Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant1] ,
[appellant1],
[appellant2],
[appellanten] c.s.,
[de geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
grieven III en Xde juistheid van de onder 3.10 en, bij gebrek aan wetenschap, de onder 3.11 van dat vonnis neergelegde feiten. Daarmee rekening houdend en mede gelet op wat in hoger beroep is komen vast te staan, zijn de feiten als volgt.
[de geïntimeerde] , omdat onder anderen [D] , [E] en [appellanten] c.s. niet aan bemiddeling wilden meewerken. In hun verslag hebben de bemiddelaars vermeld dat het in de kern gaat om een conflict tussen [D] en [appellant1] . De conclusie luidt onder meer:
4.De vorderingen en beoordeling in eerste aanleg
5.De bespreking van de grieven
grief Xleggen [appellanten] c.s. voorts de vinger op het feit dat de kantonrechter ten onrechte in het vonnis, waarvan beroep, informatie heeft opgenomen die afkomstig is uit processtukken van mede-gedaagden en die niet tot het procesdossier van [appellanten] c.s. behoort.
grief XI, waarin [appellanten] c.s. stellen dat de kantonrechter een verrassingsbeslissing heeft genomen omdat hij geen mondelinge behandeling heeft gelast. Nu is gesteld noch gebleken dat [appellanten] c.s. een uitdrukkelijk verzoek om een comparitie of pleidooi hebben gedaan, welk verzoek door de kantonrechter genegeerd zou zijn, is van een verrassingsbeslissing om die reden geen sprake. De kantonrechter is op grond van de huidige wetgeving ook niet gehouden tot het ambtshalve gelasten van een mondelinge behandeling in een dagvaardingszaak.
6.De beslissing
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de
roldatum24 november 2015 waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) vaststelt;