ECLI:NL:GHARL:2015:8848

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 november 2015
Publicatiedatum
24 november 2015
Zaaknummer
200.052.868/03
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzetzaak over medehuurderschap en bewijswaardering in huurgeschil

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, betreft het een verzetprocedure in hoger beroep. De appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.G.F. Lammers, heeft verzet aangetekend tegen een verstekarrest van 28 oktober 2014. De zaak draait om de vraag of de geïntimeerde, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.A. van Seumeren, medehuurder is geworden van de woning die door de appellant werd verhuurd. Het hof verwijst naar eerdere arresten en het verloop van het geding, waarbij getuigen zijn gehoord en bewijs is geleverd. De appellant heeft verklaard dat hij de woning tijdelijk wilde verhuren aan de geïntimeerde en haar echtgenoot, maar dat er onduidelijkheid is ontstaan over de huurovereenkomst. De getuigenverklaringen van zowel de appellant als de geïntimeerde en hun getuigen zijn in de beoordeling meegenomen. Het hof heeft vastgesteld dat de geïntimeerde, ondanks haar aanvankelijke terughoudendheid, uiteindelijk medehuurder is geworden. De vorderingen van de appellant zijn toegewezen, en het hof heeft het verstekarrest vernietigd voor wat betreft de beslissingen die in het arrest zijn genomen. De geïntimeerde is veroordeeld tot betaling van huurpenningen en kosten, met wettelijke rente. De proceskosten zijn eveneens aan de geïntimeerde opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.052.868/03
zaaknummer rechtbank Arnhem, sector kanton, locatie Tiel 610983
arrest in verzet van 24 november 2015
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
opposant in hoger beroep,
hierna: [appellant],
advocaat: mr. R.G.F. Lammers,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geopposeerde in hoger beroep,
hierna: [geïntimeerde],
advocaat: mr. R.A. van Seumeren.

1.Het verdere verloop van het geding in verzet in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot het tussenarrest van 19 mei 2015 verwijst het hof naar dat arrest. Het verdere verloop van het geding blijkt uit de akte van 16 juni 2015 van [appellant], het proces-verbaal van getuigenverhoor van 9 juli 2015, het proces-verbaal van (tegen-)getuigenverhoor ter plaatse van 24 september 2015 en de memorie na enquête van [geïntimeerde]. [appellant] heeft laten weten geen behoefte te hebben aan een antwoordmemorie.
1.2
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald op het griffiedossier (met instemming van partijen).

2.De verdere motivering van de beslissing in verzet in hoger beroep

2.1
[appellant] is door het hof in zijn arrest van 19 mei 2015 in de gelegenheid gesteld feiten en omstandigheden te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen dat [geïntimeerde] medehuurder is geworden.
2.2
[appellant] heeft zichzelf, [getuige 1] en [getuige 2] als getuigen laten horen. In de contra-enquête heeft [geïntimeerde] zichzelf en [getuige 3] laten horen.
2.3
Het hof zal thans aan de hand van hetgeen uit de overgelegde stukken en uit de getuigenverklaringen kan worden afgeleid en uit hetgeen reeds overigens in deze procedure is komen vast te staan, beoordelen of [appellant] is geslaagd in het bewijs van zijn stelling dat [geïntimeerde] medehuurder is geworden. Uitgangspunt is dat de rechter vrij is in de waardering van het bewijs. Voor de getuigenverklaring van [appellant] geldt echter dat deze ingevolge artikel 164 lid 2 Rv geen bewijs in zijn voordeel kan opleveren over de feiten die door hem moeten worden bewezen, tenzij de verklaring strekt ter aanvulling van volledig bewijs. Daarvan is sprake als er aanvullende bewijzen voorhanden zijn die zodanig sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen dat zij de partijgetuigenverklaring voldoende geloofwaardig maken. De beperking van de bewijskracht van de partijgetuigenverklaring geldt alleen voor de partij die het bewijsrisico voor de te bewijzen feiten draagt, zodat in deze zaak de bewijskracht van de overige getuigenverklaringen niet beperkt is. Dit laatste geldt dus ook voor de getuigenverklaring van [geïntimeerde]. Bij de waardering van de getuigenverklaring van [geïntimeerde] dient wel rekening te worden gehouden met het feit dat zij procespartij is. Voor de getuigenverklaring van [getuige 2] geldt dat rekening moet worden gehouden met het feit dat zij de echtgenote is van [appellant]. Ditzelfde geldt ook voor de getuigenverklaring van [getuige 3]. [getuige 3] is de echtgenoot van [geïntimeerde]. Bij de waardering van de getuigenverklaring van [getuige 3] slaat het hof voorts acht op het feit dat [getuige 3] aanwezig is geweest bij de getuigenverhoren van [appellant] en [getuige 1].
