In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte was aangeklaagd voor ontucht met zijn stiefdochters, maar het hof heeft de verdachte vrijgesproken van dit tenlastegelegde feit. De vrijspraak is gebaseerd op het gebrek aan wettig bewijs, aangezien de verklaringen van de aangeefsters niet voldoende steun vonden in andere onafhankelijke bewijsmiddelen. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de aangeefsters onvoldoende onderscheidend en gedetailleerd waren om als schakelbewijs te dienen. De verdachte had ontkend en het hof vond de verklaringen van de getuigen te herleiden tot dezelfde bron, wat de betrouwbaarheid van de aangiftes in twijfel trok.
Het hof heeft echter wel geoordeeld dat de verdachte schuldig is aan schennis van de eerbaarheid, gepleegd op een niet openbare plaats, waarbij de stiefdochters huns ondanks aanwezig waren. Dit feit werd bewezen verklaard op basis van wettige bewijsmiddelen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het tonen van zijn geslachtsdeel en het hebben van gemeenschap met de moeder van de slachtoffers in aanwezigheid van de stiefdochters. Het hof heeft de strafmaat in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, passend was. De schadevergoedingsmaatregel werd afgewezen, omdat de gevorderde schade voornamelijk verband hield met de vrijgesproken ontucht. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 dagen, met inachtneming van het voorarrest.