ECLI:NL:GHARL:2015:9162

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 december 2015
Publicatiedatum
3 december 2015
Zaaknummer
21-003604-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schietpartij in uitgaanscentrum met opzet op doodslag

In deze zaak gaat het om een schietincident dat plaatsvond op 23 november 2014 in Apeldoorn, waarbij de verdachte met een vuurwapen meerdere keren heeft geschoten in de richting van drie slachtoffers. De verdachte, geboren in Saudi-Arabië en thans verblijvende in detentie, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. Tijdens de zitting op 23 november 2015 heeft het hof de zaak behandeld, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte door zijn raadsman, mr. C.S.P.M. de Kock.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en kwam tot de conclusie dat de verdachte niet kon worden veroordeeld voor poging tot doodslag, omdat er onvoldoende bewijs was voor opzet op de dood van de slachtoffers. Het hof oordeelde dat de kans dat de slachtoffers door de handelingen van de verdachte zouden komen te overlijden niet aanmerkelijk was. Wel achtte het hof bewezen dat de verdachte opzettelijk heeft geprobeerd de slachtoffers zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een vuurwapen te schieten in hun richting.

De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarbij het hof rekening hield met de omstandigheden waaronder het delict is gepleegd, waaronder het feit dat de verdachte onder invloed van alcohol verkeerde. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers. Het hof heeft de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] toegewezen tot een bedrag van € 1.000,- per slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente. De zaak is behandeld met inachtneming van de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003604-15
Uitspraak d.d.: 7 december 2015
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 15 juni 2015 met parketnummer 05-720294-14 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Saudi-Arabië) op [1991] ,
ingeschreven te [vestigingsplaats] ,
thans verblijvende in het [detentieadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 23 november 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. C.S.P.M. de Kock, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep- tenlastegelegd dat:
1 primair:
hij op of omstreeks 23 november 2014, te Apeldoorn, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
opzettelijk van het leven te beroven, met voormeld oogmerk, meermalen, in elk geval één keer, met een vuurwapen één of meer kogels in de richting van het lichaam en/of de benen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft afgevuurd en/of één of meer kogels op de grond voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1 subsidiair:
hij op of omstreeks 23 november 2014, te Apeldoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met voormeld oogmerk, meermalen, in elk geval één keer, met een vuurwapen één of meer kogels in de richting van het lichaam en/of de benen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft afgevuurd en/of één of meer kogels op de grond voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1 meer subsidiair:
hij op of omstreeks 23 november 2014, te Apeldoorn, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend meerdere malen, in elk geval één keer, met een vuurwapen één of meer kogels in de richting van het lichaam en/of de benen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] afgevuurd en/of één of meer kogels op de grond voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] afgevuurd en/of duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] een vuurwapen vastgehouden en/of één of meerdere kogels afgevuurd;
2:
hij op of omstreeks 23 november 2014, te Apeldoorn, een wapen van categorie III, te weten een revolver (Rohm, type Little Joe), en/of munitie van categorie III, te weten een aantal patronen (kaliber .22 LR), voorhanden heeft gehad;
3:
hij op of omstreeks 25 november 2014, althans op een tijdstip in of omstreeks de periode van 23 november 2014 tot en met 25 november 2014, te Apeldoorn, een of meer wapens van categorie III, te weten een revolver (Arminius, type .38 Special), en/of munitie van categorie III, te weten een aantal (6) patronen (kal. .38) en/of een aantal (43) patronen (kal.38) en/of een aantal (27) patronen (kal. .22LR), voorhanden heeft gehad.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Evenals de rechtbank overweegt het hof dat van onvoorwaardelijk opzet op de dood van de aangevers bij verdachte niet is gebleken.
Het hof acht de kans dat [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] door de handelingen van verdachte, te weten het afschieten van kogels in de lucht en vlak voor de aangevers op de grond en in de richting van de benen van de aangevers, van het leven zouden worden beroofd niet zodanig dat deze kans aanmerkelijk moet worden genoemd. Het hof is derhalve van oordeel dat verdachte evenmin voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van de aangevers.