2.4
[appellant] heeft als partijgetuige onder meer verklaard:
“ (…) Ik werkte destijds bij de politie. De zus van [getuige 3] deed dat ook. Van haar hoorde ik dat [getuige 3] en zijn vrouw dringend een woning zochten. Ik had een woning in de verkoop en wilde die misschien wel tijdelijk verhuren. Dit heeft de zus van [getuige 3] zo aan mij gevraagd. Ik heb daarop geantwoord dat ik daarvoor open sta en dat er met mij contact kon worden opgenomen. [getuige 3] nam vervolgens contact met mij op. Hij gaf aan dat hij op korte termijn woonruimte nodig had omdat wat ik me kan herinneren hij en zijn vrouw hun woning hadden verkocht. Dit was na augustus 2008, ik denk in september of oktober omdat het nieuwe voetbalseizoen net was begonnen. Het zou gaan om tijdelijke huur voor maximaal een half jaar met eventueel een optie van nog een half jaar. Dit was telefonisch, de eerste afspraak. Wij hebben toen direct een afspraak gemaakt om elkaar te ontmoeten en de woning te bekijken. Op deze afspraak zijn meneer [getuige 3] en mevrouw [geïntimeerde] geweest samen met mijn vrouw en ik en meneer [getuige 1]. Het gesprek was in de woonkamer. Meneer [getuige 1] was daarbij als toehoorder, hij was toevallig bij ons op visite. Hij is een huisvriend. Hij zat aan de eettafel en wij zaten in de woonkamer. Het is een L-vormige woonkamer. De woning is bezichtigd en na de bezichtiging hebben we met elkaar onderhandeld over de huurvoorwaarden. Ik vroeg een huurprijs van € 1.250,-. Mevrouw [geïntimeerde] vond dat te hoog en uiteindelijk hebben wij het die avond afgemaakt op € 1.000,-. Er zat veel tijdsdruk achter dus ik heb in korte tijd een contract laten opstellen en de woning ontruimd. Ik weet niet meer zeker of ik nog wat spullen voor hen heb laten staan of niet. Vervolgens heeft mijn advocaat een huurovereenkomst opgesteld en heb ik de sleutel bij [getuige 3] en [geïntimeerde] thuisbezorgd. Mijn vrouw is daarbij in de auto blijven zitten. Kort vóór 1 november kreeg ik ineens allerlei berichten en mails dat het toch niet door zou gaan zoals besproken. Ze stelden voor dat er iemand anders in de woning zou komen en hadden daar ook al wat voor besproken zeiden ze. Hierna is het voor mij vaag geworden. Er kwamen allerlei vage beloften die vervolgens weer niet werden nagekomen. Het heeft ook even geduurd voordat ik de huurovereenkomst terugontving. Deze is alleen getekend door [getuige 3] met de toezegging dat de andere handtekening nog zou volgen. [getuige 3] heeft de getekende huurovereenkomst in persoon gebracht en toen is die toezegging gedaan. Er heeft niemand meer in de woning gezeten. Ik durf niet meer te zeggen of de huurovereenkomst vóór de sleuteloverdracht of na de sleuteloverdracht is ondertekend.
