ECLI:NL:GHARL:2015:8984

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 oktober 2015
Publicatiedatum
27 november 2015
Zaaknummer
21-006021-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal in vereniging met vrijspraak voor witwassen en deelname aan criminele organisatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte is veroordeeld voor diefstal in vereniging, gepleegd op 1 oktober 2012 in Almere en Oosterbeek, waarbij bankpassen zijn ontvreemd van twee bejaarde slachtoffers. De rechtbank had de verdachte eerder vrijgesproken van de beschuldigingen van witwassen en deelname aan een criminele organisatie. Het hof heeft de vrijspraak voor deze laatste twee beschuldigingen bevestigd, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte betrokken was bij een criminele organisatie of dat de goederen die zij had ingeleverd van misdrijf afkomstig waren.

De verdachte heeft meerdere keren sieraden en goud verkocht, maar het hof oordeelde dat de persoonsregistratie van de inkoopfirma niet waterdicht was, waardoor niet kon worden vastgesteld hoe vaak de verdachte deze goederen had ingeleverd. De verklaring van de verdachte over de herkomst van de goederen werd niet als onaannemelijk beschouwd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij de diefstal van de bankpassen, waarbij gebruik werd gemaakt van babbeltrucs om de slachtoffers te misleiden.

De straf die aan de verdachte is opgelegd, bestaat uit een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een taakstraf van 180 uren. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, elk voor een bedrag van €150,00. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partijen toegewezen, omdat zij als gevolg van de bewezenverklaarde feiten schade hebben geleden. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en het misbruik van vertrouwen bij kwetsbare slachtoffers.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006021-14
Uitspraak d.d.: 26 oktober 2015
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 3 oktober 2014 met parketnummer 08-900025-12 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats ] op [1982] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 2 maart 2015, 12 oktober 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en haar raadsvrouw, mr. K.R. Koopman, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van het onder 5 ten laste gelegde. Hoger beroep tegen deze vrijspraak staat niet open. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk in haar hoger beroep verklaren

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1 primair:zij op of omstreeks 01 oktober 2012 te Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pinpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s); (Zaakdossier 21)
1 subsidiair:zij op of omstreeks 01 oktober 2012 te Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van een pinpas en/of een pincode, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of haar mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als een medewerker van woningbouwvereniging [woningbouwvereniging] en/of (vervolgens) ten overstaan met die [benadeelde 1] heeft gebeld met het "kantoor" en in dat gesprek meegedeeld dat de lekkage nu echt moest worden verholpen en/of aan die [benadeelde 1] meegedeeld dat hij een rekening zou krijgen voor de reparatiewerkzaamheden en dat zij daarvoor het bankrekeningnummer of gironummer nodig hadden en/of dat woningbouwvereniging [woningbouwvereniging] dan de kosten terug zou storten en/of aan die [benadeelde 1] een briefje heeft/hebben overhandigd waarop was vermeld wanneer de reparaties zouden plaatsvinden, waardoor die [benadeelde 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2:zij op of omstreeks 01 oktober 2012 te Oosterbeek tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pinpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s); (zaakdossier 22)
3:zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 17 juni 2013 in de gemeente Enschede en/of elders in Nederland en/of Duitsland heeft deelgenomen aan een organisatie bestaande onder meer uit [mededader 1] en/of [mededader 2] en/of [mededader 3] en/of [mededader 4] en/of [mededader 5] en/of [mededader 6] en/of [medeverdachte] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
-
- gekwalificeerde diefstal zoals bedoeld in artikel 311 Wetboek van Strafrecht, en/of
-
- gewoontewitwassen en/of witwassen zoals bedoeld in (de) artikel(en) 420ter en/of 420bis Wetboek van Strafrecht; (Zaakdossier 37)
4 primair:zij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 16 juni 2013, in de gemeente Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt, immers heeft/hebben zij, verdachte en/of haar mededader(s)
- een of meer geldbedrag(en) (in totaal ongeveer 16.235,64 euro, althans enig geldbedrag), en/of
- een of meer sieraden en/of goud en/of zilver en/of munten, verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van die/dat geldbedrag(en) en/of sieraden en/of goud en/of zilver en/of munten, gebruik gemaakt,

terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven geldbedrag(en) en/of sieraden en/of goud en/of zilver en/of munten - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf; (Zaakdossier 33)

4 subsidiair:zij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 16 juni 2013, in de gemeente Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
-
- een of meer geldbedrag(en) (in totaal ongeveer 16.235,64 euro, althans enig geldbedrag), en/of
- een of meer sieraden en/of goud en/of zilver en/of munten, heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van die/dat geldbedrag(en) en/of sieraden en/of goud en/of zilver en/of munten, gebruik gemaakt,
terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven geldbedrag(en) en/of sieraden en/of goud en/of zilver en/of munten - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf; (Zaakdossier 33)
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Voorwaardelijk verzoek

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting van het hof verzocht om aanhouding van de zaak teneinde [getuige 1] als getuige te horen. De verdediging wenst de getuige te horen omdat hij het standpunt van verdachte omtrent de herkomst van de door haar ingeleverde sieraden kan bevestigen.
