ECLI:NL:GHARL:2015:9189

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 december 2015
Publicatiedatum
3 december 2015
Zaaknummer
WAHV 200.164.812
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Dijkstra
  • M. Landstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de beslissing van de kantonrechter inzake snelheidsoverschrijding op de N261 te Loon op Zand

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De kantonrechter had eerder de opgelegde sanctie van € 128,- voor een snelheidsoverschrijding op de N261 te Loon op Zand vernietigd. De betrokkene, als kentekenhouder, had op 28 oktober 2013 om 18.05 uur een snelheid van 90 km/h (gecorrigeerd 87 km/h) gereden, terwijl de maximumsnelheid op dat traject 70 km/h was. De officier van justitie ging in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter, die had geoordeeld dat de gedraging onvoldoende was komen vast te staan, mede omdat de bebording ter plaatse onduidelijk was. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter, met verbetering van gronden, en oordeelde dat de kantonrechter de aanvullende informatie van de verbalisant niet terzijde had mogen schuiven. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de betrokkene de verweten gedraging had begaan, omdat informatie over de bebording ontbrak. Het hof merkte op dat de N261 ten onrechte als autosnelweg was aangemerkt, terwijl het een autoweg betreft. De beslissing van de kantonrechter werd bevestigd, waarbij het hof de relevante processtukken en verklaringen in overweging nam.

Uitspraak

WAHV 200.164.812
3 december 2015
CJIB 176972268
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant
van 21 oktober 2014
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing gegrond verklaard en de inleidende beschikking vernietigd.

