Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[de appellante],
de curatoren,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de niet tijdige betaling van het griffierecht door de appellante, een B.V. gevestigd te [A]. De appellante had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de curatoren, beiden in hoedanigheid van curator in het faillissement van [B] B.V., als eisers optraden. De appellante had het griffierecht van € 1.937,- niet tijdig voldaan, wat leidde tot een verzoek van de curatoren om ontslag van instantie.
De appellante voerde aan dat haar groep in financieel zwaar weer verkeerde en dat zij door beslagen en faillissementsrekesten in een moeilijke positie was geraakt. Ondanks deze stellingen oordeelde het hof dat de appellante onvoldoende had aangetoond dat zij niet in staat was om het griffierecht tijdig te voldoen. De enkele stelling van financiële moeilijkheden was niet voldoende om de toepassing van de hardheidsclausule te rechtvaardigen.
Het hof overwoog dat, zelfs als er sprake zou zijn van betalingsonmacht, dit niet automatisch zou leiden tot toepassing van de hardheidsclausule. De appellante had geen bijkomende omstandigheden aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat de toepassing van de wet in haar geval tot een onbillijke situatie zou leiden. Daarom werd de aanvraag tot toepassing van de hardheidsclausule afgewezen.
Uiteindelijk heeft het hof de curatoren van de instantie ontslagen en de appellante veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, vastgesteld op € 447,00 aan geliquideerd salaris voor de advocaat en € 311,- aan verschotten.