Het hof zal, toetsend aan het noodzaakcriterium, het verzoek afwijzen. Gelet op de hierna te nemen beslissing acht het hof het horen van deze getuige niet noodzakelijk.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 3 en onder 4 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Witwassen
De advocaat-generaal heeft gesteld dat verdachte gedurende de tenlastegelegde periode frequent sieraden en goud heeft ingeleverd, die van misdrijf afkomstig zijn, zodat het onder 4 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De verdediging heeft gesteld dat verdachte een aannemelijke verklaring heeft afgelegd omtrent de herkomst van de sierraden en het goud, namelijk erfenissen en cadeaus’s die zij en haar man, [getuige 1] , tijdens hun huwelijksfeest hadden gekregen. Uit het dossier blijkt nergens dat verdachte gestolen goederen heeft verkocht, dan wel dat verdachte daar wetenschap van had. Bovendien was de persoonsregistratie van het bedrijf aan wie verdachte wel eens goud en sierraden verkocht niet waterdicht.
Het hof stelt vast dat uit het dossier en verhandelde ter terechtzitting blijkt dat verdachte meerdere malen sieraden en goud heeft verkocht aan de firma [firma] in Enschede.
De persoonsregistratie van deze firma was echter, blijkens de verklaringen van de gebroeders [gebroeders] , niet waterdicht. Daarnaast blijkt uit de verklaringen in het dossier dat verdachte ook wel eens werd verwisseld met haar zus, medeverdachte [medeverdachte] . Dit betekent dat niet zonder meer als vaststaand kan worden aangenomen dat degene die in het register als verkoper van sieraden en/of goud staat vermeld ook (telkens) de werkelijke aanbieder was. Als gevolg hiervan kan niet vastgesteld kan worden hoe vaak verdachte sieraden en/of goud heeft ingeleverd en wat de totale waarde hiervan is geweest. Verdachte heeft daarnaast een verklaring afgelegd omtrent de herkomst van de door haar ingeleverde goederen welke het hof niet onaannemelijk acht. Deze verklaring wordt overigens ook niet weersproken door de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen, nu geen van de door verdachte verkochte goederen aan een concreet strafbaar feit kan worden gekoppeld. Nu het hof, op grond van de vorenstaande vastgestelde feiten en omstandigheden niet kan concluderen dat het niet anders kan zijn dan dat de sieraden die en/of het goud dat verdachte is ingeleverd uit enig misdrijf afkomstig zijn, dient verdachte te worden vrijgesproken van het haar ten laste gelegde (gewoonte)witwassen.
Criminele organisatie
De advocaat-generaal heeft gesteld dat het onder 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De verdediging heeft gesteld dat de door de rechtbank genoemde redengevende feiten en omstandigheden om tot een bewezenverklaring te komen ten aanzien van de tenlastegelegde deelneming aan een criminele organisatie feitelijk geen betrekking hebben op verdachte.
De door verdachte in oktober 2012 gepleegde feiten zijn onvoldoende om te kunnen spreken van deelname aan een criminele organisatie.
Voor het aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht deelnemen in de zin van die bepaling zijn de navolgende componenten van belang.
Onder een criminele organisatie wordt verstaan een samenwerkingsverband tussen meerdere personen met een zekere duurzaamheid en structuur, dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Daarbij hoeft het plegen van misdrijven niet de enige of voornaamste bestaansgrond van de organisatie te zijn. Een zeker bestendigheid is vereist, maar het gaat niet zover dat vereist is dat de samenstelling van het samenwerkingsverband telkens dezelfde is. Het oogmerk van de criminele organisatie dient gericht te zijn op het plegen van misdrijven. Als bewijs voor het bestaan van het oogmerk van de organisatie kunnen (mede) dienen de misdrijven die zijn gepleegd en het duurzaam en/of gestructureerde karakter van de samenwerking.