De avond van de bezichtiging voerde vooral mevrouw [geïntimeerde] het woord en deed zij de onderhandelingen. [getuige 3] was mijn contactpersoon en daarom heb ik via de mail en over de telefoon met hem steeds gecommuniceerd. Dit komt ook omdat meneer [getuige 3] het contact met mij had opgenomen en het via zijn zus is gelopen. Meneer [getuige 3] en mevrouw [geïntimeerde] zijn ook nog bij mij in de woning geweest om maten op te nemen voor gordijnen. Met mevrouw [geïntimeerde] heb ik verder geen contact gehad.
U houdt mij voor dat de e-mails steeds zijn gewisseld tussen meneer [getuige 3] en mij en dat ik meneer [getuige 3] ook steeds meld dat er een overeenkomst is tussen hem en mij. U vraagt mij waarom ik er niet bij heb gezet dat het ook om mevrouw [geïntimeerde] gaat. Ik zeg u dat dit komt omdat de contacten steeds met [getuige 3] zijn gelopen. Het is voor mij een vanzelfsprekendheid dat als sprake is van een echtpaar dat één van beide echtelieden steeds het woord voert.
(…)”
2.5
[getuige 1] heeft onder meer verklaard:
“(…)
Ik ken [appellant] van het voetballen. We komen geregeld over en weer bij elkaar over de vloer. Ergens in september/oktober was ik bij [appellant] op de koffie en toevallig zouden er die avond twee mensen langkomen om te praten over het huren van de woning van [appellant]. Ik wist dit niet van tevoren. De mogelijke huurders zijn gekomen. Ik zat in de ene hoek van de kamer en de huurders en [appellant] en zijn echtgenote zaten in de andere hoek van de kamer. Ik ben niet bij de bezichtiging geweest. Ik ben steeds in de woonkamer gebleven. Het enige wat ik me verder nog kan herinneren is dat ze eruit waren en dat we dat na afloop gevierd hebben met een borrel. [getuige 3] en [geïntimeerde] waren toen al weg. Ik kan me niet herinneren dat [getuige 3] en/of [geïntimeerde] zich aan mij hebben voorgesteld. Behalve dat ze eruit waren, heb ik niets meegekregen van de onderhandelingen of het gesprek tussen de aanwezigen. Later heb ik van [appellant] nog wel gehoord dat het moeizaam liep en dat de afspraken niet werden nagekomen, maar ik heb zelf geen contact meer gehad met [getuige 3] en/of [geïntimeerde].
(…)”
2.6
[getuige 2] heeft onder meer verklaard:
“(…)
Ergens in het najaar van 2008 zijn dhr. [getuige 3] en mw. [geïntimeerde] langsgekomen bij dhr. [appellant] voor de woning. Ik weet de datum niet meer precies, daarvoor is het te lang geleden. Ik was daarbij aanwezig. Dhr. [getuige 1] was ook bij het gesprek aanwezig. Dit was toevallig. Dhr. [getuige 1] is een huisvriend en hij komt soms zomaar binnenvallen. Dhr. [getuige 1] heeft niet deelgenomen aan het gesprek, hij zat aan de keukentafel. Ik heb aan mw. [geïntimeerde] expliciet gevraagd of zij bezwaar had tegen de aanwezigheid van dhr. [getuige 1]. Zij gaf aan dat dit geen probleem was. Ik heb dit niet aan dhr. [getuige 3] gevraagd. Ik nam aan dat mw. [geïntimeerde] voor beiden sprak. Het gesprek was in de namiddag. Het gesprek verliep positief, we zijn eruit gekomen. Ze zouden gaan huren. Toen ze er waren, hebben we ze eerst door het huis rondgeleid. Alleen mw. [geïntimeerde] voerde het woord. En het ging erover of de spullen in de woning konden blijven of niet. Mw. [geïntimeerde] gaf aan dat alle spullen weg konden. Mw. [geïntimeerde] vond de prijs te hoog en mijn man heeft vervolgens de prijs naar beneden bijgesteld. Er is afgesproken dat het zou gaan om een half jaar huur met de mogelijkheid van verlenging met nog een half jaar. Wel is daarbij afgesproken dat de woning in de verkoop zou blijven en dat de huurders ook toegang zouden bieden in geval van een bezichtiging van een mogelijke koper. Zoals gezegd dhr. [getuige 3] heeft verder niets gezegd die namiddag. De telefoongesprekken verliepen altijd via dhr. [getuige 3]. In het gesprek dat wij hadden deed mw. [geïntimeerde] het woord, zoals zij altijd doet. Ik weet dit omdat dhr. [getuige 3] en mw. [geïntimeerde] later nog een keer zijn gekomen om de maten te meten van de woning. Ik was daarbij aanwezig, en toen voerde mw. [geïntimeerde] weer het woord. Het contract is getekend door dhr. [getuige 3] na het meten van de maten.