Het procesverloop

De officier van justitie heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 128,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximum snelheid op autosnelwegen, met 17 km/h (verkeersbord A1)”, welke gedraging zou zijn verricht op 28 oktober 2013 om 18.05 uur op de N261 HMP 10,8 t/m 8,15 Loon op Zand te Loon op Zand met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De kantonrechter heeft het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard en heeft hiertoe overwogen dat de gedraging, tegenover de gemotiveerde betwisting door betrokkene, onvoldoende is komen vast te staan. De kantonrechter is van oordeel dat een mondelinge verklaring van de verbalisant niet voldoende is om het verweer van betrokkene te weerleggen, omdat op deze wijze de juistheid van de verklaring niet te verifiëren is. Bovendien acht de kantonrechter van belang dat op dezelfde zitting vier betrokkenen los van elkaar hetzelfde verweer voeren, en dit verweer ziet op dezelfde situatie, onvoldoende is komen vast te staan dat de verweten gedraging is begaan door betrokkene, althans dat hem ter zake enig relevant verwijt valt te maken.
3. De officier van justitie kan zich met de door de kantonrechter gegeven beslissing niet verenigen en heeft daartegen hoger beroep ingesteld. De officier van justitie heeft aangevoerd dat de vertegenwoordigster van de officier van justitie ter zitting heeft aangegeven een aanvullend proces-verbaal (uit een andere zaak) te bezitten waarin de verbalisant met betrekking tot dezelfde controle stelt dat er op 28 oktober 2013 een vergissing werd gemaakt met betrekking tot de vermelding van de hectometerpaaltjes, maar de kantonrechter weigerde deze stukken toe te voegen aan het dossier. De kantonrechter had dit aanvullend proces-verbaal in het dossier moeten opnemen en in zijn beoordeling moeten meewegen omdat het dezelfde snelheidscontrole betrof die op 28 oktober 2013 op dezelfde locatie en door dezelfde verbalisant heeft plaatsgevonden. De kantonrechter kon deze stukken ter zitting aan de orde stellen en partijen konden daarop ter zitting reageren, waardoor er geen beginselen van een behoorlijke procesorde zijn die zich verzetten tegen voeging van de aanvullende informatie in het dossier. Betrokkene zou hierdoor niet in enig rechtens te respecteren belang zijn geschaad. Het enkele gegeven dat ter zitting vier betrokkenen los van elkaar een verweer voeren dat op hetzelfde neerkomt als het verweer van betrokkene maakt niet dat onvoldoende is komen vast te staan dat de verweten gedraging door betrokkene is begaan of dat hem ter zake niet enig relevant verwijt valt te maken. De officier van justitie is dan ook van oordeel dat de kantonrechter het beroep ongegrond had dienen te verklaren nu gebleken is dat de snelheidsovertreding heeft plaatsgevonden op een traject waar een toegestane maximumsnelheid gold van 70 kilometer per uur.
4. Namens de betrokkene is gedurende de procedure aangevoerd dat onduidelijk was hoe hard men ter plekke mocht rijden. Als er een tijdelijke snelheidsbeperking geldt dan moet dat duidelijk en aan beide zijden van de weg worden aangegeven.
In haar verweerschrift heeft de betrokkene aangevoerd dat alleen aan de rechterzijde van de weg een bord '70' stond, de volgende dag was ook dat bord verdwenen. Er is op dat traject vaker sprake van willekeurige plaatsing van borden, hetgeen ook door Rijkswaterstaat wordt bevestigd. Uit informatie van de wegbeheerder, provincie Noord-Brabant, heeft de betrokkene begrepen dat zij uit kon gaan van een snelheid van 90 km/u. De door het OM getoonde foto gaat uit van een situatie overdag, terwijl de foto van de gedraging van de betrokkene in het donker is genomen. De betrokkene heeft artikelen bijgevoegd waaruit blijkt er vaker onterechte boetes zijn uitgeschreven vanwege slechte bebording op de N261.
5. Het hof stelt vast dat uit het proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter blijkt dat de vertegenwoordigster van het CVOM heeft verklaard dat er geen twijfel bestaat over de bebording langs de weg en dat de verbalisant mondeling heeft aangegeven dat de bebording is gecontroleerd. In het dossier bevindt zich echter een aanvullend proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] van 28 december 2013 dat in een andere zaak is opgemaakt, maar ziet op een snelheidscontrole op dezelfde datum en op dezelfde locatie. Dit duidt erop dat niet slechts sprake is van een mondelinge verklaring van de verbalisant maar dat de vertegenwoordigster het de CVOM dit aanvullende proces-verbaal ter zitting heeft overgelegd. Nu de aanvullende informatie deel uitmaakt van het aan het hof toegezonden procesdossier, moet het er daarom voor worden gehouden dat de aanvullende informatie aan het dossier is toegevoegd. Nu genoemd aanvullend proces-verbaal ter zitting aan de orde is gesteld en de betrokkene hier ter zitting op kon reageren, zijn er geen beginselen van een behoorlijke procesorde die zich verzetten tegen voeging van de aanvullende informatie in het dossier. Derhalve had de kantonrechter deze informatie niet terzijde kunnen schuiven als zijnde slechts een mondelinge verklaring van de verbalisant.
6. Overigens overweegt het hof met betrekking tot de door de officier van justitie in deze zaak gevoegde stukken aangaande een andere betrokkene nog dat het niet wenselijk (en wellicht niet zorgvuldig) is dat de officier van justitie in onderhavige zaak het zaakoverzicht en het beroepschrift van die andere betrokkene heeft gevoegd, zonder daarbij de persoonlijke gegevens van die andere betrokkene te verwijderen of onleesbaar te maken.