Volgens bestendige rechtspraak is van deelneming aan een criminele organisatie sprake indien een persoon behoort tot de organisatie en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunende gedragingen heeft verricht die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Voor deelname aan de criminele organisatie is niet vereist dat een betrokkene deelneemt aan de misdrijven waarop het oogmerk van de organisatie is gericht. Evenmin is vereist dat een betrokkene samenwerkt of bekend is met alle personen die deel uitmaken van een organisatie. Ten aanzien van de rol van een betrokkene geldt voorts dat een betrokkene in zijn algemeenheid moet weten, in de zin van voorwaardelijk opzet, dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Een betrokkene hoeft echter niet enige vorm van opzet te hebben gehad op concrete door de criminele organisatie beoogde misdrijven.
Voor een familieverband geldt in het algemeen dat zijn sociale structuur en de verhoudingen tussen de leden onderling, op een aantal punten overeenkomsten vertonen met de hierboven genoemde, in eerdere jurisprudentie strafrechtelijk relevant beoordeelde, aspecten van een organisatie. Dit betekent echter niet dat om die reden reeds sprake is van een criminele organisatie indien meerdere leden van een familie tezamen misdrijven plegen.
Het hof acht bewezen dat verdachte tweemaal betrokken is geweest bij een diefstal in vereniging in oktober 2012. Voor de betrokkenheid van verdachte bij de vermeende criminele organisatie bevat het dossier, behoudens deze incidenten en de omstandigheid dat verdachte deel uitmaakt van dezelfde familie als de medeverdachten, geen concrete aanwijzingen. Het hof is van oordeel dat er onvoldoende bewijs is om ten aanzien van verdachte te komen tot een bewezenverklaring ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde. Het enkele feit dat verdachte tweemaal betrokken is geweest bij een diefstal in vereniging is daarvoor onvoldoende.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
De rechtbank heeft ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde het volgende overwogen:
“…De rechtbank is van oordeel dat bewezen is dat verdachte zich op 1 oktober 2012 samen met anderen zowel in Almere als in Oosterbeek schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een pinpas.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Almere
Aangever [benadeelde 1] , geboren op 15 december 1920, heeft verklaard dat er op 1
Oktober 2012 omstreeks 13.00 uur bij zijn woning in Almere is aangebeld. Als aangever de deur opent, ziet hij een man, die vertelt dat hij van woningbouwvereniging [woningbouwvereniging] is. De man vraagt of de buren wel eens overlast veroorzaken. Aangever antwoordt ontkennend maar vertelt dat hij wel al enige tijd last heeft van lekkage in de schuur. Daarop loopt hij samen met de man, via de woonkamer naar de schuur. De man pakt zijn mobiele telefoon en belt naar het lijkt “met kantoor”. Hij zegt aangever dat de lekkage die week nog gerepareerd zal worden. Opeens komt er een vrouw binnen die “oh ben je hier” tegen de man zegt. Als de vrouw aangever in verband met het terugstorten van de reparatiekosten vraagt om zijn bank- of gironummer, overhandigt aangever haar zijn bankpas. De volgende dag bemerkt aangever dat hij zijn bankpas kwijt is. Navraag bij de ING-bank wijst uit dat er bij pinautomaten in Nederland en Duitsland in totaal €3.000,- van zijn rekening is afgeschreven. Getuige [getuige 2] bevestigt de lezing van aangever op onderdelen en heeft tussen 13.30 en 14.00 uur twee meisjes uit de woning van aangever zien komen. Hij zag dat de meisjes in de portiek van zijn voordeur gingen staan en na ongeveer 1 minuut weer naar de woning van aangever renden en naar binnen gingen. Na een paar minuten kwam één van de meisjes samen met een man uit de woning en stapten beiden in een Mazda. De getuige beschrijft de man als een man met een normaal postuur van 1.90 meter lang, met zwart lang haar en 30-40 jaar oud. De man droeg volgens de getuige een lange zwarte leren jas tot over de knie. De meisjes waren volgens de getuige ongeveer 18 jaar oud, 1.70 meter lang en hadden een smal postuur. Ze droegen allebei een witte broek en een zwarte jas.