Bewijsoverweging

Ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde overweegt het hof als volgt.
Het hof is van oordeel dat het er voor moet worden gehouden dat verdachte op de grond voor de aangevers en in de richting van de benen van aangevers heeft geschoten.
Het hof overweegt dat het afvuren van kogels op de grond vlak voor de aangevers gevaarlijk kan zijn. De kans dat een afketsende kogel één van de aangevers zou treffen is aanmerkelijk geweest. Uit de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van de verdachte leidt het hof af dat verdachte deze kans ook bewust heeft aanvaard.
Het hof acht op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 23 november 2014 opzettelijk heeft gepoogd de aangevers zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een vuurwapen kogels in de richting van de benen van aangevers en kogels op de grond voor de aangevers af te vuren.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1 subsidiair:
hij op
of omstreeks23 november 2014, te Apeldoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met voormeld oogmerk, meermalen,
in elk geval één keer,met een vuurwapen
één of meerkogels in de richting van
het lichaam en/ofde benen van die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] heeft afgevuurd en
/of één of meerkogels op de grond voor die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2:
hij op
of omstreeks23 november 2014, te Apeldoorn, een wapen van categorie III, te weten een revolver (Rohm, type Little Joe), en
/ofmunitie van categorie III, te weten een aantal patronen (kaliber .22 LR), voorhanden heeft gehad;
3:
hij op
of omstreeks25 november 2014
, althans op een tijdstip in of omstreeks de periode van 23 november 2014 tot en met 25 november 2014,te Apeldoorn
,een
of meerwapen
svan categorie III, te weten een revolver (Arminius, type .38 Special), en
/ofmunitie van categorie III, te weten
een aantal (6
)patronen (kal. .38) en
/of een aantal (43
)patronen (kal.38) en
/of een aantal (27
)patronen (kal. .22LR), voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich volkomen onverantwoordelijk gedragen door onder invloed van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol in de buurt van een uitgaansgelegenheid met een vuurwapen in de lucht en op de grond te schieten.
Er mag van geluk worden gesproken dat hij daarbij niemand heeft geraakt. Daarnaast had hij in zijn woning nog een vuurwapen en munitie voor beide wapens voorhanden.
Een schietincident , gepleegd in het uitgaansleven, draagt een voor de rechtsorde schokkend karakter en zal niet alleen bij de aangevers maar ook in de samenleving angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg brengen. Het hof rekent het verdachte zwaar aan. Daarnaast kan verboden vuurwapenbezit een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengen. Tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens dient dan ook streng te worden opgetreden.
Uit de rapportage Pro Justitia opgemaakt door [GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog, van 15 februari 2015 komt naar voren dat verdachte over een zwakbegaafde tot beneden-gemiddelde intelligentie beschikt, maar omdat hij relatief veel tijd nodig heeft om informatie te verwerken functioneert hij op zwakbegaafd niveau. Verdachte komt naar voren als een emotionele kwetsbare man, hij voelt zich eenzaam, afhankelijk en niet begrepen en vindt het moeilijk om gevoelens te verwoorden. Bij verdachte is een post-traumatische stress-stoornis vastgesteld na een auto-ongeluk in april 2014. Hieruit komen angst, achterdocht, nachtmerries en herbelevingen voort. Door zijn zwakbegaafdheid weet verdachte niet hoe hij hiermee moet omgaan, hetgeen heeft geleid tot alcoholmisbruik. Geadviseerd wordt om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van 26 oktober 2015 blijkt dat hij reeds eerder terzake een geweldsdelict is veroordeeld.
Het hof is, gelet op het bovenstaande en het feit dat verdachte van het primair tenlastegelegde, poging tot doodslag, wordt vrijgesproken van oordeel dat de in eerste aanleg opgelegde straf flink dient te worden gematigd. Het hof is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden is.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 100.000,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.000,-. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.000,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.000,-. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 57 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.000,00 (duizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ter zake van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3] , ter zake van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.000,00 (duizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. R. van den Heuvel, voorzitter,
mr. C. Caminada en mr. M.S. Koppert, raadsheren,
in tegenwoordigheid van B.J. Berendsen, griffier,
en op 7 december 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 7 december 2015.
Tegenwoordig:
mr. C. Caminada, voorzitter,
mr. M. van Leent, advocaat-generaal,
mr. W.C.S. Huijbers, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.