Enige tijd later heb ik mw. [geïntimeerde] nog wel een keer gezien. Dit was vanuit de auto. Mijn vriend en ik zijn toen naar [plaats] gereden zodat mijn vriend de sleutel van de woning kon afgeven. Mw. [geïntimeerde] deed de voordeur open en mijn vriend is toen naar binnen gegaan. Ik ben in de auto blijven zitten. Ik heb wel nog gezien dat de sleutel aan mw. [geïntimeerde] werd overhandigd bij de voordeur.
Ik herinner mij dat enige tijd nadat de sleutel bezorgd is dhr. [getuige 3] naar mijn woning in [plaats] is gekomen om de door hem getekende huurovereenkomst te overhandigen aan mijn vriend die op dat moment bij mij in de woning was. Ik meen mij te herinneren dat dit de volgorde was waarop de dingen volgtijdelijk zijn gelopen. Ik kan mij dit nog zo herinneren omdat dhr. [getuige 3] gehavend bij ons aankwam, hij had beduidend plekken op zijn hoofd. Ik heb mij nog bezig gehouden met de verzorging van zijn wonden. Mw. [geïntimeerde] had nog niet getekend omdat zij nog een kopie van een paspoort of rijbewijs en een kopie loonstrook moest overhandigen. Dit zou op een later moment gebeuren. De kopie van het paspoort en van de loonstrook zijn later per email door ons ontvangen. Wij vonden het wel vreemd dat mevrouw nog niet had getekend. Wij hebben hier wel vragen over gesteld. Dhr. [getuige 3] is goed in het ontwijken van vragen en daardoor is dhr. [appellant] daarom denk ik ook de bietenbrug opgegaan. Dhr. [getuige 3] zei dat het wel goed zou komen met het tekenen van de huurovereenkomst door mw. [geïntimeerde]. Dit bleek niet het geval maar we hadden er nog wel vertrouwen in omdat na het bezoek in [plaats] wij dus nog wel de kopie loonstrook en de kopie van het paspoort hadden ontvangen via de mail.
Ik heb van dhr. [appellant] gehoord dat hij later nog wel naar de woning is geweest met het huurcontract om door mw. [geïntimeerde] te laten tekenen. Zij zouden toen in de woning bezig zijn maar ze bleken niet aanwezig.
(…)”
2.7
[geïntimeerde] heeft onder meer verklaard:
“(…)
Wij zochten woonruimte. Mijn schoonzus wist daarvan. Zij werkt bij de politie in [plaats]. Op intranet had zij de woonruimte zien staan van dhr. [appellant]. Daarop stond dat de woning te huur was. Toen heeft mijn schoonzus het eerste contact met dhr. [appellant] gelegd, en daarna heeft mijn man het overgenomen. Hoe dat precies gegaan is, weet ik niet meer, maar er zullen wel emailadressen of telefoonnummers zijn uitgewisseld. Mijn man heeft toen een telefonische afspraak gemaakt om te gaan kijken en daarna zijn we daarnaartoe gegaan. Ik was niet aanwezig bij het maken van die afspraak. Ik weet niet meer wanneer de afspraak was, ik heb dat ook niet opgezocht. We zijn aangekomen bij dhr. [appellant] thuis. Eerst hebben wij op de bank gezeten en over wat koetjes en kalfjes gesproken en vervolgens zijn we door de woning gelopen. In de woning waren op dat moment aanwezig mijn man en ik en dhr. [appellant] en zijn vriendin, [getuige 2]. Verder was er niemand aanwezig in de woning. Tijdens de rondleiding is besproken of er spullen moesten blijven staan, dit was niet het geval. Verder zijn we naar de schuur wezen kijken. Er is ook nog gesproken over de huurprijs. Dhr. [appellant] noemde een bedrag. Ik vond dat te hoog, dat heb ik gezegd. Verder heb ik niets gezegd, ik ben geen onderhandelaar. Mijn man doet de onderhandelingen. Er is later nog wel een lagere prijs genoemd. Die kwam mij wel redelijk over. Ik kan me niet voorstellen