In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van meerdere (pin)diefstallen en deelneming aan een criminele organisatie. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat het bewijs voor de tenlastegelegde feiten onvoldoende betrouwbaar is. De herkenningen van de verdachte op camerabeelden waren niet overtuigend genoeg, mede door de slechte kwaliteit van de beelden en het gebrek aan specifieke persoonskenmerken. Hierdoor kon het hof niet wettig en overtuigend vaststellen dat de verdachte de feiten had gepleegd, wat leidde tot vrijspraak van de (pin)diefstallen.
Daarnaast heeft het hof ook de deelneming aan een criminele organisatie beoordeeld. Het hof oordeelde dat er geen concrete aanwijzingen waren voor de betrokkenheid van de verdachte bij de vermeende organisatie. De advocaat-generaal had wel bewijs gepresenteerd, maar het hof vond dat de feiten en omstandigheden niet voldoende waren om tot een bewezenverklaring te komen. Daarom werd de verdachte ook vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
De vorderingen van de benadeelde partijen werden afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig werd bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt. Het hof verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen tot schadevergoeding. Het arrest werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is op 26 oktober 2015 openbaar gemaakt.