Uitspraak
[appellante],
[geïntimeerde],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vordering tot tussenkomst van [appellante]. De vordering was in eerste aanleg afgewezen door de kantonrechter, die oordeelde dat [appellante] niet-ontvankelijk was in haar verzoek. Het hof heeft vastgesteld dat [appellante] in beginsel voldoende belang heeft bij de tussenkomst, aangezien zij 50% van de aandelen in [geïntimeerde] bezit en daardoor invloed kan uitoefenen op de juridische procedures die door [geïntimeerde] worden gevoerd. Echter, het hof heeft ook geconstateerd dat er inmiddels een afzonderlijke procedure aanhangig is gemaakt door [appellante] tegen [geïntimeerde] en [X], waarin zij dezelfde belangen nastreeft. Dit leidt tot de conclusie dat het toewijzen van de vordering tot tussenkomst zou resulteren in tegenstrijdige beslissingen en complicaties in de procedure. Het hof heeft daarom de vordering tot tussenkomst afgewezen, maar heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd, omdat [appellante] ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard. De proceskosten zijn in beide instanties gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het arrest is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.