ECLI:NL:GHARL:2015:9161

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 december 2015
Publicatiedatum
3 december 2015
Zaaknummer
21-007629-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte is veroordeeld voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, gepleegd op 22 juni 2014 te Zaltbommel. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, dat op 19 december 2014 was gewezen. Het hof heeft het verzoek van de verdediging om getuige [getuige 1] te horen afgewezen, omdat het horen van deze getuige niet noodzakelijk werd geacht voor de volledigheid van het onderzoek. Het hof heeft vastgesteld dat er op de genoemde datum een incident heeft plaatsgevonden waarbij de verdachte en een groep jongens betrokken waren, die geweld hebben gepleegd tegen de aangevers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De verdachte heeft [slachtoffer 2] onderuit gehaald en [slachtoffer 1] in het gezicht geslagen, wat resulteerde in een gebroken middenhandsbeentje bij [slachtoffer 1]. Het hof heeft de verklaringen van de getuigen en de verdachte gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit. De strafoplegging bestond uit een taakstraf van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], tot schadevergoeding van € 866,78 toegewezen. Het hof heeft de verdachte ook verplicht om dit bedrag te betalen aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het delict.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-007629-14
Uitspraak d.d.: 3 december 2015
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland van 19 december 2014 met parketnummer 05-234555-14 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1995] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 19 november 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot veroordeling van verdachte tot een taakstraf voor de duur van 90 uren subsidiair 45 dagen hechtenis en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren. De advocaat-generaal heeft eveneens gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen. De vordering van de advocaat-generaal is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. F.J. Koningsveld, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het vonnis op de voet van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering is aangetekend en daarom niet de in hoger beroep voorgeschreven vermeldingen bevat.
Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 22 juni 2014 te Zaltbommel, althans in de gemeente Zaltbommel, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [adres] , in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit het (met kracht) duwen tegen voornoemde [slachtoffer 2] (waardoor voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] van de fiets afvielen) en/of (vervolgens) het één of meerdere malen (met kracht) stompen en/of slaan tegen het gezicht en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] .
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Verzoek om getuige te horen

Door de verdediging is bij grievenformulier, ingekomen bij de rechtbank op 26 januari 2015, verzocht om [getuige 1] als getuige ter terechtzitting te horen en afhankelijk van wat deze getuige verklaart, mogelijk ook nog andere getuigen. Aangezien het grievenformulier niet tijdig op de voet van artikel 410 lid 3 Sv is ingediend, dient het hof te beoordelen of het horen van getuige [getuige 1] noodzakelijk is met het oog op de volledigheid van het onderzoek in hoger beroep.
Het hof gaat ervan uit dat - zoals verdachte heeft betoogd - verdachte
[getuige 1] naar huis gebracht heeft. Over wat er daarna is gebeurd kan [getuige 1] logischerwijze niet verklaren, omdat zij daar immers - zoals verdachte heeft beaamd - niet bij was.
Het horen van [getuige 1] als getuige acht het hof dan ook niet noodzakelijk. Het daartoe strekkende verzoek wordt daarom afgewezen. Aan het voorwaardelijk verzoek om nog andere - niet nader genoemde - getuigen te horen, komt het hof niet toe.

Bewezenverklaring

Uit de stukken in het dossier blijkt dat er zich op 22 juni 2014 te Zaltbommel een incident heeft voorgedaan tussen aangevers en een groep jongens. Op een later moment vond er een confrontatie plaats tussen aangevers en verdachte, waarbij [slachtoffer 2] door verdachte onderuit werd gehaald en waardoor [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] met de fiets ten val kwamen.
[slachtoffer 1] werd vervolgens door verdachte in het gezicht geslagen.
De jongens met wie aangevers eerder al een confrontatie hadden gehad, waren inmiddels ook verschenen en sloegen op [slachtoffer 2] in. Ook [slachtoffer 1] kreeg nog klappen in zijn gezicht.
Als gevolg van het geweld is een middenhandsbeentje in de rechterhand van [slachtoffer 1] gebroken.
De verklaring van verdachte dat het niet zo is gegaan als aangevers verklaren, omdat hij van een andere kant kwam, volgt het hof niet. Uit de verklaringen van zijn vrienden blijkt dat zij elkaar, nadat verdachte [getuige 1] had weggebracht, zijn tegengekomen.
[getuige 2] heeft verklaard dat na de eerste confrontatie met aangevers verdachte er ook bij kwam. Ook [getuige 3] heeft verklaard dat verdachte er weer bij kwam. [getuige 3] verklaarde dat verdachte en [getuige 4] bij het tweede incident betrokken waren.
[getuige 4] heeft verklaard dat hij zag dat verdachte bij de twee jongens (hof: aangevers) stond en dat hij zag dat verdachte van zijn fiets werd geslagen. [getuige 4] is daarop naar [slachtoffer 1] gerend en heeft hem agressief een duw gegeven.
Uit de verschillende verklaringen in het dossier acht het hof aannemelijk geworden dat verdachte zich na de eerste confrontatie met aangevers, waarbij verdachte niet betrokken was, bij zijn vrienden gevoegd heeft. Verdachte heeft toen als eerste de confrontatie met aangevers gezocht. Aangevers zijn daarbij door verdachte geduwd en geslagen. Daarna voegden de medeverdachten zich bij verdachte en werd opnieuw geweld tegen aangevers gepleegd, aan welk geweld verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
één of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks22 juni 2014 te Zaltbommel,
althans in de gemeente Zaltbommel,met een ander
of anderen,op of aan de openbare weg, [adres] ,
in elk geval op of aan een openbare weg,openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit het (met kracht) duwen tegen voornoemde [slachtoffer 2] (waardoor voornoemde [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 1]
van de fiets afvielen) en
/of (vervolgens
)het één of meerdere
malen (met kracht
)stompen en
/ofslaan tegen het gezicht en
/ofhet lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken, is het hof van oordeel dat oplegging van een taakstraf van de hierna aan te geven duur, passend en geboden is.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijk geweld. Dergelijk geweld draagt bij aan een gevoel van onveiligheid bij de slachtoffers en in de samenleving in het algemeen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 866,78. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 626,78. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden. De raadsman van verdachte heeft aangegeven dat bij veroordeling van verdachte de vordering kan worden toegewezen conform de uitspraak van de politierechter.
Het hof is van oordeel dat de gevorderde schade niet onredelijk voorkomt en voldoende gemotiveerd is onderbouwd. Van de zijde van de verdediging is de hoogte van de totale vordering onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat het hof de vordering in haar geheel toewijsbaar acht en zal toewijzen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
90 (negentig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
45 (vijfenveertig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 866,78 (achthonderdzesenzestig euro en achtenzeventig cent) bestaande uit € 376,78 (driehonderdzesenzeventig euro en achtenzeventig cent) materiële schade en € 490,00 (vierhonderdnegentig euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 866,78 (achthonderdzesenzestig euro en achtenzeventig cent) bestaande uit € 376,78 (driehonderdzesenzeventig euro en achtenzeventig cent) materiële schade en € 490,00 (vierhonderdnegentig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
17 (zeventien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. R.H. Koning, voorzitter,
mr. R. van den Heuvel en mr. P.T. Heblij, raadsheren,
in tegenwoordigheid van J.R.M. Roetgerink, griffier,
en op 3 december 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. P.T. Heblij is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.