Uitspraak
[appellant],
het pensioenfonds,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
a) uw uitkering levenslang en tijdelijk ouderdomspensioen vanuit de pensioenregeling [werkgever],
a) uitkering van het [werkgever] pensioenfonds per jaar € 70.554,52 Per maand € 5.879,54
- Deel AOW-compensatie € 15.242,48
- Deel premieheffingscompensatie € 5.210,60
- levenslang ouderdomspensioen [werkgever] € 50.101,44
- Tijdelijk pensioen [werkgever] excl premieheffingscomp € 15.242,48
- Wettelijke uitkering UWV: 12 maal € 2.259,61 € 27.115,32
4.Het geschil en de beoordeling in eerste aanleg
5.De beoordeling in hoger beroep
7 februari 2012.
art. 3:35 BW niet op kan gaan.
€ 98.676,39 waarvan [appellant] 80% toekomt tot zijn 65ste, ofwel € 78.941,11 bruto aan pensioen en uitkering samen. Gelet op de hoogte van zijn WAO/WIA-uitkering (kennelijk
€ 27.115,32 bruto per jaar)kon [appellant] daarom niet gerechtvaardigd vertrouwen op de juistheid van het toegezegde bedrag van € 70.554,54 bruto aan alleen pensioen.