ECLI:NL:GHARL:2015:8768

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 november 2015
Publicatiedatum
20 november 2015
Zaaknummer
P15/0303
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beoordeling van de noodzaak van voortzetting van de ISD-maatregel voor een illegaal verblijvende stelselmatige dader

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 21 juli 2015, die de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel voor de veroordeelde heeft bevestigd. De raadsman van de veroordeelde heeft verzocht om beëindiging van de ISD-maatregel, onder verwijzing naar een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 4 september 2015. Hij stelde dat de oplegging van de ISD-maatregel aan een illegaal verblijvende stelselmatige dader niet passend is, omdat er geen mogelijkheid is voor begeleiding en een gecontroleerde terugkeer in de samenleving. Het hof heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de procedure gericht is op een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de maatregel.

Het hof heeft de argumenten van de veroordeelde en zijn raadsman gehoord, waarbij werd gesteld dat de ISD-maatregel niet meer zou moeten gelden, gezien de status van de veroordeelde als ongewenst vreemdeling. De raadsman betoogde dat de voortzetting van de maatregel niet bijdraagt aan de terugkeer naar het land van herkomst en dat de veroordeelde zich goed gedraagt binnen de inrichting. Het openbaar ministerie heeft echter geconcludeerd dat opheffing van de maatregel zou kunnen leiden tot recidive en overlast, gezien het verleden van de veroordeelde met alcoholgebruik.

Na zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, heeft het hof geoordeeld dat de rechtbank op goede gronden heeft beslist en dat de doelstelling van de ISD-maatregel niet zonder meer onhaalbaar is. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd, met inachtneming van de eerder genoemde gronden. De uitspraak is openbaar gedaan en de raden waren buiten staat om deze beslissing mede te ondertekenen.

Uitspraak

ISD P15/0303
Beslissing d.d. 5 november 2015
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[veroordeelde],
geboren te ( [geboorteland] ) op [1961] ,
verblijvende in [P.I. verblijfplaats] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 21 juli 2015, inhoudende dat voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders vereist is.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de veroordeelde van 3 augustus 2015;
- de aanvullende informatie van [P.I. verblijfplaats] van
7 oktober 2015.
Het hof heeft ter zitting van 15 oktober 2015 gehoord, met bijstand van een tolk in de Franse taal, de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.A. Dorsman, advocaat te Rotterdam, en de advocaat-generaal mr. M.J.M. van der Mark. Voorts is als deskundige gehoord de [deskundige] , werkzaam als senior casemanager ISD bij [P.I. verblijfplaats] .

Overwegingen

Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsman
De veroordeelde en zijn raadsman hebben verzocht de ISD-maatregel te beëindigen. Onder verwijzing naar het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 4 september 2015 (ECLI:NL:RBROT: 2015:6432) heeft de raadsman gesteld dat oplegging van de ISD-maatregel aan een illegaal in Nederland verblijvende stelselmatige dader niet passend is, omdat van begeleiding en een gecontroleerde en geleidelijke terugkeer van zo’n verdachte in de samenleving geen sprake kan zijn. Gelet op deze beslissing zou de ISD-maatregel nu niet meer zijn opgelegd aan de veroordeelde. De veroordeelde is een ongewenst vreemdeling. Hierdoor behoort een regulier resocialisatietraject, met een extramurale fase, niet tot de mogelijkheden. De ISD-maatregel is er niet om problemen in het vreemdelingenrecht op te lossen. Voortzetting van de maatregel draagt ook niet bij aan de terugkeer van de veroordeelde naar het land van herkomst. De veroordeelde heeft meerdere pogingen gedaan om te bewerkstelligen dat hem door de Algerijnse autoriteiten een ‘laissez-passer’ kan worden afgegeven, maar tevergeefs. Hij wil graag een begeleide terugkeer naar Algerije.
De veroordeelde en zijn raadsman stellen zich op het standpunt dat opheffing van de maatregel niet zal leiden tot ernstige onveiligheid, overlast en verloedering van het publieke domein. De terbeschikkinggestelde gebruikt geen alcohol meer en gedraagt zich prima binnen de inrichting. De strafbare feiten die tot oplegging van de ISD-maatregel hebben geleid, rechtvaardigen evenmin de voortzetting van de maatregel.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Onder verwijzing naar de (aanvullende) informatie van de penitentiaire inrichting en het verhandelde ter zitting van het hof heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank. Weliswaar is de veroordeelde in de inrichting abstinent van alcohol, maar buiten zou hij weer alcohol kunnen gaan gebruiken, hetgeen een belangrijke rol speelt in zijn delictgedrag. Opheffing van de maatregel zal naar verwachting leiden tot recidive en overlast.
Het oordeel van het hof
Het vonnis van de rechtbank waarnaar de raadsman heeft verwezen, ziet op het al dan niet opleggen van de ISD-maatregel. Het hof overweegt dat het in de onderhavige procedure gaat om een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel. Niet gezegd kan worden dat, ondanks dat een regulier resocialisatietraject in het geval van een ongewenst verklaring als vreemdeling niet mogelijk is, de doelstelling van de ISD-maatregel zonder meer niet (langer) haalbaar is en daarom een verdere tenuitvoerlegging van de maatregel zinloos is.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal de beslissing, waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd.

Beslissing

Het hof
bevestigtde beslissing van de rechtbank Den Haag van 21 juli 2015 met betrekking tot de veroordeelde
[veroordeelde] .
Aldus gedaan door
mr. Y.A.J.M. van Kuijck als voorzitter,
mr. G. Mintjes en mr. P. van Dijken als raadsheren,
en dr. W. van Kordelaar en dr. W.J. Canton als raden,
in tegenwoordigheid van mr. J.P. Fuchs-van Dis als griffier,
en op 5 november 2015 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.