Uitspraak
[appellant],
1.[geintimeerde 1 (bedrijf)] ,
[geintimeerde 1 (bedrijf)],
[geïntimeerde 2],
[geïntimeerden],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
(…)te vernietigenhet vonnis door de Rechtbank Midden-Nederland (locatie Lelystad) (…) en op de nog nader door appellant bij memorie van grieven te vermelden gronden/grieven, en opnieuw rechtdoende, de vorderingen van appellant op gerequireerdenalsnog zal toewijzen, met veroordeling van geïntimeerden in de kosten van beide instanties, salaris van de advocaat daaronder begrepen."
3.De feiten
4.De vordering in eerste aanleg en de beslissing daarop
I. zal verklaren voor recht dat [geïntimeerden] toerekenbaar en verwijtbaar tekort geschoten is in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst(en) en/of dat [geïntimeerden] onrechtmatig jegens [appellant] heeft gehandeld;
II. [geïntimeerden] zal veroordelen tot vergoeding van de door [appellant] geleden schade, vermeerderd met de wettelijke rente, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
III. [geïntimeerden] zal veroordelen in de door [appellant] gemaakte buitengerechtelijke kosten;
IV. [geïntimeerden] zal veroordelen in de overige kosten van dit geding.
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
zeven grievenopgeworpen. De grieven beogen het geschil in volle omvang aan het hof voor te leggen en zullen om die reden gezamenlijk worden besproken.
Feitenvaststelling
Toerekenbare tekortkoming
[geïntimeerden] hebben erkend dat [appellant] voor de betaling van de entree fee (onder andere) nieuwe instructeurs uit het opleidingsinstituut ter beschikking gesteld zou krijgen. Zij stellen echter nimmer een specifiek aantal instructeurs aan [appellant] te hebben toegezegd. Anders dan [appellant] stelt, kan zulks naar het oordeel van het hof ook niet worden afgeleid uit enkel de hoogte van de door hem betaalde entree fee, terwijl de overgelegde e‑mailcorrespondentie d.d. 24 maart 2011 evenmin grondslag voor die stelling biedt. Weliswaar schrijft [voormalig echtgenote] , de (voormalig) echtgenote van [appellant] , in haar e-mail d.d. 24 maart 2011 dat
"hij zou beginnen met zeker 5a6 mensen (wel te verstaan nieuwe instructeurs)",maar uit de correspondentie blijkt niet dat [geïntimeerden] hebben toegezegd dat zij direct na de opening van de vestiging te [plaats] vijf instructeurs aan [appellant] ter beschikking zouden stellen.
Ter onderbouwing van deze stelling verwijzen [geïntimeerden] naar de verklaring van de aan [appellant] ter beschikking gestelde instructeur [instructeur 2] d.d. 16 juni 2011, in welke verklaring de volgende passages opgenomen:
"Ik was klaar met de opleiding en ik zou gaan starten, ik was toen onwijs blij met de vestiging omdat [appellant][ [appellant] ]
mij zou helpen met de leerlingen en de aanvraag van cbr examens. Er is tegen mij gezegd dat ik, wanneer er een datum nodig zou zijn, geld zou overmaken en [voormalig echtgenote] het zou aanvragen. (…)Plots had ik een factuur op de deurmat liggen welke berekend was over 23 leerlingen. Ik heb niet eens zo veel leerlingen en daarvan zaten er ook leerlingen bij die A-pakketen hadden van wie dus ook al het examengeld overgemaakt was naar [appellant] . Na gebeld te hebben naar [appellant] en [voormalig echtgenote] heb ik gezegd waarom moet ik dat vooruit betalen en ik het geld niet voorhanden heb omdat ik nog in de opbouw ben. Het moest want dat was nou eenmaal zo. Met veel gezeur en gedreig dat als ik niet zou betalen [appellant] failliet zou gaan want jullie ( [Y] en [geïntimeerde 2] ) waren niet van plan [appellant] te helpen met geld om de vestiging te laten draaien. (…)Helaas daarna had ik een leerling [Z] zij gezakte voor haar examen en zou dus ook een herexamen pakket nodig hebben, ik had [voormalig echtgenote] 1100euro overgemaakt dus neem ik aan dat je gelijk, wanneer ik het doorgeef en vraag