7. In WAHV-zaken biedt de ambtsedige verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de ambtsedige verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
8. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“De overtreding werd langs elektronische weg geconstateerd en vastgelegd. (…)
De werkelijke snelheid stelde ik vast m.b.v. een voor de meting geteste, geijkte en op de voorgeschreven wijze gebruikte trajectsnelheidsmeter op basis van de factoren tijd en afstand.
Gemeten (afgelezen) snelheid : 90 km per uur
Werkelijke (gecorrigeerde) snelheid : 87 km per uur.
Toegestane snelheid : 70 km per uur.
Overschrijding met : 17 km per uur.
De werkelijke snelheid is het resultaat van een, overeenkomstig de geldende Aanwijzing snelheidsoverschrijdingen en snelheidsbegrenzers van het college van Procureurs-generaal, uitgevoerde correctie op de met het meetmiddel (afgelezen) snelheid.
De bestuurder werd ter plaatse niet staandegehouden. Er werd volstaan met bekeuren op kenteken. (…)
Soort weg: autosnelweg, zijnde een voor het openbaar verkeer openstaande weg.
Ter hoogte van hectometerpaal/pandnummer: H11.7”
Het hof merkt hierbij op, dat ten onrechte ervan is uitgegaan dat de N261 een autosnelweg is in plaats van een autoweg.
9. Zoals in het voorgaande reeds opgemerkt bevindt zich in het dossier tevens een aanvullend proces-verbaal van 28 december 2013 van verbalisant [verbalisant] . Dit proces-verbaal is opgemaakt naar aanleiding van een verweer dat door een betrokkene in een andere Mulderzaak is aangevoerd over de snelheidscontrole op dezelfde dag en plaats.
In het aanvullend proces-verbaal verklaart de verbalisant op ambtseed:
“Bij controle van de aangeleverde gegevens is mij gebleken dat deze niet juist zijn ingebracht. Abusievelijk heb ik verbalisant de locatiecode verkeerd ingevoerd waardoor de weergegeven hectometrage ook foutief wordt weergegeven. De werkelijke locatiecode zou moeten zijn 057 wat betekent dat dit traject loopt van hm 14.25 naar hm 10.8. De meetopstelling was dusdanig dat de camera van Waalwijk richting Tilburg stond opgesteld. De overtreding is vastgelegd middels een zogenaamde frontfoto, dit betekent dat het betrokken voertuig richting Waalwijk reed. De genoemde datum en tijdstip van de gedraging is juist. Op de genoemde dag en tijd werden er daadwerkelijk werkzaamheden uitgevoerd. De bebording was op de juiste manier aangebracht. Een foto van de gedraging is bijgevoegd en een aantal foto's van de bebording.”
10. Op de door de verbalisant bij het aanvullend proces-verbaal gevoegde foto's is het volgende te zien: Foto 1: een autoweg met twee rijstroken voor verkeer in dezelfde richting, met aan de rechterzijde van de weg een bord J16 (werk in uitvoering) met daaronder een bord A1 met maximumsnelheid 70 km/u.
Foto 2: een autoweg met twee rijstroken voor verkeer in dezelfde richting, met aan beide zijden van de weg een bord waarop de maximumsnelheid van 100 km/u is afgekruist.
Foto 3: een autoweg met twee rijstroken voor verkeer in dezelfde richting, met aan de rechterzijde van de weg een bord J16 (werk in uitvoering) met daaronder een bord A1 met maximumsnelheid 70 km/u. Direct achter het bord staat een radarvoertuig opgesteld.
Op geen van de foto's is te zien op welke locatie de foto's gemaakt zijn en op welke dag en tijd. Uit de foto valt slechts op te maken dat de foto's overdag gemaakt zijn.
11. Door de betrokkene is niet betwist dat zij op de betreffende tijd en plaats heeft gereden met een snelheid van 90 km/h (gecorrigeerd 87 km/h), zoals in het zaakoverzicht van de verbalisant is vastgelegd. Wel is betwist dat dat is geschied in een gebied, waar de snelheid van 70 km/h duidelijk was aangegeven door borden A1.
12. Uit het zaakoverzicht noch uit het aanvullend proces-verbaal valt op te maken hoe de bebording langs de N261 was ten tijde van de betreden gedraging. De verbalisant heeft weliswaar aangevoerd dat de bebording op de juiste manier was aangebracht, maar hij heeft niet verklaard waar de borden J16 juncto A1, waaruit bleek dat op het betreffende traject op dat moment een maximumsnelheid van 70 km/h gold, ten tijde van de bestreden gedraging waren geplaatst. Uit de door de verbalisant overgelegde foto's blijkt evenmin waar de borden J16 juncto A1 geplaatst waren.
De betrokkene heeft gedurende de procedure, maar zeker ook in haar verweerschrift in reactie op het hoger beroep van de officier van justitie, gesteld dat de bebording en de op dat moment ter plaatse geldende maximumsnelheid onduidelijk was. De advocaat-generaal heeft geen aanleiding gezien te reageren op dit verweerschrift. Dit mede in aanmerking genomen, ziet het hof thans geen aanleiding om alsnog nader onderzoek te (laten) verrichten met betrekking tot de (locatie van de) bebording ter plaatse ten tijde van de gedraging.
13. Het hof is dan ook van oordeel dat de conclusie van de kantonrechter dat onvoldoende is komen vast te staan dat de betrokkene de verweten gedraging heeft begaan, niet onbegrijpelijk is. Nu de informatie over de bebording ter plaatse ontbreekt, kan niet worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter daarom bevestigen, zij het met verbetering van gronden nu het hof wel acht heeft geslagen op het door de officier van justitie gelegde aanvullende proces-verbaal.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter, met verbetering van gronden.
Dit arrest is gewezen door mr. Dijkstra, in tegenwoordigheid van mr. Landstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.