Oosterbeek
Aangever [benadeelde 2] , geboren op 25 februari 1926, heeft verklaard dat op 1 oktober 2012, omstreeks 21.30 uur de verlichting rondom zijn woning in Oosterbeek aan ging en hij een man in zijn tuin zag lopen. De man vertelde dat zijn auto zonder benzine stond en vroeg aangever of hij even van zijn telefoon gebruik mocht maken. Daarop liep aangever met de man via de garage zijn woning in. De man bleef vervolgens in de werkkamer van aangever achter om te bellen. Kort daarna werd er aangebeld door een vrouw die zich voorstelde als de dochter van de man. Ze vertelde dat ze Italiaans sprak en een handigheidje wist om cijfercombinaties te houden. Daarop vroeg ze aangever naar zijn pincode. Toen aangever haar de code liet zien, schreef zij deze op en schreef ze boven de getallen allerlei tekens. Nadat de man opnieuw de woonkamer in kwam lopen en zei ‘het is gelukt’, verliet het stel haastig de woning. Later op de avond kreeg aangever het vermoeden dat er iets niet pluis was en bleek zijn bankpas te zijn verdwenen. Als aangever contact opneemt met de ING-bank blijkt er een bedrag van € 1.750,- van zijn rekening te zijn afgeschreven.
De verklaring van aangever wordt in grote lijnen ondersteund door een buurman die heeft verklaard dat hij die dag omstreeks 21.35 uur een auto hoorde stoppen en een man heeft zien lopen in de tuin van aangever. Omstreeks 22:10 is hij naar de betreffende auto gelopen en heeft hij het kenteken, zijnde [kenteken] , genoteerd. Even later zag deze buurman een man en daarachter twee personen richting de groene auto lopen. Omdat ze klein van stuk waren dacht de buurman dat de twee personen kinderen waren. Uit camerabeelden van de [adres] in Enschede van die ochtend blijkt dat een persoon die voldoet aan het signalement van [mededader 1] . in een auto met dat kenteken wegreed.
Om 16:52 uur wordt er die dag met de gestolen bankpas uit Almere geld opgenomen in Amsterdam en om 19:10 uur in Maarssen. Later die avond wordt in het nabijgelegen Doorwerth met de in Oosterbeek gestolen pas om 22.26 uur geld opgenomen bij de ING-bank en om 22.2 8 uur bij de Rabobank. Vervolgens is met de gestolen bankpas uit Almere om respectievelijk 23:05 bij de Sparkasse en om 23:17 uur bij de Volksbank in Kranenburg/Kleve gepind. Met de gestolen bankpas uit Oosterbeek is om respectievelijk 23:07 uur geld opgenomen bij de Sparkasse en om 23:18 uur bij de Volksbank in Kranenburg Kleve. Aansluitend is op 2 oktober 2012 is om 00:08 uur bij de ING-bank aan de Van Schevichavenstraat in Nijmegen en om 00:12 uur bij de Rabobank aan het Keizer Karelplein in Nijmegen opnieuw met de in Almere gestolen pas geld opgenomen.
Uit peilbakengegevens blijkt dat de gsm-telefoon met nummer [telefoonnummer] , die op naam van [mededader 4] staat, de levenspartner van verdachte, maar die dag in gebruik is bij verdachte, op 1 oktober 2012 rond 10.50 uur vanuit Enschede naar Almere is gereden en op de door aangevers genoemde tijdstippen nabij de plaatsen delict in Almere en Oosterbeek is geweest als ook nabij de geldautomaten in Amsterdam, Maarssen en Doorwerth op de momenten dat met de gestolen bankpassen geld is opgenomen.
De betrokkenheid van verdachte, [mededader 1] . en [medeverdachte] hij de diefstal van een bankpas in Almere en in Oosterbeek, blijkt naar het oordeel van de rechtbank, in onderling verband en samenhang bezien, uit de aangiftes en getuigenverklaringen, cameraobservatie, peilbakengegevens en informatie over pintransacties in Nederland en Duitsland, als ook uit de inhoud van de tapgesprekken.
