ECLI:NL:GHARL:2015:8981

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 oktober 2015
Publicatiedatum
27 november 2015
Zaaknummer
21-006024-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van witwassen en deelname aan criminele organisatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van witwassen en deelname aan een criminele organisatie. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte meerdere keren sieraden en goud heeft verkocht, maar dat de persoonsregistratie van de inkoopfirma niet waterdicht was. Hierdoor kon niet worden vastgesteld hoe vaak de verdachte goederen heeft ingeleverd en wat de totale waarde daarvan was. Er waren geen concrete aanwijzingen dat de aangeboden goederen aan een strafbaar feit konden worden gekoppeld. De verdachte heeft ook verklaard over de herkomst van de op zijn naam gestelde auto’s, maar het hof kon niet concluderen dat deze van misdrijf afkomstig waren.

Het hof heeft de vrijspraak van de verdachte uitgesproken voor zowel het witwassen als de deelname aan een criminele organisatie. De verdediging had betoogd dat er geen bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de criminele organisatie en dat de bewijsvoering voor het witwassen niet overtuigend was. Het hof heeft de argumenten van de verdediging gevolgd en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De in beslag genomen goederen, waaronder auto’s, werden teruggegeven aan de verdachte. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs en de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van de feiten in strafzaken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006024-14
Uitspraak d.d.: 26 oktober 2015
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 3 oktober 2014 met parketnummer 08-900007-12 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1993] ,
wonende te [woonplaats 2] .

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 2 maart 2015 en 12 oktober 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. V.P.J. Tuma, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
1 primair:hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 4 juni 2013 in de gemeente Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of een van zijn mededaders,
-één of meer geldbedrag(en) (in totaal een bedrag van ongeveer 58.480,41, althans enig geldbedrag), en/of
-een of meer sieraden en/of goud en/of zilver en/of munten, en/of
-een of meer (personen)auto('s), verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet,
althans van die/dat geldbedrag(en) en/of sieraden en/of (personen)auto('s), gebruik gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven die/dat geldbedrag(en) en/of sieraden en/of goud, en/of zilver en/of munten en/of (personen)auto('s) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf; (Zaakdossier 33)
1 subsidiair:hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 4 juni 2013, in de gemeente Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens),
-één of meer geldbedrag(en), en/of
-een of meer sieraden, en/of
-een of meer (personen)auto('s), heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, heeft/hebben overgedragen en/of omgezet,
althans van die/dat geldbedrag(en) en/of sieraden en/of (personen)auto('s), gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven geldbedrag(en) en/of sieraden en/of (personen)auto('s)- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
2:hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 4 juni 2013 in de gemeente Enschede en/of elders in Nederland en/of Duitsland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande onder meer uit [mededader 1] en/of [mededader 2] en/of [mededader 3] en/of [mededader 3] en/of [mededader 4] en/of [mededader 5] en/of [mededader 6] en/of [mededader 7] en/of een of meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- gekwalificeerde diefstal zoals bedoeld in artikel 311 Wetboek van Strafrecht, en/of
- gewoontewitwassen en/of witwassen zoals bedoeld in (de) artikel(en) 420ter en/of 420bis Wetboek van Strafrecht;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Verzoek horen getuigen

De verdediging heeft verzocht om aanhouding van de zaak teneinde de volgende getuigen te horen:
  • [getuige 1] ;
  • [getuige 2] ;
  • De eigenaars van [bedrijf 1] ;
  • [getuige 3] ;
  • De districtschef van de politie Oost-Nederland
  • De verbalisanten die betrokken zijn geweest bij het maken van afspraken met [bedrijf 2] en andere inkopers over het doorgaan met inkopen van mogelijk gestolen goederen van zigeuners/Roma.
De verdediging wenst deze getuigen te bevragen in verband met de beoordeling van de rechtmatigheid van de informatieverzameling bij de [bedrijf 2] en omtrent de betrouwbaarheid van deze door de politie verzamelde gegevens.
Gelet op de hierna te nemen beslissing, wijst het hof - toetsend aan het noodzaakcriterium - dit verzoek af. Het hof acht het horen van voornoemde getuigen niet noodzakelijk.