dat toen is gezegd dat wij zouden gaan huren tegen die prijs, want we hadden nog een aantal andere opties. Bij het afscheid nemen hebben wij elkaar de hand gegeven en zijn we weggegaan. Ik weet niet of we op die avond hebben afgesproken hoe het vervolg zou zijn. We zouden het nog laten weten, dat denk ik dat het zo was. Er was een ander huurhuis in [plaats] ook nog mogelijk voor ons. We hadden op vrij korte termijn een andere woning nodig. Ik heb het steeds over ‘wij’, mijn man en ik. Wij woonden samen en wonen nog steeds samen en wilden dus ook bij elkaar blijven. Later is mijn man nog in de woning geweest om maten te meten. Ik was daarbij niet aanwezig, althans ik kan mij daarvan niets meer herinneren. Uiteindelijk hebben mijn man en ik besloten niet naar de woning van dhr. [appellant] in [plaats] te gaan. Wij vonden dat wel heel vervelend voor dhr. [appellant] en toen hebben wij aangeboden om voor hem een andere huurder te zoeken. Hij was al begonnen om het huis leeg te halen, ik neem aan dat dat was voor ons. Wij hebben ook daadwerkelijk geprobeerd om iemand te vinden voor dhr. [appellant]. Wij beschouwden dat als een morele verplichting.
Dhr. [appellant] heeft de huissleutel bij ons thuis in [plaats] gebracht. Ik kan mij niet herinneren dat ik open heb gedaan. Volgens mij was mijn man dat, en heeft mijn man de sleutel in ontvangst genomen. Dhr. [appellant] is toen ook nog binnen geweest. Ik weet niet meer of daar iets besproken is.
Mijn man heeft een kopie van mijn loonstrookje en mijn paspoort gestuurd aan [appellant]. Ik heb die aan mijn man beschikbaar gesteld. Mijn man heeft de huurovereenkomst getekend met [appellant]. Wij hadden op dat moment nog geen andere woning. Ik weet niet meer waarom ik op dat moment nog niet getekend heb. Later heb ik niet meer getekend omdat wij een andere woning hadden.
De raadsheer-commissaris vraagt mij of ik aanvankelijk wel van plan ben geweest om de overeenkomst te tekenen. Ja ik denk dat er wel even de intentie is geweest, maar toen wij een andere woning hadden, heb ik uiteraard niet meer getekend. Wij hebben afgezien van deze woning.
Mijn man heeft steeds de contacten gehad en hij heeft ook laten weten dat wij niet in de woning zouden gaan.
Ik heb nooit kenbaar gemaakt aan dhr. [appellant] dat ik de overeenkomst zou tekenen.
Ik weet niet of dhr. [appellant] later nog naar de woning is geweest om mij te laten tekenen. Ik herinner mij niet dat daar een afspraak voor is gemaakt. Ik ben helemaal niet meer in de woning geweest.”
2.8
[getuige 3] heeft onder meer verklaard:
“(…)
Mijn zus werkte en werkt bij de politie. Zij wist dat wij op zoek waren naar een woning. Zij zag op intranet van de politie dat dhr. [appellant] een woning te huur aanbood. Dat heeft zij aan mij meegedeeld. Volgens mij is dit via mijn vrouw gegaan, maar dat weet ik niet meer zeker. Ik heb het contact gelegd. Dit is telefonisch in eerste instantie gegaan. Ik het gesprek met [appellant] heb ik aangegeven dat wij vervangende woonruimte nodig hebben en dat wij graag een bezichtiging willen. Daarna hebben wij een afspraak gemaakt. Ik weet de datum van de afspraak niet meer. Volgens mij was de afspraak ’s avonds, het was nog wel licht. Ik belde vanuit ons huis toen de afspraak met dhr. [appellant] voor een bezichtiging werd gemaakt. Mijn vrouw was op dat moment niet aanwezig toen de afspraak werd gemaakt, denk ik. Ik heb de afspraak overdag gemaakt, en toen moest mijn vrouw werken.
