd geschat op € 2,85, wat een totale opbrengst van € 33.858,00 opleverde. Na aftrek van de variabele kosten en afschrijvingskosten, kwam het hof tot de conclusie dat het wederrechtelijk verkregen voordeel € 31.000,00 bedraagt.

Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verplichting tot betaling aan de Staat vastgesteld op dit bedrag van € 31.000,00. De beslissing is genomen op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. R.H. Koning als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 14 december 2015.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006706-15
Uitspraak d.d.: 14 december 2015
TEGENSPRAAK
ONTNEMINGSZAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de beslissing van de politierechter in de rechtbank Gelderland van 4 februari 2014 met parketnummer 05-701468-11 op de vordering ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1978] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De veroordeelde heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 november 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens veroordeelde door zijn raadsman, mr. E. Yeniasci, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich niet met het vonnis waarvan beroep zodat dit behoort te worden vernietigd en opnieuw moet worden rechtgedaan.
Vordering
De inleidende schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot schatting van het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel op € 394.148,95 en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € datzelfde bedrag. De officier van justitie heeft ter terechtzitting het wederrechtelijk voordeel geschat op € 40.000.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op € 30.638,20 en dat aan veroordeelde wordt opgelegd de verplichting tot betaling aan de Staat van datzelfde bedrag.
De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeelde is bij arrest van dit hof van 14 december 2015 (parketnummer 21-000654-14) ter zake van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod en ter zake van diefstal door middel van verbreking, veroordeeld tot straf.
Uit het strafdossier en bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat veroordeelde uit het bewezenverklaarde handelen financieel voordeel heeft genoten.
Veroordeelde heeft enkel gesteld dat hij niets aan de kwekerij heeft overgehouden. Veroordeelde is niet ter terechtzitting verschenen om zijn standpunt nader toe te lichten.
Aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen ontleent het hof de schatting van dat voordeel op een bedrag van (afgerond) € 31.000,00. Het hof komt als volgt tot deze schatting:
Evenals de politierechter gaat het hof uit van een kweekperiode van zes weken. In de berekening wordt voorts uitgegaan van de aangetroffen 267 moederplanten. Per moederplant wordt een aantal van 15 stekken aangehouden.
Het aantal stekken bedraagt 267 x 15 x 6 = 24.030.
Van dit aantal dienen de 12.150 inbeslaggenomen stekken te worden afgetrokken, zodat resteert: 24.030 - 12.150 = 11.880 stekken.
Uitgaande van de rapportage van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM) waarin een verkoopprijs van € 2,85 per stek wordt gehanteerd, bedraagt de opbrengst 11.880 x € 2,85 = € 33.858,00.
Op deze opbrengst dienen de variabele kosten in mindering te worden gebracht. Uitgaande van de in de BOOM-rapportage hiervoor gehanteerde bedragen bedragen die variabele kosten:
  • voor de moederplanten: 267 x € 4,40 = € 1.174,80
  • voor de stekken: 11.880 x € 0,10 =
€ 2.362,80
Aan afschrijvingskosten dient voorts een bedrag van € 200,00 in aanmerking te worden genomen.
Niet gebleken is dat veroordeelde aan Liander heeft betaald, zodat er geen elektriciteitskosten in mindering worden gebracht.
De totale kosten bedragen derhalve € 2.362,80 + € 200,00 = € 2.562,80.
Uitgaande van voorgaande bedragen wordt het wederrechtelijk genoten voordeel geschat op:
€ 33.858,00
€ 2.562,80-/-
€ 31.295,20
Het hof rondt dit bedrag in het voordeel van veroordeelde af op een bedrag van € 31.000,00.
De verplichting tot betaling aan de Staat
Op grond van het bovenstaande zal het hof de verplichting tot betaling aan de Staat stellen op voornoemd bedrag van € 31.000,00.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
31.000,00 (eenendertigduizend euro).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 31.000,00 (eenendertigduizend euro).
Aldus gewezen door
mr. R.H. Koning, voorzitter,
mr. J.I.M.W. Bartelds en mr. M.S. Groenhuijsen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van J.R.M. Roetgerink, griffier,
en op 14 december 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.S. Groenhuijsen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.