Uitspraak
1.[appellant] ,
[appellant],
[appellante],
[appellante],
[appellanten],
De Marken,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een executiegeschil dat is ontstaan na de ontbinding van een huurovereenkomst door de kantonrechter. De kantonrechter heeft op 14 april 2015 de huurovereenkomst ontbonden en de huurders, [appellanten], veroordeeld tot ontruiming van de woning. Hierop hebben de huurders in kort geding een executiegeschil aangespannen, waarin zij vorderden dat de verhuurder, Woonstichting De Marken, zou worden bevolen de tenuitvoerlegging van het vonnis op te schorten en de huurovereenkomst voort te zetten. In eerste aanleg zijn de huurders in het ongelijk gesteld, waarna de woning is ontruimd.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 24 november 2015 de nieuwe vordering van de huurders verworpen. Het hof oordeelde dat de vraag of de verhuurder misbruik heeft gemaakt van zijn executiebevoegdheid pas kan worden beantwoord in een bodemprocedure, waarin moet worden vastgesteld of de verhuurder rechtmatig tot ontruiming mocht overgaan. De overige vorderingen van de huurders zijn eveneens verworpen. Het hof volgde de voorzieningenrechter in eerste aanleg en oordeelde dat er geen sprake was van een feitelijke of juridische misslag en dat de huurders niet in een noodtoestand zijn komen te verkeren door de ontruiming.
De rolraadsheer heeft ook een verzoek om pleidooi afgewezen, omdat het verzoek niet tijdig was ingediend en de toelichting op het verzoek te vaag was. Het hof heeft geoordeeld dat het pleidooi niet kan worden toegestaan voordat arrest is gewezen, aangezien de wederpartij niet heeft ingestemd met het pleidooi.