ECLI:NL:GHARL:2015:8889

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 november 2015
Publicatiedatum
24 november 2015
Zaaknummer
200.148.534/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over ontruiming van huurwoning na ontbinding huurovereenkomst

In deze zaak gaat het om een executiegeschil dat is ontstaan na de ontbinding van een huurovereenkomst door de kantonrechter. De kantonrechter heeft op 14 april 2015 de huurovereenkomst ontbonden en de huurders, [appellanten], veroordeeld tot ontruiming van de woning. Hierop hebben de huurders in kort geding een executiegeschil aangespannen, waarin zij vorderden dat de verhuurder, Woonstichting De Marken, zou worden bevolen de tenuitvoerlegging van het vonnis op te schorten en de huurovereenkomst voort te zetten. In eerste aanleg zijn de huurders in het ongelijk gesteld, waarna de woning is ontruimd.

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 24 november 2015 de nieuwe vordering van de huurders verworpen. Het hof oordeelde dat de vraag of de verhuurder misbruik heeft gemaakt van zijn executiebevoegdheid pas kan worden beantwoord in een bodemprocedure, waarin moet worden vastgesteld of de verhuurder rechtmatig tot ontruiming mocht overgaan. De overige vorderingen van de huurders zijn eveneens verworpen. Het hof volgde de voorzieningenrechter in eerste aanleg en oordeelde dat er geen sprake was van een feitelijke of juridische misslag en dat de huurders niet in een noodtoestand zijn komen te verkeren door de ontruiming.

De rolraadsheer heeft ook een verzoek om pleidooi afgewezen, omdat het verzoek niet tijdig was ingediend en de toelichting op het verzoek te vaag was. Het hof heeft geoordeeld dat het pleidooi niet kan worden toegestaan voordat arrest is gewezen, aangezien de wederpartij niet heeft ingestemd met het pleidooi.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.172.649/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel C/08/171290 / KG ZA 15-156)
rolbeschikking van 24 november 2015
in de zaak van

1.[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,
hierna:
[appellant],
2.
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
hierna:
[appellante],
appellanten in principaal appel, verweerders in incidenteel appel,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk:
[appellanten],
advocaat: mr. Ph.J.N. Arnoudse, kantoorhoudend te Deventer,
tegen
Woonstichting De Marken,
gevestigd te Schalkhaar,
geïntimeerde in principaal appel, appellante in incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen:
De Marken,
advocaat: mr. M.H.J. Mühlstaff, kantoorhoudend te Deventer.

1.Het geding in eerste aanleg

1.1
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het tussenvonnis van 19 mei 2015 en het eindvonnis van 26 mei 2015 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel, team kanton en handelsrecht, locatie Zwolle (hierna: de voorzieningenrechter).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep en de conclusie van eis van 22 juni 2015, waarin de grieven zijn opgenomen (met producties);
- de herstelexploten van 29 juni 2015 en 13 juli 2015;
- de akte overlegging productie van 3 augustus 2015;
- de memorie van antwoord tevens grieven in incidenteel appel van 18 augustus 2015 (met producties);
- de memorie van antwoord in incidenteel appel van 8 september 2015.
2.2
Vervolgens hebben partijen arrest gevraagd, waartoe door [appellanten] de stukken zijn overgelegd, en heeft het hof arrest bepaald.
2.3
Bij niet geregeld verzoek (H16 formulier) heeft de advocaat van [appellanten] ter rolle van 17 november 2015 gevraagd om alsnog pleidooi toe te staan. Als reden voor het verzoek is gegeven dat er sprake is van essentiële informatie die ontbreekt in de schriftelijke stukken, welke informatie in een pleidooi voor één raadsheer binnen 45 minuten kan worden gegeven.

3.Korte omschrijving van het geschil

3.1
Bij vonnis van 14 april 2015 van de rechtbank Overijssel, team kanton en handelsrecht, locatie Zwolle (hierna: de kantonrechter) is op vordering van De Marken de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan [adres] ontbonden en zijn [appellanten] veroordeeld tot ontruiming van de woning. Tegen het vonnis van de kantonrechter van 14 april 2015 hebben [appellanten] appel aangetekend, welke procedure bij het hof bekend is onder nummer 200.171.502/01.
3.2
In de onderhavige procedure hebben [appellanten] in eerste aanleg in kort geding gevorderd dat De Marken wordt bevolen om de tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter van 14 april 2015 dan wel de de ontruiming van de woning op te schorten en de huurovereenkomst voort te zetten.
3.3
Bij de bestreden vonnissen heeft de voorzieningenrechter de vorderingen afgewezen en [appellant] verwezen in de proceskosten van De Marken.

4.Nagekomen berichten

4.1
Art. 5.4 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven (Lpr) geeft de hoofdregel weer voor nadere berichten nadat reeds een datum voor arrest is bepaald. Dit artikel luidt als volgt:
Berichten aan het hof nadat arrest is bepaald
Het hof neemt geen kennis van berichten van een partij die het hof bereiken nadat arrest is bepaald, tenzij de wederpartij met de kennisneming heeft ingestemd.
4.2
Art. 4.5 Lpr luidt als volgt:
Alsnog pleidooi vragen
Een niet tijdig gedaan verzoek om pleidooi kan worden ingewilligd, indien schriftelijk wordt toegelicht waarom het verzoek niet eerder is en alsnog wordt gedaan.
4.3
De rolraadsheer ziet geen reden in deze zaak van de hoofdregel van art. 5.4 Lpr af te wijken en het debat te heropenen (door pleidooi toe te staan) voordat op het overgelegde dossier arrest is gewezen. Gesteld noch gebleken is dat De Marken ermee heeft ingestemd dat [appellanten] zich tot het hof richten met een pleidooiverzoek, laat staan dat De Marken het met de inhoud van dat verzoek eens zou zijn. Bovendien is de toelichting op het verzoek dermate vaag dat het reeds op grond van art. 4.5 Lpr zou moeten worden afgewezen.
4.4
De rolraadsheer bepaalt dan ook dat het pleidooiverzoek vooralsnog wordt afgewezen.

5.De beslissing

De rolraadsheer:
bepaalt dat het pleidooiverzoek van [appellanten] vooralsnog wordt afgewezen.
Aldus gegeven te Leeuwarden op dinsdag 24 november 2015 door mr. J.H. Kuiper, lid van de enkelvoudige kamer.