er een nieuwe datum aanvraag direkt geregeld wordt, nee ik moest nog eens 135 euro betalen aan [voormalig echtgenote] voor een nieuwe datum en pas wanneer het geld binnen was zij hem zou aanvragen, nog geen uur later had [voormalig echtgenote] het geld al binnen maar helaas werd [Z] der herexamen pas 3 weken later aangevraagd, er bleek ineens onderhoud te zijn aan de cbr site dus had zo nog geen geld overgemaakt naar cbr, in mijn ogen smoesje, dan heb ik nog een meisje [A] die had netjes de rijschool gemachtigd 5 weken geleden en moest een ttt voor haar aangevraagd worden. Ik heb het wel tien x aan [voormalig echtgenote] gevraagd maar dan weer storing cbr site (niet ene rc heeft daar last van) toen maakte [voormalig echtgenote] ervan dat ik maar op vakantie moest gaan en zij het zou kopen en als ik dan terug was de datum er zou zijn. Helaas is dat niet gebeurt, gezegt tegen [voormalig echtgenote] en ze zou het afgelopen zondag nu ook echt geregeld hebben, het is vandaag donderdag en nog steeds geen datum bekend (…)Tot dat er weer werd gezegt door [voormalig echtgenote] en [appellant] dat ik nog examen geld moest betalen dus was het wel erg makkelijk dat het geld bij [appellant] bleef. Ik kon er geen invloed meer op uitoefenen en niks aan doen want het gebeurt toch, ik baalde als een stekker omdat ik deze leerling moet gaan rijden en [appellant] kantje boord ligt dus waarschijnlijk die 1950 niet gebruikt voor mijn examens maar voor zijn vaste lasten te betalen. (…)Als laatste wil ik dit nog even kwijt en eigenlijk best erg vind bovendien dat wij onze aanmeldingen die wij niet gebruiken door moeten sturen naar [appellant] terwijl andere collega's dan [appellant] toch daar de leerlingen mogen bedienen! [appellant] ze dan uitdeeld aan mijn collega's maar mijn collega's daar dan wel ff voor moeten betalen en dan ook nog eens verschillende prijzen 150 voor de een en 100 euro voor de ander terwijl wij het altijd onder elkaar regelen, Oneerlijke geld klopperij dat doe je gewoon niet, dat kan je niet maken!!!!"[appellant] heeft de hiervoor weergegeven gang van zaken niet, althans onvoldoende, weersproken. Met het vorenstaande is naar het oordeel van het hof dan ook voldoende vast komen te staan dat aan [appellant] wel degelijk (voldoende) instructeurs ter beschikking zijn gesteld, doch dat deze instructeurs de samenwerking met [appellant] vroegtijdig hebben verbroken omdat [appellant] zich jegens hen onbehoorlijk heeft gedragen en/of zich niet aan zijn verplichtingen heeft gehouden. Van een toerekenbare tekortkoming door
[geïntimeerden] kan om die reden dan ook geen sprake zijn.
Het hof onderschrijft deze stelling van [appellant] niet en overweegt daartoe het volgende. [appellant] heeft zich ter onderbouwing van zijn stelling beroepen op diverse door [handelsnaam] vervaardigde exploitatiebegrotingen, ten aanzien waarvan
[geïntimeerden] zouden hebben aangegeven dat de daarin weergegeven resultaten 'realistisch en haalbaar' waren. [geïntimeerden] betwisten dat de exploitatiebegrotingen een garantie inhielden en stellen dat de overzichten enkel dienden om [appellant] een aantal getallen ter beschikking te stellen teneinde zelf prognoses en budgetten op te kunnen stellen. Daargelaten of [geïntimeerden] door middel van het overleggen van de exploitatiebegrotingen inderdaad aan [appellant] een bepaald te behalen bedrijfsresultaat hebben toegezegd, overweegt het hof dat het achterblijven van de omzet ten opzichte van deze exploitatiebegrotingen, niet automatisch betekent dat sprake is geweest van onzorgvuldig of onrechtmatig handelen van [geïntimeerden] Voor dat laatste is méér nodig, zoals het verstrekken van onjuiste informatie. Door [appellant] zijn onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld, waaruit is af te leiden dat van het geven van onjuiste voorstellingen van zaken sprake is geweest.
