ECLI:NL:GHARL:2015:8512

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 november 2015
Publicatiedatum
10 november 2015
Zaaknummer
200.173.647/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van instantie wegens te late betaling griffierecht en afwijzing hardheidsclausule

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de niet tijdige betaling van het griffierecht door de appellante, een B.V. gevestigd te [A]. De appellante had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de curatoren, beiden in hoedanigheid van curator in het faillissement van [B] B.V., als eisers optraden. De appellante had het griffierecht van € 1.937,- niet tijdig voldaan, wat leidde tot een verzoek van de curatoren om ontslag van instantie.

De appellante voerde aan dat haar groep in financieel zwaar weer verkeerde en dat zij door beslagen en faillissementsrekesten in een moeilijke positie was geraakt. Ondanks deze stellingen oordeelde het hof dat de appellante onvoldoende had aangetoond dat zij niet in staat was om het griffierecht tijdig te voldoen. De enkele stelling van financiële moeilijkheden was niet voldoende om de toepassing van de hardheidsclausule te rechtvaardigen.

Het hof overwoog dat, zelfs als er sprake zou zijn van betalingsonmacht, dit niet automatisch zou leiden tot toepassing van de hardheidsclausule. De appellante had geen bijkomende omstandigheden aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat de toepassing van de wet in haar geval tot een onbillijke situatie zou leiden. Daarom werd de aanvraag tot toepassing van de hardheidsclausule afgewezen.

Uiteindelijk heeft het hof de curatoren van de instantie ontslagen en de appellante veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, vastgesteld op € 447,00 aan geliquideerd salaris voor de advocaat en € 311,- aan verschotten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.173.647/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/19/102763 / HA ZA 14-3)
arrest van 10 november 2015 in de zaak van
[de appellante] B.V.,
gevestigd te [A] ,
appellante,
hierna:
[de appellante],
in eerste aanleg: gedaagde,
advocaat: mr. J.T. Schlepers, kantoorhoudend te Stadskanaal,
tegen
[de curatoren] , beiden in hoedanigheid van curator in het faillissement van [B] B.V. tevens h.o.d.n. [C],
kantoorhoudend te [D] respectievelijk [E] ,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: eisers,
hierna:
de curatoren,
advocaat: mr. M.W. van Ochten, kantoorhoudend te Nijmegen.

1.Het geding in eerste instantie

1.1
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis van 13 mei 2015 van de rechtbank Noord-Nederland, afdeling privaatrecht, locatie Assen (hierna: de rechtbank).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij exploot van 13 juli 2015 is door [de appellante] hoger beroep ingesteld van voormeld vonnis met dagvaarding van de curatoren tegen de zitting van 28 juli 2015. De conclusie van de appeldagvaarding strekt tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van de curatoren, met veroordeling van de curatoren in de kosten van beide instanties, uitvoerbaar bij voorraad.
2.2
Het door [de appellante] verschuldigde griffierecht van € 1.937,- is niet tijdig - dat wil zeggen: uiterlijk op 15 augustus 2015 - voldaan. [de appellante] heeft het griffierecht voldaan op 15 september 2015.
2.3
Aan [de appellante] is, conform art. 2.3.2 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven (Lpr), gelegenheid gegeven om zich bij akte uit te laten over de toepassing van de in art. 127a lid 3 Rv neergelegde hardheidsclausule. [de appellante] heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
2.4
De curatoren hebben bij akte laten weten geen incidenteel appel in te stellen.
2.5
Op de rol van 22 september 2015 hebben de curatoren arrest gevraagd, te wijzen op het griffiedossier.

3.De beoordeling

3.1
Ingevolge art. 127a lid 2 Rv, in samenhang met art. 353 Rv, ontslaat de rechter de gedaagde van de instantie indien de eisende partij het griffierecht niet tijdig heeft voldaan, met veroordeling van de eisende partij in de kosten. Op grond van art. 127a lid 3 Rv laat de rechter het tweede lid geheel of ten dele buiten toepassing indien hij van oordeel is dat de toepassing van die bepaling, gelet op het belang van één of meer van de partijen bij toegang tot de rechter, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
3.2
[de appellante] heeft gesteld dat de groep waartoe zij behoort in (financieel) zwaar weer is geraakt. De groep is getroffen door beslagen en faillissementsrekesten. Als gevolg van één en ander heeft het voortbestaan van de gehele groep aan een zijden draadje gehangen. Inmiddels is met de grootste crediteuren, waaronder de belastingdienst, een regeling getroffen waardoor liquiditeiten zijn vrijgekomen voor de voldoening van (onder meer) het griffierecht, aldus [de appellante] .
3.3
Het hof overweegt dat niet is komen vast te staan dat [de appellante] zelf buiten staat was om het griffierecht van € 1.937,- uiterlijk op 15 augustus 2015 te voldoen. [de appellante] heeft haar gestelde betalingsonmacht onvoldoende concreet en met stukken onderbouwd. De enkele stelling dat de groep waartoe [de appellante] behoort, in financiële moeilijkheden verkeerde, is daarvoor onvoldoende. Zelfs indien veronderstellenderwijs zou worden uitgegaan van betalingsonmacht bij [de appellante] , dan nog leidt dat niet zonder meer tot een toepassing van de in art. 127a lid 3 neergelegde hardheidsclausule in voor [de appellante] gunstige zin. [de appellante] heeft geen bijkomende omstandigheden gesteld - laat staan onderbouwd - op grond waarvan toepassing van art. 127a lid 2 Rv, gelet op het belang van [de appellante] bij toegang tot de rechter, in haar geval tot een onbillijke situatie zou leiden. Het hof is dan ook van oordeel dat niet is gebleken van omstandigheden die met toepassing van de hardheidsclausule tot het geheel of gedeeltelijk buiten toepassing laten van art. 127a lid 2 Rv aanleiding geven.
3.4
Met toepassing van art. 127a lid 2 Rv zullen de curatoren dan ook van de instantie worden ontslagen en zal [de appellante] worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep (salaris advocaat: ½ punt in tarief II).
De beslissing
Het gerechtshof:
ontslaat de curatoren van de instantie (de procedure in hoger beroep);
veroordeelt [de appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep en stelt die kosten aan de zijde van de curatoren tot aan deze uitspraak vast op € 447,00 aan geliquideerd salaris voor de advocaat en op € 311,- aan verschotten.
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. M.E.L. Fikkers en mr. D.H. de Witte, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 10 november 2015.