5.2Terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege
Het hof onderschrijft de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de strafbaarheid van de verdachte. Omwille van de leesbaarheid van dit arrest, worden deze overwegingen hier overgenomen.
De rechtbank heeft kennis genomen van een psychiatrisch rapport d.d. 23 mei 2013, opgemaakt door dr. T.W.D.P. van Os, psychiater/psychoanalyticus.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie – zakelijk weergegeven – :
Er is bij onderzochte sprake van een ziekelijke stoornis der geestvermogens, te weten een autisme spectrum stoornis (PDD-NOS), gezien de kwalitatieve beperkingen in de sociale interacties, zoals blijkt uit zijn non-verbaal gedrag, afwezigheid van sociale en emotionele wederkerigheid en wederkerige communicatie. Daarnaast is er sprake van cannabismisbruik c.q. afhankelijkheid en alcoholmisbruik. Daarnaast is er sprake van antisociale trekken in de persoonlijkheid. Gezien de chronisch aanwezige psychiatrische problematiek is het waarschijnlijker dat er wel een doorwerking heeft plaatsgevonden in het hem ten laste gelegde. Onderzoeker adviseert dat deze doorwerking minimaal tot een licht verminderde toerekeningsvatbaarheid kon leiden.
De rechtbank heeft daarnaast kennis genomen van een psychologisch rapport d.d. 24 mei 2013, opgemaakt door drs. A. de Jong, gz-psycholoog.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie – zakelijk weergegeven – :
Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis, te weten PDD-NOS in combinatie met cannabisafhankelijkheid en mogelijk misbruik van alcohol en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van antisociale trekken in de persoonlijkheid. Er is met grote zekerheid te stellen dat de ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens een doorwerking moet hebben gehad op het tenlastegelegde. Geadviseerd wordt dat deze doorwerking minimaal tot een licht verminderde toerekeningsvatbaarheid kon leiden.
Aanvullend op bovenstaande overweging van de rechtbank constateert het hof dat de deskundige De Jong ten aanzien van de risicofactoren die een kans op een
agressiefdelict verhogen, overweegt dat deze aanwezig zijn. De deskundige stelt hieromtrent het volgende:
Er is sprake van een justitiële en hulpverleningsgeschiedenis en een stagnerende school en arbeid carrière. Er is sprake van middelengebruik, psychiatrische en persoonlijkheidsproblematiek. Onderzochte toont geen inzicht in zijn problematiek. Er is onvoldoende impulscontrole, en wantrouwen steekt gemakkelijk de kop op. Het empathisch en reflectief vermogen is weinig ontwikkeld. Onderzochte heeft een beperkt copingarsenaal om zich zelfstandig te handhaven. Het lijkt erop dat het familienetwerk de problematiek van onderzochte onvoldoende onderkent. Indien het hem ten laste gelegde wordt bewezen dan is het waarschijnlijk dat zijn ziekelijke stoornis een rol heeft gespeeld, en een risicofactor is.
Beide deskundigen geven geen advies over de beste wijze van behandelen, omdat verdachte ontkennend is. Wel heeft de deskundige Van Os gerapporteerd dat bij verdachte sprake is van stagnatie in zijn leven, dat het onwaarschijnlijk is dat hij zijn leven zelfstandig gaat oppakken zodat de prognose zonder enige vorm van behandeling ongunstig is. In een verslag d.d. 3 juni 2013, waarin hij aanvullende vragen heeft beantwoord, heeft Van Os aangegeven dat, indien een behandeling wordt gezocht, hij zou adviseren tot een klinische opname. Daarbij zou geïnvesteerd moeten worden in het opbouwen van een hulpverlenersnetwerk, zou er toegewerkt moeten worden naar een adequate woonsituatie, dient onderzochte te worden gemotiveerd tot het volledig stoppen met cannabis, aangezien cannabisgebruik een risicofactor is tot het ontwikkelen van schizofrenie en dient onderzochte te worden begeleid in zijn keuzes in het verder opbouwen van zijn leven.
Het voorgaande brengt het hof tot de volgende conclusies.
Verdachte heeft een zeer ernstig geweldsmisdrijf begaan, waarbij het stoffelijk overschot met een ontbloot onderlijf is aangetroffen. Gebleken is dat bij verdachte ten tijde van het plegen van het bewezen verklaarde feit sprake was van een ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, terwijl het door hem gepleegde feit, zoals bewezen verklaard, een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld, zoals omschreven in artikel 37a Sr.
Gelet hierop en voorts in aanmerking genomen dat het hof de kans op herhaling zonder adequate behandeling, gelet op de aanwezige risicofactoren op een nieuw agressief delict groot acht, is het hof – met de advocaat-generaal – van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen als bedoeld in artikel 37a Sr, de maatregel van terbeschikkingstelling eist. Een terbeschikkingstelling met voorwaarden komt gelet op de op te leggen gevangenisstraf niet meer in aanmerking. Ditzelfde geldt voor een ambulante behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden. Ten slotte heeft het hof – anders dan de rechtbank – onvoldoende vertrouwen dat verdachte in het kader van de detentiefasering afdoende kan worden behandeld. Die veiligheid van anderen eist tevens dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd, welke maatregel aan verdachte zal worden opgelegd.
Het hof legt terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege op ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van een persoon, dus een geweldsmisdrijf. Hieruit volgt dat sprake is van een zogenaamde niet-gemaximeerde terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.