Ontvankelijkheid openbaar ministerie

Primair heeft de verdediging bepleit dat het verzoek van de politie aan de gebroeders [getuigen 1 en 2] om door te gaan met het inkopen van door zigeuners aangeboden sieraden, waarvan de gebroeders [getuigen 1 en 2] vermoeden hadden dat deze een criminele herkomst hadden, een verzoek was tot stelselmatige informatie-inwinning ex artikel 126v van het Wetboek van Strafvordering. Nu zowel een door de officier van justitie afgegeven bevel ex artikel 126v van het Wetboek van Strafvordering als een schriftelijke overeenkomst inzake de stelselmatige informatiewinning ontbreekt, is er sprake van een zodanige ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan, dat niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie dient er volgen.
Gelet op de hierna te nemen beslissing is het hof van oordeel dat bovengenoemd verweer geen nadere bespreking behoeft.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Witwassen
De advocaat-generaal heeft gesteld dat het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De verdediging heeft voor wat betreft het geld gesteld dat de bij verdachte aangetroffen geldbedragen niet een zodanige hoeveelheid behelst dat enkel aan deze hoeveelheid reeds een aanwijzing voor witwassen kan worden ontleend. Daarnaast heeft verdachte een plausibele verklaring gegeven voor de herkomst van het bij hem aangetroffen geldbedrag, namelijk de verkoop van auto’s. Ook verdiende hij wat door het inleveren van sieraden bij pandwinkels voor een persoon(-en) die niet beschikte(n) over een legitimatiebewijs.
Ten aanzien van de sieraden heeft de verdediging aangevoerd dat er ernstige twijfels bestaan omtrent de betrouwbaarheid van de door de politie in verband met verkoop van die sieraden gestelde opbrengst , die gebaseerd is op de verklaringen en administratie van de gebroeders [getuigen 1 en 2] , waarvan is gebleken dat deze niet betrouwbaar zijn. Uit het dossier blijkt bovendien nergens dat verdachte gestolen goederen heeft verkocht, dan wel dat verdachte daar wetenschap van had. Wat betreft de auto’s heeft verdachte een plausibele verklaring gegeven, namelijk dat hij in auto’s handelde en dat hij gemiddeld ongeveer een keer per maand een auto op zijn naam zette. Kijkend naar de gehele onderzoeksperiode komt men op circa 30 auto’s die verdachte in die periode op zijn naam heeft gezet. Dit komt overeen met de gegevens van de politie. Ook ten aanzien van de auto’s geldt dat het dossier geen enkele aanwijzing bevat dat (verdachte wist dat) deze auto’s van enig misdrijf afkomstig waren.
Het hof stelt vast dat uit het dossier en verhandelde ter terechtzitting volgt dat verdachte meerdere malen sieraden en goud heeft verkocht/beleend aan/bij de [bedrijf 2] in Enschede en [bedrijf 1] . De persoonsregistratie van de [bedrijf 2] was echter, blijkens de verklaringen van de broeders [getuigen 1 en 2] , niet waterdicht. Dit betekent dat niet zonder meer als vaststaand kan worden aangenomen dat degene die als verkoper/belener van sieraden/goud in het register staat vermeld ook (telkens) de werkelijke aanbieder was. Ook omtrent de inlevering van sieraden/goud bij [bedrijf 1] is door medewerkers van [bedrijf 1] wisselend verklaard. Als gevolg hiervan kan niet worden vastgesteld hoe vaak verdachte sieraden/goud heeft ingeleverd en wat de totale waarde hiervan is geweest. Uit het dossier blijkt tevens dat geen van de door verdachte aangeboden goederen aan een concreet strafbaar feit kan worden gekoppeld. Hoewel de verklaring van verdachte omtrent de herkomst van sieraden/goud en de redenen voor verkoop/belening ervan de nodige vragen oproepen, kan het hof, op grond van de vorenstaande vastgestelde feiten en omstandigheden niet concluderen dat het niet anders kan zijn dan dat de door verdachte ingeleverde goederen van enig misdrijf afkomstig zijn.
Verdachte heeft ook een verklaring afgelegd omtrent de herkomst van de op zijn naam gestelde auto’s. Hoewel bij deze verklaring eveneens vragen kunnen worden gesteld, kan het hof ook hier, op basis van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet concluderen dat het niet anders kan zijn dan dat de door verdachte aangeschafte auto’s en/of het geld waarmee zij zijn aangeschaft van enig misdrijf afkomstig is/zijn. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat verdachte gedurende de tenlastegelegde periode legale inkomsten had, met zijn familie bij zijn ouders woonde en derhalve de kosten voor levensonderhoud kon delen, terwijl uit het dossier niet blijkt dat de aanschafkosten van de door verdachte gekochte auto’s dermate hoog waren dat deze niet (telkens) uit legale inkomsten konden worden betaald.