Het ligt voor de hand dat de in de exploitatiebegrotingen weergegeven resultaten nimmer zijn behaald als gevolg van oorzaken die in de risicosfeer van [appellant] liggen, zoals de hierboven bedoelde problemen met instructeurs. Het hof overweegt in dat kader dat
[geïntimeerden] onderbouwd, en door [appellant] niet voldoende gemotiveerd weersproken, hebben gesteld dat zij na aanvang van de vernieuwde samenwerking diverse negatieve signalen van franchisenemers in de regio over [appellant] hebben ontvangen, onder andere inhoudende dat [appellant] zijn verplichtingen jegens hen niet na kwam en door de franchisenemers aan hem betaalde examengelden in zijn zak heeft gestoken in plaats van deze te gebruiken voor de inkoop van examens bij het CBR. [geïntimeerden] hebben in dit kader verwezen naar het e‑mailbericht van [appellant] aan [instructeur 1] , een van de rijinstructeurs van de [plaats] vestiging van [handelsnaam] , d.d. 17 september 2012, waarin [appellant] het volgende schrijft:
"Je zult je moeten wenden naar [geïntimeerde 2] , voor je geld voor examens en TTT's.Jou betalingen aan de vestiging zijn ook aangewendt voor huur, electra, gas, ed.Hierdoor ben je geld verloren dankzij de [handelsnaam] die zijn afspraken naar mij toe niet zijn nagekomen."en naar het e-mailbericht van [naam klant] , een van de klanten van [handelsnaam] , gericht aan [appellant] d.d. 19 juni 2011, waarin de volgende passage is opgenomen:
"Met verbazing heb ik uw bericht gelezen. Nadat ik een proefles heb gehad, heb ik meerdere malen gevraagd om een planning van de rijlessen. Ik werd verwezen naar ' [instructeur 2] ' die echter met vakantie bleek te zijn. De overeenkomst was gesteld op een examendatum op 24 juni, met daarvoor 14 dagen geplande rijlessen. Tot op heden (19 juni) heb ik niets van jullie ontvangen. Hierbij stel ik [handelsnaam] dan ook in gebreke en de overeenkomst als ongeldig."Op grond van het vorenstaande is naar het oordeel van het hof voldoende vast komen te staan dat de tegenvallende resultaten van de door [appellant] geëxploiteerde vestiging van [handelsnaam] hun oorzaak vinden in omstandigheden die voor rekening en risico van [appellant] komen. Van wanprestatie van de zijde van [geïntimeerden] is derhalve ook op dit punt geen sprake.
hebben onderbouwd aangevoerd welke diensten zij aan [appellant] als franchisenemer hebben verleend. Deze diensten bestonden onder andere uit de inkoop voor reclame, de vervaardiging van professioneel drukwerk en theoriematerialen, de (zo nodig) beschikbaarstelling van lesauto's, het verstrekken van inkoopkortingen voor verzekeringen, het gebruik va een goed functionerende website waarbij nieuwe leerlingen worden doorverwezen naar de betreffende franchisenemers, de aanwezigheid van knowhow in de vorm van een opleidingscentrum, het aanbieden van opleidingen via de [handelsnaam] , waaronder vakopleidingen, interne commerciële trainingen en een ondernemersopleiding en ondersteuning en opleidingen op het gebied van boekhouding en bedrijfsadministratie.
Nu [appellant] niet, althans onvoldoende, heeft betwist dat [geïntimeerden] de genoemde diensten aan hem verleend hebben, is het hof van oordeel dat [appellant] onvoldoende heeft geconcretiseerd en onderbouwd in welk opzicht [geïntimeerden] voorts nog in de nakoming van hun zorgplicht jegens hem tekort zouden zijn geschoten. De stelling van [appellant] dat [geïntimeerden] toerekenbaar tekort zijn geschoten doordat zij in het algemeen de op hen rustende zorgplicht niet zijn nagekomen, wordt dan ook verworpen.
intreden van verzuim (zonder ingebrekestelling) thans geen nadere bespreking.
De persoonlijke aansprakelijkheid van [geïntimeerde 2]
Nu het hof in het vorenstaande evenwel geoordeeld heeft dat van wanprestatie en/of onrechtmatig handelen van de zijde van [geintimeerde 1 (bedrijf)] geen sprake is, dient het betoog van [appellant] dat [geïntimeerde 2] ten gevolge van wanprestatie persoonlijk aansprakelijk moet worden gehouden, reeds om die reden te stranden.
De lening
[geïntimeerden] thans nog aanspraak kunnen maken op een bedrag van € 3.762,40. Het hof zal de veroordeling (in reconventie) van [appellant] tot betaling van de het resterende deel van de geldlening dan ook tot het laatstgenoemde bedrag verlagen. In zoverre slaagt het hoger beroep.
De slotsom
[geïntimeerden] te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag vanaf 15 mei 2013 tot de dag van volledige betaling.