Bij de afspraak waren mijn vrouw en ik aanwezig en dhr. [appellant] en zijn vriendin. Ik weet niet of dit [getuige 2] was, maar daar ga ik wel van uit. Ik heb haar niet herkend. Verder was er pertinent niemand aanwezig in de woning van [appellant]. We hebben kennis gemaakt en kort gevraagd hoe het was en vervolgens zijn we vrij snel aan de bezichtiging begonnen. Er waren nog spulletjes van de kinderen van dhr. [appellant] in de woning. Die zouden als het nodig was snel worden weggehaald. Er is niet over de prijs gesproken. Er is niet echt over de duur van de huur gesproken. Er is wel gezegd dat als we in de woning zouden willen, we daar vrij snel in terecht zouden willen. We zijn na afloop van de bezichtiging goed uit elkaar gegaan. We zouden nog laten weten wat we zouden doen, we hadden nog meer opties. Ik weet niet of we aan dhr. [appellant] hebben gezegd of we nog meer opties hadden. Ik denk niet dat we dit hebben gezegd. Later heb ik telefonisch contact opgenomen met dhr. [appellant] en de boel afgerond. Ik ben ook nog in de woning geweest om de maten op te nemen. Mw. [geïntimeerde] was daarbij niet aanwezig. Zij is nergens meer bij aanwezig geweest. Met de boel afgerond bedoel ik dat ik heb laten weten dat ik de woning wilde huren voor een jaar en [appellant] wilde de woning ook maar voor een jaar verhuren. Als ik ‘ik’ zeg bedoel ik dat mijn vrouw en ik de woning wilden gaan huren. Mijn vrouw was daar overigens niet bij toen ik dat heb gezegd.
Dhr. [appellant] wilde graag een kopie paspoort van mij en mijn vrouw hebben en ook een loonstrook van mijn vrouw. Hij wilde het gevoel hebben dat wij het konden betalen, dat denk ik. Ik heb de loonstrook en het kopiepaspoort van mijn vrouw van de laptop gehaald. Mijn vrouw wist daar niets van. Ik was in die tijd wat radeloos, ik zat in de executiesfeer wat betreft onze eigen woning. Dit heeft veel impact gehad op ons. Ik heb uiteindelijk de huurovereenkomst getekend. Ik heb daar best lang mee gewacht want ik twijfelde nogal. Mijn vrouw wist niet dat ik had getekend, ik deed alles achter haar rug om in die tijd. Ik had al een andere huurder gevonden. De huurovereenkomst van [appellant] had ik gekopieerd en die heb ik aan die andere huurder voorgelegd en die heeft de huurovereenkomst getekend. Helaas is deze andere huurder verdwenen, ik weet niet waar hij is gebleven. Ik denk dat ik gewacht heb met het tekenen van de huurovereenkomst van [appellant] totdat ik die andere huurder had gevonden. Ik vond het zielig voor [appellant]. Hij had zijn huis leeggemaakt.
[appellant] is bij mij thuis geweest om de sleutel te brengen. Ik heb toen opengedaan en de sleutel in ontvangst genomen. [appellant] is binnen geweest en ik heb hem de computer laten zien om hem te tonen waarmee ik bezig was. Anderhalve dag later heb ik een afspraak gemaakt met [appellant] en toen ben ik in de woning met [appellant] geweest en heb hem laten weten dat het niet doorging. Toen heb ik gezegd dat ik zou proberen om iemand te vinden om in mijn plaats te huren.
Het is allemaal wel lang geleden, mijn geheugen is ook niet meer zo best.
Toen ik [appellant] zei dat ik de woning niet meer wilde huren, was hij daarmee niet blij. Ik weet niet of er verder nog wat is gezegd. Ik ging echt serieus zoeken voor iemand anders.
Ik heb de huurovereenkomst getekend en daarna heb ik die naar [plaats] gebracht. Daar was [appellant] bij zijn vriendin. Ik weet niet of dat zijn vriendin was, dat denk ik. Ik heb de overeenkomst afgegeven en ben weer gegaan. Ik ben niet eens binnen geweest.
Ik herinner mij niet dat ik een aanrijding heb gehad of dat ik wonden had.
(…)”
2.9
Het hof overweegt als volgt. [geïntimeerde], [appellant] en [getuige 2] hebben verklaard dat [geïntimeerde] ten tijde van de bezichtiging van de woning van [appellant] met [appellant] heeft gesproken over de door hem voorgestelde huurprijs, waarna [appellant] een lagere huurprijs heeft genoemd die volgens de verklaring van [geïntimeerde] wel redelijk op [geïntimeerde] overkwam. Vaststaat dat [getuige 3] na de bezichtiging ten behoeve van het aangaan van een huurovereenkomst aan [appellant] per e-mail van 24 oktober 2008 een kopie van het paspoort en de loonstrook van [geïntimeerde] heeft doen toekomen. Voorts staat vast dat [getuige 3] de zich in het procesdossier bevindende huurovereenkomst met [appellant] heeft getekend. [geïntimeerde] heeft als getuige verklaard dat zij niet meer weet waarom zij de huurovereenkomst toen niet heeft getekend. Volgens haar hadden zij en [getuige 3] op dat moment nog geen andere woning. [geïntimeerde] heeft voorts verklaard dat zij de kopieën van haar paspoort en loonstrook beschikbaar heeft gesteld die door [getuige 3] aan [appellant] zijn gestuurd en dat zij aanvankelijk wel van plan was om de overeenkomst te tekenen. Pas nadat [getuige 3] en [geïntimeerde] een andere woning hadden, is [geïntimeerde] blijkens haar verklaring teruggekomen op haar voornemen om de huurovereenkomst te tekenen.
2.1
Op grond van het voorgaande acht het hof [appellant] geslaagd het aan hem opgedragen bewijs te leveren. Voldoende is komen vast te staan dat [geïntimeerde] medehuurder van [getuige 3] is geworden. Hieraan kan niet afdoen de verklaring van [getuige 3] dat hij zonder medeweten van [geïntimeerde] de kopieën van haar paspoort en loonstrook van de laptop heeft gehaald. In het licht van de verklaring van [geïntimeerde], kan uit de verklaring van [getuige 3] niet worden afgeleid dat deze bescheiden zonder de instemming van [geïntimeerde] aan [appellant] ter beschikking zijn gesteld.

3.De slotsom

3.1
Nu [appellant] in het hem opgedragen bewijs is geslaagd, faalt de eerste grief van [geïntimeerde] tegen het bestreden vonnis van 23 september 2009. In zoverre moet het verzet van [appellant] tegen het verstekarrest van 28 oktober 2014 gegrond worden verklaard en zal het verstekarrest voor wat betreft hetgeen onder 3.3 en 3.9 is overwogen, alsmede voor wat betreft de in het verstekarrest vermelde beslissingen onder 4.2, 4.9 en 4.10, worden vernietigd. De vorderingen tegen [geïntimeerde] zullen, voor zover de te betalen bedragen nog niet zijn voldaan, overeenkomstig de veroordeling van [getuige 3] in het verstekarrest alsnog worden toegewezen, omdat – zoals volgt uit het tussenarrest van 19 mei 2015 onder 3.11 – de tweede, resterende, grief van [geïntimeerde] dat de boete gesteld op de te late betaling van de huurpenningen voor de maanden mei 2009 tot en met juni 2009 ten onrechte niet is gematigd, slaagt.
3.2
De vordering van [appellant] tot veroordeling van [geïntimeerde] tot terugbetaling van de door [appellant] op grond van het verstekarrest van 28 oktober 2014 verrichte betalingen aan [geïntimeerde] is toewijsbaar, met bepaling dat deze terugbetalingsverplichting van [geïntimeerde] is beperkt tot hetgeen zij op grond van dit arrest aan [appellant] dient te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag van terugbetaling.
3.3
Het hof zal [geïntimeerde] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van de verzetprocedure in hoger beroep, aan de zijde van [appellant] te begroten op nihil voor verschotten en op € 2.235,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief (2,5 punten tarief II à € 894,- per punt: één punt voor de als memorie van antwoord aan te merken verzetdagvaarding, één punt voor het getuigenverhoor aan de zijde van [appellant] en een half punt voor de voortzetting van het getuigenverhoor aan de zijde van [appellant] en het getuigenverhoor aan de zijde van [geïntimeerde] gezamenlijk). Voor de akte van [appellant] van 16 juni 2015 berekent het hof niets, omdat het een akte zonder bijzondere inhoud betreft. De kosten van het verstek (derhalve de betekeningskosten van de verzetdagvaarding) dienen voor rekening van [appellant] te blijven.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in verzet in hoger beroep:
verklaart het verzet gegrond en vernietigt met betrekking tot [geïntimeerde] het verstekarrest van 28 oktober 2014 voor wat betreft hetgeen onder 3.3 en 3.9 is overwogen, alsmede voor wat betreft de in het verstekarrest vermelde beslissingen onder 4.2, 4.9 en 4.10;
bekrachtigt het verstekarrest voor het overige;
veroordeelt [geïntimeerde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting, voor zover de volgende bedragen nog niet zijn voldaan, aan [appellant] te betalen:
een bedrag van € 6.000,-, zijnde de huurpenningen over de periode november 2008 tot en met april 2009;
een bedrag van € 2.000,-, zijnde de waarborgsom;
een bedrag van € 449,62, zijnde belastingen en heffingen e.d.;
een bedrag van € 1.500,-, zijnde de verschuldigde boete;
een bedrag van € 600,-, zijnde buitengerechtelijke kosten;
een bedrag van € 79,20, zijnde de reeds berekende rente;
in totaal een bedrag van
€ 10.628,82, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over € 6.000,- vanaf 6 april 2009 tot aan de dag van de volledige betaling;
veroordeelt [geïntimeerde] om aan [appellant] te betalen, voor zover de huurpenningen voor de maanden mei 2009 tot en met juni 2009 nog niet zijn voldaan, een bedrag van € 1.000,- aan huur per maand te rekenen vanaf de vervaldata en voor iedere maand dat de huurpenningen niet zijn voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over een bedrag van € 1.000,- gerekend vanaf de vervaldata tot aan de dag van de volledige betaling;
veroordeelt [geïntimeerde] om aan [appellant] te betalen, voor zover de belastingen en heffingen e.d. voor de maanden mei 2009 tot en met juni 2009 nog niet zijn voldaan, een bedrag van € 75,87 aan belastingen en heffingen e.d. per maand te rekenen vanaf de vervaldata en voor iedere maand dat niet aan deze betalingsverplichting is voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over een bedrag van € 75,87 gerekend vanaf de vervaldata tot aan de dag van de volledige betaling;
veroordeelt [geïntimeerde] om aan [appellant] te betalen, voor zover de huurpenningen voor de maanden mei 2009 tot en met juni 2009 niet op de vervaldata zijn voldaan, een bedrag van € 250,- voor iedere termijn die niet tijdig is betaald, met een maximum van € 500,-;
veroordeelt [geïntimeerde] in de proceskosten in eerste aanleg, tot deze uitspraak aan de kant van [appellant] begroot op € 85,98 aan dagvaardingskosten, € 208,- aan vastrecht en € 600,- aan salaris voor de gemachtigde, voor zover deze bedragen nog niet zijn voldaan;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van de verzetprocedure in hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellant] vastgesteld op nihil voor verschotten en op € 2.235,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
veroordeelt [geïntimeerde] tot terugbetaling van de door [appellant] op grond van het verstekarrest van dit hof van 28 oktober 2014 verrichte betalingen, met bepaling dat deze terugbetalingsverplichting van [geïntimeerde] is beperkt tot hetgeen zij op grond van dit arrest aan [appellant] dient te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag van terugbetaling;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.L. Valk, S.B. Boorsma en P.E. de Kort en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 24 november 2015.