Dit betekent dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde (gewoonte)witwassen.
Criminele organisatie
De advocaat-generaal heeft gesteld dat het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De verdediging heeft gesteld dat de door de rechtbank genoemde redengevende feiten en omstandigheden om tot een bewezenverklaring te komen ten aanzien van de tenlastegelegde deelneming aan een criminele organisatie feitelijk geen betrekking hebben op verdachte.
Het dossier bevat feitelijk geen bewijsmiddelen waaruit de betrokkenheid van verdachte bij de gekwalificeerde diefstallen kan worden afgeleid.
Voor het aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht deelnemen in de zin van die bepaling zijn de navolgende componenten van belang.
Onder een criminele organisatie wordt verstaan een samenwerkingsverband tussen meerdere personen met een zekere duurzaamheid en structuur, dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Daarbij hoeft het plegen van misdrijven niet de enige of voornaamste bestaansgrond van de organisatie te zijn. Een zeker bestendigheid is vereist, maar het gaat niet zover dat vereist is dat de samenstelling van het samenwerkingsverband telkens dezelfde is. Het oogmerk van de criminele organisatie dient gericht te zijn op het plegen van misdrijven. Als bewijs voor het bestaan van het oogmerk van de organisatie kunnen (mede) dienen de misdrijven die zijn gepleegd en het duurzaam en/of gestructureerde karakter van de samenwerking.
Volgens bestendige rechtspraak is van deelneming aan een criminele organisatie sprake indien een persoon behoort tot de organisatie en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunende gedragingen heeft verricht die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Voor deelname aan de criminele organisatie is niet vereist dat een betrokkene deelneemt aan de misdrijven waarop het oogmerk van de organisatie is gericht. Evenmin is vereist dat een betrokkene samenwerkt of bekend is met alle personen die deel uitmaken van een organisatie. Ten aanzien van de rol van een betrokkene geldt voorts dat een betrokkene in zijn algemeenheid moet weten, in de zin van voorwaardelijk opzet, dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Een betrokkene hoeft echter niet enige vorm van opzet te hebben gehad op concrete door de criminele organisatie beoogde misdrijven.
Voor een familieverband geldt in het algemeen dat zijn sociale structuur en de verhoudingen tussen de leden onderling, op een aantal punten overeenkomsten vertonen met de hierboven genoemde, in eerdere jurisprudentie strafrechtelijk relevant beoordeelde, aspecten van een organisatie. Dit betekent echter niet dat om die reden reeds sprake is van een criminele organisatie indien meerdere leden van een familie tezamen misdrijven plegen.
Nu het hof verdachte zal vrijspreken van het hem onder 1 tenlastegelegde (gewoonte)witwassen en het dossier geen
concreteaanwijzingen bevat voor de betrokkenheid van verdachte bij de vermeende criminele organisatie, in het bijzonder dat verdachte een aandeel heeft in, dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie, zal het hof verdachte vrijspreken van het onder 2 tenlastegelegde.

Beslag

De hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven goederen behoren aan verdachte toe. Nu verdachte van de hem tenlastegelegde feiten zal worden vrijgesproken, is het hof van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen goederen terug aan de verdachte dienen te worden gegeven.

BESLISSING

Het hof:
Wijst af het verzoek tot het horen van getuigen.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een Mercedes Benz Cls500 2006, kenteken [kenteken] ;
- een BMW 3er reihe 328i 1998, kenteken [kenteken] ;
- een gebreide muts;
- een navigatiesysteem.
Aldus gewezen door
mr. J.P. Bordes, voorzitter,
mr. A.B.A.P.M. Ficq en mr. J.W. Rijkers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.M.M. van der Waerden, griffier,
en op 26 oktober 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Ficq is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen