In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, gaat het om de vraag of de appellanten, [appellant 1], [appellant 2] en [appellant 3], door middel van bevrijdende verjaring eigendom hebben verkregen van een strook grond. De zaak is ontstaan uit een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Leeuwarden. De appellanten stelden dat zij gedurende een periode van twintig jaar openlijk en ondubbelzinnig als bezitters van de grond hebben opgetreden, terwijl de gemeente Tytsjerksteradiel, als geïntimeerde, dit betwistte. Het hof heeft in een tussenarrest van 31 december 2013 de appellanten opgedragen om feiten en omstandigheden te bewijzen die hun stelling ondersteunen.
Tijdens de getuigenverhoren op 13 maart en 10 april 2014 zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder [getuige 7], die verklaarde over de eigendomsoverdracht van de woonark en de grond. De gemeente heeft geen gebruik gemaakt van haar recht op contra-enquête. De appellanten hebben notariële akten overgelegd die de eigendom van de woonark en de grond documenteren, en het hof heeft vastgesteld dat [appellant 2] sinds 9 september 1994 economisch eigenaar is van de woonark.
Het hof heeft de appellanten in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de consequenties van de overgelegde notariële akten voor hun bewijsvoering. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij het hof de appellanten de kans biedt om hun standpunt verder te onderbouwen. De beslissing van het hof is op 10 februari 2015 openbaar uitgesproken, waarbij het hof de zaak naar de rol verwees om de appellanten in de gelegenheid te stellen hun bewijsvoering aan te vullen.