ECLI:NL:GHARL:2015:8517

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 november 2015
Publicatiedatum
11 november 2015
Zaaknummer
WAHV 200.160.944
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Witt
  • A. Samplonius
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid van beroep tegen beslissing kantonrechter WAHV

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 27 november 2014 het beroep van de betrokkene ongegrond heeft verklaard. De betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing, maar is niet ter zitting verschenen. De advocaat-generaal, mr. M.E. Joha, heeft een verweerschrift ingediend en de betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op zijn beroep. Tijdens de zitting op 28 oktober 2015 heeft de advocaat-generaal het standpunt ingenomen dat de kantonrechter het beroep ten onrechte niet niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat de betrokkene niet binnen de gestelde termijn zekerheid heeft gesteld. De betrokkene was op de hoogte gesteld van zijn verplichting om zekerheid te stellen voor het bedrag van de sanctie en de administratiekosten, maar heeft dit pas na de gestelde termijn gedaan. Het hof heeft besloten het onderzoek te heropenen en de betrokkene in de gelegenheid te stellen te reageren op het standpunt van het openbaar ministerie. De betrokkene moet binnen vier weken na het arrest zijn reactie schriftelijk indienen, waarna de advocaat-generaal de gelegenheid krijgt om hierop te reageren. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan totdat de betrokkene zijn standpunt heeft kenbaar gemaakt.

Uitspraak

WAHV 200.160.944
11 november 2015
CJIB 173907040
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 27 november 2014
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
Bij het beroepschrift is verzocht om een behandeling ter zitting.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld ter zitting van 28 oktober 2015. De betrokkene is niet verschenen. Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen mr. M.E. Joha.

Beoordeling

1. De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene op inhoudelijke gronden ongegrond verklaard.
2. De vertegenwoordiger van de advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat de beslissing van de kantonrechter geen stand kan houden, omdat de kantonrechter het beroep van de betrokkene ten onrechte niet niet-ontvankelijk heeft verklaard op de grond dat de betrokkene niet binnen de gestelde termijn heeft voldaan aan de verplichting tot zekerheidstelling. Daartoe is het volgende naar voren gebracht.
De betrokkene is bij schrijven van de officier van justitie d.d. 30 december 2013 gewezen op de verplichting op grond van artikel 11, derde lid, van de WAHV zekerheid te stellen voor het bedrag van de sanctie en de administratiekosten. Omdat van de betrokkene niet binnen de daarbij gestelde termijn een betaling was ontvangen, is hij bij schrijven d.d. 16 januari 2014 in de gelegenheid gesteld om binnen de termijn van twee weken na de dag van verzending van de mededeling alsnog aan deze verplichting te voldoen. Hieruit volgt dat het bedrag van de zekerheidstelling uiterlijk op 30 januari 2014 had dienen te zijn ontvangen. Uit het zaakoverzicht van het CJIB blijkt dat het bedrag van de zekerheidstelling pas op 3 februari 2014, derhalve na afloop van de gestelde termijn, is ontvangen.
3. Nu de betrokkene niet ter zitting is verschenen en het standpunt van de gemachtigde van de advocaat-generaal niet eerder in de procedure naar voren is gekomen, dient de betrokkene in de gelegenheid te worden gesteld te reageren op het ter zitting ingenomen standpunt van het openbaar ministerie. Derhalve zal het hof de behandeling van de zaak aanhouden en de betrokkene in de gelegenheid stellen om binnen vier weken na dit arrest zijn reactie schriftelijk kenbaar te maken aan het hof. Daarna zal de advocaat-generaal in de gelegenheid worden gesteld op het standpunt van de betrokkene te reageren. De betrokkene dient in zijn standpunt voorts aan te geven of hij opnieuw een zitting wenst. In dat laatste geval zal hij worden opgeroepen tegen de datum en het tijdstip waarop met de behandeling zal worden voortgegaan. Ingeval geen zitting wordt verlangd zal de zaak schriftelijk worden afgedaan.
4. Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

Beslissing

Het gerechtshof:
heropent het onderzoek;
stelt de betrokkene in de gelegenheid om binnen vier weken na dagtekening van dit arrest te reageren op het standpunt van het openbaar ministerie;
houdt iedere verder beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Samplonius als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.