Zo is op camerabeelden van de [adres] in Enschede te zien dat [mededader 1] . daar op 1 oktober 2012 om 10:50 uur in een Opel Vectra komt aanrijden. Hij wordt door het observatieteam omschreven als een man met zwart haar en een fors postuur. Hij draagt op dat moment een zwarte lange jas, een donkere broek en donkere schoenen. [mededader 1] steekt de [adres] over en loopt richting de [adres] . Om 10.55 uur zien verbalisanten een auto van het merk Mazda met kenteken [kenteken] de [adres] uitrijden en de [adres] inslaan. De vorm van het gezicht en d mondhoek van de bestuurder van de Mazda vertonen grote overeenkomsten met die van [mededader 1] . Een foto-vergelijking toont dat overtuigend aan.
De betrokkenheid van verdachte en [medeverdachte] bij de diefstallen leidt de rechtbank voorts af uit de inhoud van de tapgesprekken. Zo belt verdachte (roepnaam: [verdachte] ) met het toestel van [mededader 1] op 1 oktober 2012 om 11.43 uur met [medeverdachte] (roepnaam: [medeverdachte] ) en vraagt haar “kun je van mamma datgene meenemen waar je mee kan praten.” Niet lang daarna, om 11.50 uur, belt [mededader 1] naar het telefoontoestel van [mededader 6] , de moeder van [medeverdachte] en zegt tegen [medeverdachte] , die kennelijk de telefoon opneemt, “dat ze naar buiten moet komen”. Vervolgens rijdt de auto van [mededader 1] naar Almere zo blijkt uit mastgegevens. Om 12.48 belt verdachte met haar oma [naam oma] en om respectievelijk 18.05, 19:53, 20:04 en 21:29 uur belt [mededader 1] (fonetisch) met zijn echtgenote [medeverdachte] . Nu uit voornoemde gesprekken niet blijkt dat er sinds het vertrek uit Enschede iemand is bijgekomen of is weggegaan en zowel in Almere als in Oosterbeek samen met een man ‘meisjes of jonge vrouwen’ zijn gezien, is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met [mededader 1] . en [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan hierboven besproken diefstallen van bankpassen in Almere en in Oosterbeek.
Uit de inhoud van de tapgesprekken, waarin zowel verdachte als haar medeverdachten in sluiertaal spreken, blijkt voorts dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking ten aanzien van het plegen van de strafbare feiten.
De rechtbank heeft daarbij ook in haar overwegingen betrokken dat verdachte en haar medeverdachten er kennelijk voor gekozen hebben om voor de hierboven beschreven feiten en omstandigheden die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd, naar het oordeel van de rechtbank redengevend moeten worden geacht voor het bewijs van het aan verdachte tenlastegelegde feit, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring te gegeven…”
Het hof verenigt zich met de hiervoor weergegeven overwegingen van de rechtbank en maakt deze tot de zijne.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1 primair:zij opof omstreeks01 oktober 2012 te Almere tezamen en in vereniging meteen ander ofanderen,althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pinpas,in elk geval enig goed,geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde 1] ,in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s); (Zaakdossier 21)
2:zij opof omstreeks01 oktober 2012 te Oosterbeek tezamen en in vereniging meteen ander ofanderen,althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pinpas,in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde 2] ,in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);(zaakdossier 22)
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich meerdere malen schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging, waarbij dor middel van babbeltrucs bij (hoog) bejaarde mensen bankpassen werden buit gemaakt, met behulp waarvan vervolgens aanzienlijke bedragen van de rekeningen van de slachtoffers werden opgenomen. Het hof rekent de verdachte deze werkwijze ernstig aan. Door aldus te handelen heeft de verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat deze oude mensen in hun medemens stelden. Dit soort feiten brengen, naast gevoelens van onveiligheid, financiële schade met zich mee. Voor dergelijke feiten acht het hof in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats.
Gelet echter op de inmiddels verstreken tijd sinds de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheid dat verdachte, blijkens het uittreksel justitiële documentatie, sindsdien niet meer met justitie in aanraking is gekomen, zal het hof volstaan met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, beide van de hierna aan te geven duur.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 150,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 150,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Wijst af het verzoek tot het horen van getuigen.
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 5 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3, 4 primair en 4 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafbestaande uit een werkstraf voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 150,00 (honderdvijftig euro) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 150,00 (honderdvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 150,00 (honderdvijftig euro) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 150,00 (honderdvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Aldus gewezen door
mr. J.P. Bordes, voorzitter,
mr. A.B.A.P.M. Ficq en mr. J.W. Rijkers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.M.M. van der Waerden, griffier,
en op 26 oktober 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Ficq is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen