5.6Het hof zal allereerst ingaan op de stelling van [appellant] dat de functie van [geïntimeerde] als vestigingsleider niet onder de Grafimedia cao viel. Een stelling die mede ziet op het (ontbreken van het) causale verband tussen het niet melden van de functiewijziging door [appellant] en het door [geïntimeerde] niet verkrijgen van de RFR uitkering.
5.6.1Tussen partijen is niet in geschil dat [geïntimeerde] als werknemer viel onder de Grafimedia cao, behoudens en voor zover zijn functie zou behoren tot één van de uitzonderingen die de Grafimedia cao in artikel 1.2.2 tweede alinea aanhef en sub a t/m e maakt op het begrip werknemer. Dit artikel luidt als volgt:
Niet als werknemer in de zin van deze cao worden aangemerkt:
a. leden Groep Management en bedrijfsleiders, die voldoen aan de tussen contractspartijen
vastgestelde normen m.b.t. de bevoegdheden en arbeidsvoorwaarden.
Deze normen zijn op te vragen bij de ROGB.
b. leden van een managementteam, voor zover zij een salaris genieten, dat uitgaat
boven het aanvangssalaris in salarisgroep K vermeerderd met het aantal standaardverhogingen
overeenkomstig het voor hen geldende aantal functiejaren;
c. buitendienstmedewerkers gericht op commercie en acquisitie, zoals vertegenwoordigers
en accountmanagers;
d. werknemers behorende tot de categorieën, die worden uitgezonderd bij
Sector-bepalingen;
e. werknemers die vallen onder de werkingssfeer van de cao voor het
Dagbladuitgeverijbedrijf.
5.6.2Vast staat dat [geïntimeerde] in zijn oorspronkelijke functie van drukwerkverkoper niet viel onder de Grafimedia cao, omdat die functie behoort tot de uitzondering genoemd in sub c.
Ten behoeve van dergelijke niet deelnemingsplichtige werknemers had [appellant] overeenkomsten gesloten met de Grafische Bedrijfsbonden, zodat die werknemers wel konden deelnemen aan verschillende fondsen van de cao (zoals blijkt uit een brief van het ASF aan de gemachtigde van [geïntimeerde] d.d. 10 februari 2012; productie 3 bij inleidende dagvaarding). Deelname aan het ASF-Garantiefonds, het fonds waaruit de RFR regeling wordt betaald, was echter alleen mogelijk voor verplichte deelnemers.
5.6.3De functie van vestigingsleider wordt als zodanig niet genoemd in de uitzonderingen van artikel 1.2.2 van de Grafimedia cao. In die functie viel [geïntimeerde] in beginsel dus wel onder de Grafimedia cao, hetgeen ook strookt met de bepaling in de arbeidsovereenkomst dat daarop alle bepalingen van de Grafimedia cao van toepassing zijn. Dat zou evenwel anders zijn -partijen zijn, zo leidt het hof af uit hun stellingen, het daar op zichzelf over eens- als de functie van vestigingsleider werd ingevuld op een zodanige wijze dat [geïntimeerde] toch (ook) onder een uitzonderingscategorie viel.
5.6.4[appellant] heeft in dat verband aangevoerd dat de functie zoals [geïntimeerde] die vervulde viel onder de uitzonderingscategorie sub b.,
“leden van een managementteam, voor zover zij een salaris genieten dat uitgaat boven het aanvangssalaris in salarisgroep K vermeerderd met het aantal standaardverhogingen overeenkomstig het voor hen geldende aantal functiejaren”.
[geïntimeerde] heeft - na de gemotiveerde stellingen van [appellant] onder 11 van de conclusie van antwoord - niet meer weersproken dat zijn salaris hoger lag dan het aanvangssalaris in salarisgroep K vermeerderd met zijn functiejaren, maar heeft wel (gemotiveerd) weersproken dat hij deel uitmaakte van een managementteam. Nu de voorwaarden cumulatief zijn geformuleerd, dient derhalve nagegaan te worden of bij [appellant] een managementteam als bedoeld in de cao bestond, waar [geïntimeerde] ook lid van was.
5.6.5Het hof stelt vast dat het woord managementteam niet voorkomt in de arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde] . [appellant] heeft echter toegelicht dat [geïntimeerde] vanaf 2009 samen met de heren [A], [B], [C], [D] en [E] het managementteam van de [AB] groep vormde, dat dit team feitelijk weer uit twee managementteams bestond van de beide onderdelen van de [AB] groep, waarbij [geïntimeerde] samen met [A], [B] en (gedurende kortere periode) [C] het managementteam vormde van [appellant] .
Dit team voerde volgens [appellant] de volgende taken uit:
- opstellen van begroting en realiseren daarvan;
- aannemen en ontslaan van personeel;
- beslissingen omtrent (grote) investeringen, zoals machines, huisvesting e.d.;
- toezicht houden op reilen en zeilen van de totale onderneming.
Het overleg tussen de managementleden vond regelmatig plaats, afhankelijk van de noodzaak daartoe, en een paar keer per jaar was er een gezamenlijk overleg. Ieder lid had daarnaast eigen bevoegdheden, waarbij die van [geïntimeerde] lagen op het vlak van personeel, huisvesting en het totale produktieproces van [appellant] , aldus [appellant] .
5.6.6De vraag is of [appellant] daarmee voldoende heeft gesteld voor het kunnen aannemen dat [geïntimeerde] deel uitmaakte van een managementteam als bedoeld in de Grafimedia cao. Het begrip managementteam wordt in de cao zelf niet nader toegelicht. Bij de vraag welke inhoud aan dat begrip in deze zaak toegekend moet worden, dient dan te worden gekeken naar de context waarin dat begrip wordt gebruikt in de cao en de daarbij behorende bijlagen.
i.) In de “Normen toelating leden groep management KVGO” (productie 18 bij inleidende dagvaarding) die (onweersproken) zien op de normen die gelden voor toelating tot de categorie “leden Groep Management en bedrijfsleiders” bedoeld in voormeld artikel 1.2.2. tweede lid aanhef en sub a. wordt het volgende vermeld over toetreding van leden van een managementteam tot die categorie:
Leden Managementteamkunnen lid worden van de Groep Management,
wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:
Organisatie onderneming
a. Er dient sprake te zijn van een team, dat rechtstreeks onder de directie c.q. de concernleiding
ressorteert.
b. Het team dient uit een beperkt aantal personen te bestaan.
c. De leden van het team moeten als gelijkwaardig worden beschouwd.
d. Het team dient periodiek (als regel éénmaal per week) met de directie te vergaderen om
gezamenlijkhet beleid met betrekking tot degeheleonderneming te bespreken.
e. Het team dient duidelijkbovenchefs e.d. te staan.
Individuele positie van de leden van het team
a. Men dient binnen het terrein, waarover men de portefeuille beheert, een grote mate van
verantwoordelijkheid en bevoegdheid te hebben;
b. Het terrein, waarover men de portefeuille beheert, dient een wezenlijk deel van het totale
managementbeleid te omvatten.
c. Men dient ook naar buiten als vertegenwoordiger van de onderneming op te treden.
Daarnaast wordt in die normen vermeld dat in ondernemingen met minder dan 50 werknemers in principe geen managementteam aanwezig geacht zal worden.
ii.) Hoewel het (toegelichte) begrip managementteam in deze “Normen” niet gelijk kan worden gesteld aan het (niet toegelichte) begrip “managementteam” in de zin van artikel 1.2.2. van de cao, geeft deze context wel een vingerwijzing over hoe het begrip in de cao moet worden ingevuld. Verder komt in het “Niveaubladenboek behorende bij Handboek functie-indeling grafimedia” (dat ook gerekend moet worden tot de context) het begrip managementteam voor als een (management)laag tussen de directie en andere leidinggevenden. Het hof verwijst hiervoor als voorbeeld naar de omschrijving van de functiefamilie 110 (verkoop/klantenbegeleiding) op het functieniveau K, waarin met betrekking tot de “regelcapaciteit” van de functie is vermeld:
“(…) Ruime ervaring en breed inzicht om de voorkomende problemen op te kunnen lossen is noodzakelijk. De contacten met Directie, Managementteam, Stafleden en andere echelons in de organisatie zijn gericht op beleidsmatige zaken en een slagvaardige bewerking van de markt. Leidinggeven aan een aantal medewerkers”(zie ook productie 6 bij inleidende dagvaarding).
iii.) Uit deze context leidt het hof af dat onder het begrip managementteam in de zin van artikel 1.2.2. van de cao moet worden begrepen een duidelijk teamverband van een aantal (gelijkwaardige) leidinggevenden dat zich bevindt in een managementlaag tussen de directie en andere leidinggevenden (chefs).
iv.) De stellingen van [appellant] houden naar het oordeel van het hof niet in dat een managementteam als hiervoor beschreven bij haar heeft bestaan. In het bijzonder kan uit haar stellingen niet worden gedestilleerd dat binnen [appellant] sprake is geweest van een managementteam als laag tussen de directie en andere leidinggevenden. In de door [appellant] geschetste organisatiestructuur ontbreekt de plaats van een directie, terwijl [appellant] niet heeft aangegeven welke “cheffuncties” er onder het (beweerdelijke) managementteam nog bestonden.
v.) Voor een dergelijk managementteam is in beginsel ook alleen plaats binnen een organisatie van een behoorlijke omvang met leidinggevenden op verschillende niveau’s.
Niet is gebleken dat [appellant] een dergelijke omvang had. Volgens haar had de [AB] Groep indertijd 20 medewerkers en [appellant] 12, ten tijde van de ontslagaanvraag voor beide vestigingen gereduceerd tot 19 personen.
vi.) Aldus is het hof van oordeel dat [appellant] niet voldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit kan worden afgeleid dat bij haar een managementteam heeft gefunctioneerd als bedoeld in artikel 1.2.2. van de Grafimedia cao.
5.6.7Daar komt bij dat wat [appellant] wel heeft gesteld over het managementteam en de rol daarin van [geïntimeerde] , is blijven steken in algemeenheden zonder concrete onderbouwing. Zo heeft [appellant] geen enkel schriftelijk bescheid, zoals (bijvoorbeeld) agenda’s en notulen van vergaderingen, overgelegd waaruit het bestaan van een managementteam kan blijken. Evenmin heeft [appellant] iets overgelegd waaruit kan blijken van enige beslissing die door het managementteam (met [geïntimeerde] als lid daarvan) is genomen.
5.6.8Een en ander leidt tot de gevolgtrekking dat niet kan worden aangenomen dat [geïntimeerde] in zijn functie van vestigingsleider deel heeft uitgemaakt van een managementteam als bedoeld in de Grafimedia cao. Aan het toelaten van de partijen tot nadere bewijslevering van hun stellingen op dit punt komt het hof bij die stand van zaken niet toe.
5.6.9Derhalve moet worden aangenomen dat de functie van vestigingsleider als een deelnemingsplichtige functie zou zijn aangemerkt indien [appellant] van die functie(wijziging) melding zou hebben gemaakt. Daaruit volgt dat causaal verband kan worden aangenomen tussen het niet melden van de functieverandering aan het ASF door [appellant] en het niet ontvangen van een RFR uitkering door [geïntimeerde] .