ECLI:NL:GHARL:2015:9449

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 december 2015
Publicatiedatum
11 december 2015
Zaaknummer
21-005870-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door nachtverpleegkundige in verzorgingshuis met bijzondere voorwaarden voor straf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte, een nachtverpleegkundige in een verzorgingshuis, is beschuldigd van het stelen van geld en goederen van bewoners. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, maar legt een andere straf op. De verdachte heeft tijdens haar werkzaamheden in het verzorgingshuis meerdere diefstallen gepleegd, waarbij zij gebruik maakte van haar toegang tot de bewoners. De slachtoffers waren kwetsbare, hoogbejaarde en zieke mensen die afhankelijk waren van de zorg van anderen. De diefstallen werden ontdekt door een verborgen camera die door het verzorgingshuis was geplaatst.

De verdachte heeft bekend dat zij de diefstallen pleegde om haar cocaïneverslaving te financieren. Tijdens de zitting heeft zij haar spijt betuigd en aangegeven dat zij ernstige gevolgen ondervindt van haar daden, waaronder het verlies van haar baan en huis. Het hof heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met de impact van haar daden op de slachtoffers en hun naasten, en heeft besloten tot een lagere straf dan in eerste aanleg was opgelegd. De opgelegde straf bestaat uit 15 maanden gevangenisstraf, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder verplichte behandeling voor verslaving en reclasseringscontact.

Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en de beslissing is genomen in overeenstemming met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van zorgverleners en de bescherming van kwetsbare personen in de zorg.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005870-14
Uitspraak d.d.: 14 december 2015
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van
1 oktober 2014 met parketnummer 08-955641-13 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1978] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 november 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof is van oordeel dat de eerste rechter op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist, behalve voor zover het betreft de aan de verdachte opgelegde straf. Daarom dient het vonnis waarvan beroep, behalve voor zover het betreft de aan de verdachte opgelegde straf, met overneming van de gronden te worden bevestigd, en
zal het vonnis ten aanzien van de opgelegde straf worden vernietigd en in zoverre opnieuw worden rechtgedaan.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden - dat verdachte met haar handelen schade en veel onrust en gevoelens van onveiligheid veroorzaakt heeft bij de slachtoffers en hun naasten. Verdachte heeft, terwijl zij werkzaam was als nachtverpleegkundige in een verzorgingshuis, van veel bewoners in dat verzorgingshuis geld en spullen gestolen. De slachtoffers betroffen uiterst kwetsbare, hoogbejaarde, zieke en zelfs stervende mensen die overgeleverd waren aan de zorg van anderen, waaronder verdachte. Verdachte gebruikte in een aantal gevallen een loper om zich de toegang tot de gestolen goederen te verschaffen en is doorgegaan met het plegen van diefstallen totdat dat door het verzorgingstehuis door middel van een verborgen camera is ontdekt.
De ter kennisneming gevoegde zaken, vermeld op de dagvaarding in eerste aanleg betreffen dezelfde soort feiten, diefstallen in het verzorgingshuis waar verdachte als nachtverpleegkundige werkzaam was. Bij de strafoplegging zijn deze feiten ook in aanmerking genomen. Verdachte heeft bekend die feiten te hebben begaan.
Verdachte heeft verklaard dat zij deze feiten pleegde om de cocaïneverslaving van haar en haar partner te kunnen bekostigen en dat zij erg veel spijt heeft van het leed dat zij daarmee heeft aangericht. Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof te kennen gegeven ernstige consequenties te ondervinden van hetgeen zij gedaan heeft, nu zij haar baan en huis is kwijtgeraakt. Bij een langdurige gevangenisstraf zou zij haar kinderen – die zij thans enkel onder toezicht mag ontmoeten – geruime tijd niet meer zien. Het hof neemt dit mee in de strafoplegging en komt gelet hierop tot een lagere straf dan in eerste aanleg is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd. Daarbij is tevens van belang dat blijkens het uittreksel justitiële documentatie verdachte niet eerder veroordeeld is wegens het plegen van strafbare feiten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, met uitzondering van de aan de verdachte opgelegde straf.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
9 (negen) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd houdt aan de aanwijzingen te geven door of namens Tactus Reclasssering.
Stelt voorts als bijzondere voorwaarden:
 dat de verdachte zich moet melden bij de reclassering (Tactus Reclassering, [adres] te [plaats] ). Dat de verdachte zich hierna moet blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
 dat de verdachte, indien de reclassering dit nodig acht, moet deelnemen aan de gedragsinterventie GI-GGZ Korte leefstijltraining;
 dat de verdachte wordt verplicht om zich te laten behandelen voor haar problematiek bij (Forensische) verslavingszorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
 dat de verdachte wordt verboden om harddrugs te gebruiken, zolang de reclassering dat noodzakelijk acht, en dat de verdachte verplicht is ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloed- of urineonderzoek.
Geeft deze instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. A.B.A.P.M. Ficq, voorzitter,
mr. F.A.M. Bakker en mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Vodegel, griffier,
en op 14 december 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.